ECLI:NL:RBGEL:2021:3960

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
C/05/389942 / FZ RK 21-1792
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op basisschool

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met haar kinderen naar [plaats 2] en inschrijving op een basisschool aldaar. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de verhuizing noodzakelijk is en heeft de communicatie met de vader niet goed voorbereid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk gezag uitoefenen en dat de belangen van de kinderen voorop staan. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing in het belang van haar relatie met haar nieuwe partner is, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet voldoende is om de verhuizing te rechtvaardigen. De vader heeft verweer gevoerd en betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de kinderen is, vooral voor [kind 1], die in haar vertrouwde omgeving moet blijven. De rechtbank heeft de belangen van de kinderen, de communicatie tussen de ouders en de noodzaak van de verhuizing afgewogen en komt tot de conclusie dat het verzoek van de moeder moet worden afgewezen. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af, inclusief het verzoek tot inschrijving van de kinderen op de nieuwe basisschool.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/389942 / FZ RK 21-1792
Datum uitspraak: 14 juli 2021
beschikking ex artikel 1:253a BW
in de zaak van
[geboorteplaats](hierna: de moeder),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. B.A.T. Brouwer te Apeldoorn ,
tegen
[verweerder](hierna: de vader),
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. N.F.G. de Witte te Apeldoorn .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift ingekomen bij de griffie op 25 juni 2021;
- het verweerschrift ingekomen bij de griffie op 6 juli 2021;
- het F9-formulier ingediend door mr. Brouwer op 6 juli 2021.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling van 8 juli 2021 zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Brouwer;
- de vader, bijgestaan door mr. De Witte;
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
De ouders hebben een affectie relatie gehad. De relatie is in de zomer van 2016 verbroken.
2.2.
Uit de relatie tussen de ouders zijn geboren de minderjarige kinderen:
  • [kind 1], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 1] ;
  • [kind 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [kind 2] .
2.3.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] en [kind 2] .
2.4.
De ouders hebben met elkaar afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . Deze afspraken zijn neergelegd in een ouderschapsplan, dat door de ouders is ondertekend op 24 oktober 2017.
2.5.
De ouders zijn in het ouderschapsplan - onder meer - overeengekomen dat [kind 1] en [kind 2] hun hoofdverblijfplaats bij de moeder hebben. Ook zijn zij een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) overeengekomen.
2.6.
Op 24 juni 2021 heeft er een kort geding-procedure plaatsgevonden. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn vorderingen ingetrokken en heeft de moeder toegezegd niet te verhuizen in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. Partijen zijn via het Uniform Hulpaanbod doorverwezen naar de gemeente [plaats 1] voor het aangaan van een hulpverleningstraject.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De moeder verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, haar alsnog vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen te verhuizen naar [plaats 2] in augustus 2021 en haar vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op RK basisschool “ [naam basisschool] ” te [plaats 2] .
3.2.
De moeder legt aan het verzoek het volgende ten grondslag. De moeder heeft inmiddels ruim een jaar een nieuwe relatie en zij wil graag in de zomervakantie van 2021 met [kind 1] en [kind 2] verhuizen naar [plaats 2] om te gaan samenwonen met haar partner. De moeder was in de veronderstelling dat zij zondermeer kon verhuizen en heeft daarom de vader niet eerst om toestemming gevraagd. Ze heeft [kind 1] en [kind 2] ingeschreven op een school en ze heeft zich niet gerealiseerd dat de vader bezwaar zou hebben tegen de verhuizing. De zorgregeling tussen hem en de kinderen lag al maanden stil en de vader is de afgelopen jaren nauwelijks betrokken geweest bij de opvoeding van [kind 1] en [kind 2] . De moeder is gewend alle beslissingen ten aanzien van de kinderen alleen te nemen. Een verhuizing zal hervatting van de zorgregeling niet in de weg staan. De moeder is bereid de kinderen te halen en te brengen. De verhuizing dient in de zomervakantie plaats te vinden zodat [kind 2] in [plaats 2] naar groep 2 kan gaat en [kind 1] naar groep 7. Het is niet wenselijk om te wachten totdat [kind 1] naar de middelbare school gaat, omdat het dan voor [kind 2] lastiger is om van school te veranderen. Tevens is de moeder van mening dat het in het belang van [kind 1] is dat zij nu al kan wennen in een nieuwe omgeving zodat ze over twee jaar, als naar de middelbare school gaat, al helemaal gewend is. De moeder betwist dat [kind 1] op dit moment niet sterk genoeg in haar schoenen zou staan. De moeder heeft met haar partner gekeken om hem naar [plaats 1] te laten verhuizen, maar dat is niet mogelijk vanwege zijn werk en zijn dochter van vier met wie hij de zorg voor haar deelt met zijn moeder. De moeder is van mening dat zij er recht op heeft om haar leven opnieuw in te richten samen met haar nieuwe partner. Aan de in de rechtspraak ontwikkelde criteria is voldaan en de belangen van de moeder dienen te prevaleren boven die van de vader.
