ECLI:NL:RBGEL:2021:3640

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
8833369
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding pachtovereenkomst en ontruiming van pachtperceel wegens gewijzigde bestemming tot bedrijventerrein

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, op 7 juli 2021 uitspraak gedaan in een pachtzaak waarbij de ontbinding van een pachtovereenkomst werd gevorderd. De eisende partij, bestaande uit meerdere eisers, heeft de ontbinding van de pachtovereenkomst gevorderd omdat het pachtperceel was bestemd voor bedrijventerrein volgens het bestemmingsplan van de gemeente. De pachtovereenkomst was oorspronkelijk gesloten in februari 2006 en was voor het laatst verlengd tot 1 januari 2021. De eisende partij heeft gesteld dat de bestemming van het perceel in overeenstemming is met het algemeen belang en dat de ontbinding van de overeenkomst noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisende partij de wil heeft geuit om het perceel te bestemmen voor niet-agrarische doeleinden, wat in overeenstemming is met het onherroepelijke bestemmingsplan. De rechtbank heeft de vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst toegewezen en bepaald dat de ontbinding ingaat op 1 september 2021. Tevens is de gedaagde partij veroordeeld om het pachtperceel binnen twaalf weken na betekening van het vonnis te ontruimen, met een dwangsom van € 2.000,00 per dag bij niet-naleving.

Daarnaast heeft de rechtbank drie deskundigen benoemd om de hoogte van de schadeloosstelling te bepalen, aangezien de eisende partij bereid was een schadeloosstelling te betalen, maar partijen geen overeenstemming konden bereiken over het bedrag. De rechtbank heeft een voorschot op de schadeloosstelling vastgesteld op € 662.000,00, dat door de eisende partij aan de gedaagde partij moet worden betaald binnen vier weken na de ontbindingsdatum. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde partij onmiddellijk moet voldoen aan de ontruimingsverplichting, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLANd

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
Pachtkamer
Zaakgegevens : 8833369 CV EXPL 20-3606
Grosse aan : mr. D.M.H.M. van Dijk en mr. A.P.G. Hendrix
Afschrift aan : LDCR en de drie deskundigen
Verzonden d.d. :
vonnis d.d. 7 juli 2021 van de pachtkamer
inzake

1.[eiser 1] ,

wonende te [plaats] ,
2. [eiser 2],
wonende te [plaats] ,
3. [eiser 3],
wonende te [plaats] ,
4. [eiser 4],
wonende te [plaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. D.M.H.M. van Dijk,
en

1.[gedaagde 1] ,

gevestigd te [plaats] ,
2. [gedaagde 2],
wonende te [plaats] ,
3. [gedaagde 3],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. A.P.G. Hendrix.
Partijen worden hierna aangeduid als [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] en [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] (beiden meervoud).

1.Het verdere procesverloop

Dit blijkt uit:
- het vonnis d.d. 13 januari 2021 van de pachtkamer;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de op 3 mei 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
In februari 2006 is tussen wijlen [naam 1] en [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] een schriftelijke pachtovereenkomst gesloten voor een deel van het aan haar eigendom toebehorende perceel, thans kadastraal bekend gemeente [plaats] , [nummer] , en in totaal groot 16.99.30 hectare. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] zijn de huidige eigenaars van dat kadastrale perceel en daarvan is in totaal 10 hectare verpacht aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] (hierna: het pachtperceel). De desbetreffende pachtovereenkomst is voor het laatst van rechtswege verlengd met ingang van 1 januari 2015 tot 1 januari 2021.
2.2
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] exploiteren op het pachtperceel een laanboomteeltonderneming met bomen op eigen wortel. De teeltcyclus beslaat vijf jaar. Jaarlijks worden verspreid over het pachtperceel twee hectares aan bomen gerooid in de periode september tot januari. In april worden de vrijgekomen hectares opnieuw ingeplant met stekken die elders in de kas zijn opgekweekt.
2.3
Het pachtperceel is gelegen binnen het bestemmingsplan [naam 2] van de gemeente [plaats] . De gemeenteraad heeft dit bestemmingsplan vastgesteld in januari 2010. In het bestemmingsplan is het pachtperceel bestemd tot bedrijventerrein.
2.4
In een brief van 10 december 2018 heeft [naam 3] , namens [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] onder meer aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] geschreven:
“(…)
Op 11 juli 2017 en 14 september 2017 heb ik u uitgebreid gesproken over het voornemen de pacht op te zeggen in verband met de gewijzigde bestemming voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden. U heeft mij verzocht een concreet voorstel op schrift te stellen en aan u voor te leggen. Aan dat verzoek is bij brief van 9 oktober 2017 gevolg gegeven.
(…)
Gelet op alle in het geding zijnde belangen alsmede gelet op het uitblijven van een inhoudelijke reactie van uw zijde tot dusver bericht ik u namens de [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] dat zij de pacht van het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats] [nummer] ter grootte van 10 ha, tegen het einde van de wettelijke termijn, derhalve tegen 1 januari 2021 opzeggen vanwege de bestemming voor niet-agrarische doeleinden. (…)
Van u verwachten wij dat u als – goed pachter – de schade zoveel mogelijk zult beperken. Wij verzoeken u bij de exploitatie zoveel als mogelijk rekening te houden met de einddatum van 1 januari 2021.
(…)”.
2.5
In een brief van 29 september 2020 heeft de gemachtigde van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] geschreven:
“(…)
Namens cliënten doe ik u een laatste voorstel met als doel tot minnelijke pachtbeëindiging te komen. Dat voorstel luidt als volgt:
Verpachter en pachters sluiten een pachtbeëindigingsovereenkomst met ingang van 1 januari 2021. Cliënten bieden u een schadeloosstelling aan van € 580.000,-. (…)
Op uiterlijk 1 januari 2021 levert u het gepachte vrij en ontruimd aan cliënte op. De schadeloosstelling zal worden betaald op uiterlijk 15 januari 2021. Dit voorstel dient als één geheel te worden beschouwd, waarvan niet een gedeelte kan worden aanvaard en een gedeelte verworpen.
Namens cliënten verzoek ik u mij binnen twee weken na dagtekening van deze brief schriftelijk of per e-mail te laten weten, of u met dit voorstel instemt. Indien ik binnen die termijn geen of een afwijzende reactie van u ontvang, acht ik mij vrij zonder nadere aankondiging, tussenkomst van de pachtkamer van de bevoegde rechtbank te vragen. De in te stellen vordering is erop gericht dat krachtens een rechterlijke uitspraak de overeenkomst zal eindigen en u wordt veroordeeld het gepachte te ontruimen, zulks onder toekenning van een door de rechtbank te bepalen schadeloosstelling.”

