In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, vorderde de besloten vennootschap Holding Maasplassen B.V. in kort geding dat de door de rechtbank benoemde vereffenaar, [gedaagde], zich zou terugtrekken als advocaat van Aqua Terra in een aanhangige procedure. Holding Maasplassen stelde dat [gedaagde] zich niet als advocaat van Aqua Terra had mogen stellen, aangezien hij ook als vereffenaar van Aqua Terra was benoemd. De rechtbank oordeelde dat de vereffenaar, zoals bepaald in artikel 2:23c lid 1 BW, autonomie heeft in zijn handelen en niet gebonden is aan aanwijzingen van voormalige bestuurders of aandeelhouders. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde] bevoegd was om zichzelf als advocaat aan te wijzen en dat zijn handelen niet in strijd was met de belangen van de vennootschap.
De rechtbank weegt mee dat de vorderingen van Holding Maasplassen ongegrond zijn, omdat zij voldoende recht en belang heeft bij haar vordering, maar dat de vereffenaar niet in strijd met zijn taken handelt door als advocaat op te treden. De rechtbank benadrukt dat eventuele schendingen van gedragsregels voor advocaten in een tuchtprocedure aan de orde moeten worden gesteld en niet in het kader van dit kort geding. Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van Holding Maasplassen af en veroordeelt haar in de proceskosten.