In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Recreatiepark Het Hoefijzer B.V. (eiseres) dat de rechtbank zou verklaren dat zij eigenaar is van een strook grond die door de gedaagde, wonende te [woonplaats], in gebruik is genomen. De gedaagde stelde dat hij eigenaar was geworden van de strook grond door verjaring, zoals bedoeld in artikel 3:99 BW. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde zich sinds 1987 openlijk als eigenaar van de grond had gedragen en dat er geen omstandigheden waren die erop wezen dat hij te kwader trouw handelde. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde door verkrijgende verjaring in 1997 eigenaar was geworden van de strook grond. De primaire vorderingen van Het Hoefijzer werden afgewezen, evenals de subsidiaire vorderingen die gebaseerd waren op onrechtmatige daad. Het Hoefijzer werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 1.167,00 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.