3.3.
De vader voert verweer tegen het verzoek en hij verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de verzoeken van de moeder af te wijzen.
3.4.
De vader is van mening dat het niet in het belang van de kinderen is om nu te verhuizen. Met name voor [kind 1] is dit geen geschikt moment. Zij staat niet sterk in haar schoenen en het is in haar belang om haar school af te maken in haar vertrouwde omgeving met haar familie en vrienden. Tegen de tijd dat zij naar de middelbare school gaat, gaat [kind 2] naar groep vier. Hopelijk is tegen die tijd het contact tussen de ouders verbeterd, zodat een mogelijke verhuizing in goed overleg kan verlopen. De moeder heeft alleen maar zelfbepalend gedrag laten zien en van een goed doordacht plan is geen sprake. De vader is van mening dat de moeder geen belangen c.q. stellingen aanvoert en dat haar belangen onvoldoende of helemaal niet zijn onderbouwd met stukken. Het betreurt de vader dat de moeder [kind 1] en [kind 2] klem zet tussen de ouders. Ze worden gepaaid met spullen, mooie vooruitzichten en nieuwe slaapkamers. De ouders gaan een traject volgen bij Lindenhout en ze hebben zich daar allebei aan gecommitteerd. Het is volgens de vader dan ook van groot belang dat dit traject met voorrang wordt behandeld, gelet op de gewenste verhuizing van de moeder. De moeder dient de positie van de vader in het leven van de kinderen te begrijpen en er moet over en weer meer vertrouwen in elkaar komen.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat het lastig is om tijdens deze mondelinge behandeling te beoordelen wat in het belang van 5 en 10-jarige is. In dit soort zaken waarbij vervangende toestemming verhuizing wordt gevraagd, staan de ouders altijd lijnrecht tegenover elkaar en dat is ingewikkeld. De Raad kan aan de ene kant de standpunten van de moeder volgen, dat het in het belang van [kind 1] is om nu om basisschool te wisselen zodat ze als ze over twee jaar naar de middelbare school gaat helemaal gewend is. Tegelijkertijd volgt de Raad ook de vader dat de wisseling van de basisschool naar de middelbare school een geschikt moment is om te verhuizen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de verhuizing min of meer het beste is voor haar partnerschap met haar nieuwe partner. Maar dat wil uiteraard niet zeggen dat dit ook voor de kinderen het beste is. De Raad vraagt zich af of het voor de nieuwe partner van de moeder geen optie is om naar [plaats 1] te verhuizen. De nieuwe partner deelt de zorg over zijn dochtertje met zijn moeder, maar de Raad kan zich voorstellen dat de moeder deze rol steeds meer overneemt als het dochtertje van haar partner zich aan haar hecht als zijnde opvoeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kan in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag een geschil tussen de ouders hierover op verzoek van de ouders of een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt de beslissing die haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.2.
Bij de beantwoording van de vraag of de moeder toestemming dient te krijgen om met [kind 1] en [kind 2] naar [plaats 2] te verhuizen, dienen alle betrokken belangen in acht genomen te worden. De belangen van de kinderen zijn daarbij een eerste overweging. Dit neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen (Hoge Raad 25 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC5901).
5.3.
Volgens vaste rechtspraak worden door de rechtbank - onder meer - de volgende omstandigheden en belangen meegenomen/afgewogen:
de noodzaak om te verhuizen;
de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
e mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie in overleg;
de rechten van de andere ouder en het kind op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
de frequentie van het contact tussen het kind en de andere ouder voor en na de verhuizing;
de leeftijd van het kind, zijn/haar mening en de mate waarin het kind geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.4.
Als uitgangspunt geldt verder dat een ouder bij wie het kind de hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel de gelegenheid dient te krijgen om met de kinderen elders een gezinsleven en een toekomst op te bouwen indien de omstandigheden van het geval, na een belangenafweging zoals hiervoor genoemd, een dergelijke beslissing ook rechtvaardigen.
5.5.