3.De vordering en het verweer

In conventie
3.1
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] vorderen – na vermindering van eis – dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de tussen partijen geldende pachtovereenkomst met betrekking tot het pachtperceel zal worden ontbonden;
b. [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] zullen worden veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het te wijzen vonnis het pachtperceel te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 voor iedere dag dat zij met de uitvoering van het vonnis in gebreke blijven;
c. alles kosten rechtens.
3.2
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] leggen daaraan, gelet op voormelde feiten, het volgende ten grondslag.
Zij hebben de wil het verpachte te bestemmen tot bedrijventerrein. Die bestemming is in overeenstemming met het algemeen belang, nu deze in overeenstemming is met een onherroepelijk bestemmingsplan. Zij vorderen daarom ontbinding van de tussen partijen bestaande pachtovereenkomst met toepassing van het eerste lid van artikel 7:377 BW. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] zijn bereid aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] een schadeloosstelling te bepalen als bedoeld in lid 3 van voormeld artikel, maar partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen.
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben groot belang bij ontbinding van de pachtovereenkomst op korte termijn. In 2016 is gestart met de daadwerkelijk aanleg van het bedrijvenpark en inmiddels is het merendeel van de uitgeefbare gronden uitgegeven. Een tweede herziening van het exploitatieplan is in procedure gebracht, waarmee het mogelijk wordt om de gronden in fase 3, waarvan het pachtperceel deel uitmaakt, versneld uit te geven.
Indien de ontbindingsvordering wordt toegewezen, maar geen overeenstemming wordt bereikt over de hoogte van de schadeloosstelling, verzoeken [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] om dezelfde procedurele regels te hanteren als in onteigeningszaken gebruikelijk is.
In reconventie
3.3
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] vorderen dat [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] zullen worden gelast om zakelijk en te goeder trouw naar redelijkheid en billijkheid verkooponderhandelingen met hen zullen openen op basis van een door beide partijen uit te laten brengen onafhankelijke taxatie met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de financiële belangen van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] en de bedrijfscontinuïteit van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] , ten einde te pogen overeenstemming te bereiken en een aldus te bereiken overeenstemming schriftelijk vast te leggen en ten blijke van overeenstemming te ondertekenen en paraferen en vervolgens na te komen.
3.4
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] leggen daaraan het volgende ten grondslag.
Het belang van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] ligt niet in het daadwerkelijk laten realiseren van de bestemming, maar in verkoop. In het kader van de aan [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] bekende bedrijfsbelangen van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] alsmede gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval is het de plicht voor [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] om eerst van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] in onderhandeling te gaan en het pachtperceel aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] te koop aan te bieden.
Voor [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] heeft dit als voordeel dat zij zelf kunnen beginnen met het omzien naar geschikte vervangende teeltgrond, die alvorens daadwerkelijk in gebruik genomen kan worden, eerst teeltgeschikt gemaakt moet worden. Dit bevordert een vloeiende overgang van de teelt naar elders waardoor de continuïteit van de onderneming van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] gewaarborgd is.
In conventie en in reconventie voorts
3.5
Partijen hebben over en weer verweer gevoerd tegen de wederzijdse vorderingen en geconcludeerd tot afwijzing daarvan. De inhoud van de verweren verweer zal hieronder waar nodig aan de orde komen.

