In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een exploitant van een speelautomatenhal, en de burgemeester van de gemeente Apeldoorn. Eiseres had een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal verkregen, maar was ontevreden over de geldigheidsduur van de vergunning, die was vastgesteld op drie jaar. Eiseres stelde dat deze termijn te kort was en verzocht om een verlenging van de vergunning voor een periode van vijftien jaar. De burgemeester had eerder een besluit genomen waarin het bezwaar van eiseres tegen de wijziging van de beleidsregel niet-ontvankelijk werd verklaard en voor het overige ongegrond werd verklaard. Eiseres ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 21 juni 2021 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. Eiseres voerde aan dat de geldigheidsduur van de vergunning in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat er geen deugdelijke belangenafweging had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd waarom de vergunningsduur van drie jaar was vastgesteld en dat er geen zorgvuldig onderzoek was gedaan naar de afschrijvingstermijnen en de economische situatie van eiseres. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester de beleidsregel en het besluit had moeten heroverwegen en vernietigde het bestreden besluit.
De rechtbank heeft bepaald dat de burgemeester een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiseres. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging en de noodzaak voor een deugdelijk onderzoek bij het vaststellen van vergunningsduur.