De rechtbank zal het verzoek van de moeder afwijzen waarbij van alle belangen en factoren die moeten worden meegewogen de onderstaande omstandigheden en belangen doorslaggevend zijn.
a.
de moeder heeft de noodzaak om te verhuizen onvoldoende onderbouwd;
De moeder voert aan dat de verhuizing ervoor zorgt dat zij haar relatie met haar nieuwe partner kan verdiepen. Hoewel dit voorstelbaar is, is de noodzaak hiervan niet gebleken. De relatie is niet van een dusdanig lange duur dat dit de enige logische vervolgstap is. De reisafstand tussen de moeder en haar partner is evenmin onoverkomelijk. Temeer niet omdat bij een verhuizing de moeder alsnog om het weekend de kinderen naar de vader zou moeten brengen. Het belang van de moeder om haar relatie te verdiepen, maakt ook niet dat een verhuizing op dit moment in het belang van belang is van [kind 1] en [kind 2] . De moeder geeft aan dat het belang voor [kind 1] is dat zij nu kan wennen in groep 7 en zo een sociaal netwerk heeft voordat zij naar de middelbare school gaat. Dat kan zo zijn, maar doorgaans is een wisseling van de basisschool naar de middelbare school ook een geschikt moment om te verhuizen en een nieuwe start te maken. Voor beide momenten valt wat te zeggen, waarbij de moeder onvoldoende heeft onderbouwd dat dit voor [kind 1] het enige geschikte moment is. Voor (de reisafstand naar) het werk van de moeder is een verhuizing evenmin noodzakelijk. Dat de partner van de moeder vanwege zijn werk niet kan verhuizen is slechts in beperkte mate onderbouwd en heeft ook tijdens de mondelinge behandeling vragen opgeroepen.
b. de moeder heeft de verhuizing niet voldoende doordacht en voorbereid;
c. de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
De manier waarop de moeder heeft toegewerkt naar de verhuizing verdient zeker niet de schoonheidsprijs. Zij had, alvorens aan de kinderen te vertellen dat ze zouden verhuizen, hierover al veel eerder met de vader in overleg moeten gaan. Ondanks dat ten tijde van het ontstaan van deze plannen de vader op dat moment geen omgang had met [kind 1] en [kind 2] . De ouders zijn gezamenlijk met het gezag belast. Zij hebben in het getekende ouderschapsplan uitdrukkelijk opgenomen dat ze bij een voorgenomen verhuizing met elkaar in overleg zullen treden, en dat een verhuizing de toestemming van de andere ouder behoeft. Dat de moeder kon veronderstellen dat zij niet met de vader in overleg hoefde over een onderwerp dat zo ingrijpend is als een verhuizing valt dan ook niet in te zien. De moeder heeft ook (bij doorvragen tijdens de mondelinge behandeling niet laten zien te hebben nagedacht over de (lange termijn) gevolgen voor het contact tussen de kinderen en de vader en de wijze waarop de verhuizing gecompenseerd kan worden.
Dit brengt de rechtbank tot het meest zwaarwegende onderdeel van de beoordeling van het verzoek, namelijk de verstandhouding en communicatie tussen de ouders.
d. de communicatie tussen de ouders is onvoldoende is om te waarborgen dat een omgangsregeling ook op afstand goed zal doorlopen;
Uit de stukken en mondelinge behandeling is gebleken dat de ouders lijnrecht tegenover elkaar staan. Ook kan geconstateerd worden dat de communicatie tussen ouders verre van goed verloopt en dat (mede daarom) de omgang tussen de vader en de kinderen lange tijd niet goed heeft gelopen. Hiermee is pas sinds kort weer gestart en duidelijk is dat dit direct tot discussie heeft geleid tussen de ouders. Als de communicatie tussen de ouders niet verbeterd, lijkt een stabiele omgangsregeling niet haalbaar. Daarmee zal een verhuizing onvermijdelijk betekenen dat de kinderen niet alleen fysiek maar ook emotioneel nog meer op afstand van de vader komen te staan of dat zij door een verhuizing onder deze omstandigheden juist klem komen te staan tussen de ouders.
Het is voor de kinderen hoopgevend dat de ouders zich tijdens de mondelinge behandeling van het door de vader aangespannen kort geding op 24 juni jl. bereid hebben verklaard via het Uniform Hulpaanbod een ouderschapstraject zoals bijvoorbeeld Ouderschap Blijft te doorlopen. Nu beide ouders zich hebben gecommitteerd aan dit traject, mag van beide ouders ook volledige inzet worden verwacht. Een verhuizing van een ouder naar een andere plaats past niet in dit beeld, temeer niet nu een verhuizing van de moeder met de kinderen kan zorgen voor zowel een praktische als financiële belemmering in dit traject. De rechtbank acht het goed voorstelbaar en spreekt ook de hoop uit dat een goed doorlopen ouderschapstraject maakt dat de ouders gezamenlijk tot een geschikt moment komen voor een verhuizing.
5.5.
De rechtbank zal gelet op vorenstaande het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen afwijzen. Daaruit volgt dat de rechtbank ook het verzoek tot vervangende toestemming voor aanmelding van [kind 1] en [kind 2] voor RK basisschool “ [naam basisschool] ” te [plaats 2] zal afwijzen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst de verzoeken van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.G.J. Post, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.