ECLI:NL:RBGEL:2021:3949
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk en de objectieve rechtvaardiging van onderscheid in arbeidsvoorwaarden
In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 23 juli 2021, staat de vraag centraal of het onderscheid in arbeidsvoorwaarden tussen ambtenaren met een tijdelijke en een vaste aanstelling, zoals vastgelegd in het Besluit bovenwettelijke uitkeringen bij werkloosheid voor de sector Rijk (BBWR), objectief gerechtvaardigd is. Eiser, een ambtenaar met een tijdelijke aanstelling, had verzocht om een aanvullende uitkering op grond van het BBWR, maar zijn aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de brief van de minister van Justitie en Veiligheid van 23 maart 2020, waarin de afwijzing werd medegedeeld, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waartegen bezwaar en beroep openstond.
De rechtbank overweegt dat het BBWR een publiekrechtelijke regeling is die de zorgplicht van de overheidswerkgever voor zijn ambtenaren weerspiegelt. Het onderscheid tussen ambtenaren in vaste en tijdelijke dienst is volgens de rechtbank legitiem, omdat ambtenaren in vaste dienst gerechtvaardigde verwachtingen hebben over de continuïteit van hun dienstverband. De rechtbank concludeert dat het middel om dit onderscheid te maken, namelijk de definitiebepaling van 'betrokkene' in het BBWR, passend en noodzakelijk is om het legitieme doel van de regeling te bereiken. Eiser kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat het onderscheid niet objectief gerechtvaardigd is, en het beroep wordt ongegrond verklaard.
De rechtbank wijst erop dat de minister de vrijheid heeft om ambtenaren in overheidsdienst meer rechten toe te kennen dan wettelijk vereist is. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen bij het maken van onderscheid in arbeidsvoorwaarden en de rol van de overheid als werkgever.