4.De beoordeling

In conventie
4.1
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben aan hun vordering het bepaalde in artikel 7:377 lid 1 BW ten grondslag gelegd. Dit wetsartikel luidt als volgt:
“1. Indien de verpachter het verpachte of een gedeelte daarvan wil bestemmen voor niet tot de landbouw betrekkelijke doeleinden, en die bestemming in overeenstemming is met het algemeen belang, ontbindt de rechter op vordering van de verpachter de pachtovereenkomst geheel of ten dele met ingang van een bij de uitspraak te bepalen dag. De voorgenomen bestemming wordt geacht in overeenstemming met het algemeen belang te zijn, indien zij in overeenstemming is met een onherroepelijk bestemmingsplan.”
4.2
Vaststaat dat het pachtperceel is gelegen in het bestemmingsplan [naam 2] . [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben gesteld dat dit bestemmingsplan op 1 maart 2012 onherroepelijk is geworden. In dat geval is de laatste zin van voormeld wetsartikel van toepassing. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben de wil geuit het pachtperceel te bestemmen als bedrijventerrein, hetgeen overeenkomt met de bestemming in het bestemmingsplan. De vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst is aldus terecht ingesteld en toewijsbaar.
4.3
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] hebben in hun verweer gesteld dat het niet alleen de vraag is of er een bestemmingsplan is, maar ook of uit een (gekoppeld) exploitatieplan nog een belemmering of voorwaarde bestaat, waardoor het (nog) niet uitvoerbaar is. Dat standpunt wordt door de pachtkamer echter niet gevolgd. Uit de wettekst blijkt dat het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan doorslaggevend is. Bovendien zijn de beoogde plannen voldoende concreet en de bestemming is in overeenstemming met het algemeen belang, ook al omdat uit de stukken onweersproken blijkt dat het pachtperceel gelegen is tussen andere, tot bedrijventerrein bestemde percelen. Of al die percelen al in eigendom zijn overgedragen aan de derde die het bedrijventerrein ontwikkeld, is daartoe niet doorslaggevend. Een eventueel probleem bij de uitvoerbaarheid van een exploitatieplan vormt ook geen beletsel voor de toewijsbaarheid van de ontbinding, maar zal mogelijk een rol kunnen spelen bij een daaraan gekoppelde tegenprestatie.
Overigens is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat over het herziene exploitatieplan in de raadsvergadering van 21 mei 2021 een raadsbesluit zou worden genomen. De herziening van het exploitatieplan blijkt bovendien te zijn ingegeven door wens tot een versnelde uitvoering van de ontwikkeling van het plan. Het herziene exploitatieplan sluit daarmee aan bij de wil van de [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] .
4.4
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] hebben verder gesteld dat tussen de pachtopzegging (2018) en de dagvaarding geen inhoudelijk overleg gericht op minnelijke beëindiging tussen partijen heeft plaatsgevonden. Artikel 17 Onteigeningwet (hierna: Ow) is naar analogie op artikel 7:377 BW van toepassing. Door het niet voldoen aan de onderhandelingsplicht ingevolge artikel 17 Ow, kan de vordering in conventie al niet worden toegewezen, aldus [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] .
4.5
Daargelaten of sprake was van een onderhandelingsplicht, blijkt onder meer uit het door [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] overgelegde logboek dat in de periode 2013 tot aan de dagvaarding meermalen contact is geweest tussen partijen over de beëindiging van de pachtovereenkomst en het betalen van een schadeloosstelling. Dat dit niet heeft geleid tot overeenstemming tussen partijen, betekent niet dat er geen serieuze pogingen zijn ondernomen. Ook dit verweer van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] kan niet aan de vordering in de weg staan.
4.6
Het voorgaande betekent dat de vordering tot ontbinding zal worden toegewezen.
De datum van ontbinding zal worden bepaald op 1 september 2021. Daarvoor is onder meer van belang dat [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] reeds geruime tijd bekend zijn met de onderhavige vordering – de dagvaarding is van 19 oktober 2020 – en dat per die datum voor hen het rooiseizoen is aangebroken. Het belang van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] bij een ontbinding op afzienbare termijn dient in dit geval te prevaleren boven het belang van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] bij het voortzetten van hun onderneming op de pachtgrond.
4.7
Ook de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen. Omdat [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] geen afzonderlijk verweer hebben gevoerd tegen de ontruimingstermijn zal deze nader worden bepaald op een termijn die de pachtkamer in dit geval redelijk voorkomt en wel op twaalf weken. De gevorderde dwangsom zal eveneens worden toegewezen, in die zin dat daaraan een maximum zal worden verbonden van € 200.000,00.
