ECLI:NL:RBDHA:2019:8907
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de vergunningsduur voor exploitatie van speelautomatenhallen in Noordwijk
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 augustus 2019, betreft het een geschil tussen eiseres, een exploitant van een speelautomatenhal, en de burgemeester van Noordwijk over de duur van de verleende exploitatievergunning. Eiseres had een vergunning aangevraagd voor de exploitatie van een speelautomatenhal, maar de vergunning werd voor een periode van vijf jaar verleend, wat eiseres te kort vond om haar investeringen terug te verdienen. Eiseres stelde dat de Speelautomatenhallenverordening van de gemeente Noordwijk, die de vergunningsduur van vijf jaar voorschrijft, niet in overeenstemming is met de realiteit van de kansspelbranche en onvoldoende rekening houdt met de terugverdientijd van investeringen.
De rechtbank oordeelde dat de gemeentelijke regelgever niet voldoende onderzoek had gedaan naar de redelijkheid van de vergunningsduur en dat de belangen van de vergunninghouder niet adequaat waren afgewogen. De rechtbank concludeerde dat de verordening, voor zover deze de vergunningsduur betreft, niet berust op een zorgvuldig onderzoek en een kenbare belangenafweging. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd en werd de burgemeester opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd bepaald dat de burgemeester het griffierecht aan eiseres moest vergoeden en dat de proceskosten voor de rechtbank door de burgemeester moesten worden vergoed.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij het vaststellen van de duur van vergunningen, vooral in het kader van schaarse vergunningen, en de noodzaak voor de regelgever om een deugdelijke motivering te geven voor de gekozen looptijd.