4.8
Op grond van de verdere bepalingen van artikel 7:377 BW komt in het geval van ontbinding aan de pachter een schadeloosstelling toe.
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben zich bereid verklaard tot het betalen van een dergelijke schadeloosstelling, maar partijen hebben over de hoogte daarvan tot op heden geen overeenstemming bereikt. [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben verzocht om in dat geval dezelfde procedurele regels te hanteren als die in onteigeningszaken gebruikelijk zijn, in die zin dat de ontbinding wordt toegewezen onder vaststelling van een te betalen voorschot en dat verder wordt geprocedeerd over de hoogte van de schadeloosstelling.
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] hebben zich tegen deze gang van zaken verzet, stellende dat artikel 7:377 BW alleen voorziet in een ontbinding met gelijktijdige vaststelling van de schadeloosstelling. De pachtkamer volgt [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] in die stelling voor zover het de vaststelling van de verplichting tot schadeloosstelling betreft. Dat ook de hoogte van de schadeloosstelling gelijktijdig moet worden vastgesteld, volgt niet uit voormeld wetsartikel. Bovendien blijkt uit de stukken dat de hoogte van schade in dit geval niet eenvoudig is vast te stellen. Daarvoor zal verder onderzoek door ter zake deskundigen nodig zijn, hetgeen ook al tijdens de mondelinge behandeling met partijen is besproken. Gelet op het belang van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] bij een ontbinding op redelijke termijn en hun aanbod om een redelijk voorschot op de schadeloosstelling te betalen, ziet de pachtkamer daarom voldoende aanleiding om de gang van zaken conform de Onteigeningswet te volgen.
4.9
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben voor de vaststelling van de schadeloosstelling een rapport d.d. 21 januari 2021 van de heren [naam en naam] overgelegd, waarin de schadeloosstelling is berekend op een bedrag van € 662.000,00. Zij hebben aangeboden dit bedrag als voorschot aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] te betalen.
4.1
[eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] hebben dit rapport overgelegd als productie bij de conclusie van antwoord in reconventie. Gebleken is dat hun gemachtigde deze conclusie met producties per post aan de gemachtigde van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] heeft gestuurd. Tegenwoordig is echter gebruikelijk om, gezien de korte termijn voor een zitting, om een dergelijke conclusie ook per e-mail naar de gemachtigde van de wederpartij te sturen, met name indien daarbij uitgebreide producties zijn gevoegd zoals in dit geval. De gemachtigde van [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] heeft van deze mogelijkheid echter geen gebruik gemaakt. Gelet daarop wordt aanleiding gevonden om [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] nog in de gelegenheid te stellen om bij akte te reageren op de producties bij de conclusie van antwoord in reconventie, voordat de hoogte van het voorschot wordt vastgesteld.
4.11
De hoogte van de definitieve schadeloosstelling zal moeten worden bepaald door een commissie van drie deskundigen. Zoals tijdens de mondelinge behandeling besproken, zal de pachtkamer zich daartoe wenden tot deskundigen die ook werkzaamheden verrichten voor de onteigeningskamer van deze rechtbank. Waar nodig zal deze commissie ter zake van de specifieke laanboomteelt zich nog nader kunnen laten voorlichten door een andere deskundige.
In de Onteigeningswet is bepaald dat aan de deskundigen de opdracht wordt gegeven om de schadeloosstelling te begroten. Deze opdracht wordt op geen enkele wijze ingekaderd. Dat laatste is ook logisch omdat het juist aan deze deskundigen is om te beoordelen op welke wijze in het betrokken geval op de beste manier de schadeloosstelling kan worden begroot. Het is daarbij de bedoeling dat deskundigen in vrijheid tot hun advies komen, zonder dat zij door de rechtbank worden beperkt door vragen. De pachtkamer sluit zich in dit geval aan bij het systeem van de Onteigeningswet. Zij zal daarom slechts een open opdracht aan de deskundigen geven en ziet geen reden om die opdracht in te perken.
4.12
Desgevraagd hebben de heren mr. H.J.A. van Hoogmoed, J. Naus en P. Schalk verklaard bereid te zijn gezamenlijk als deskundigen in deze zaak op te treden en voldoende vrij te staan ten opzichte van partijen. Omdat [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] de schadeloosstelling moeten betalen, zijn zij ook aansprakelijk voor de kosten ter vaststelling van die schade. Het door de deskundigen begrote voorschot ad € 34.152,25 inclusief BTW zal daarom door hen moeten worden voldaan. Bij de begroting van dit voorschot zijn de deskundigen er vanuit gegaan dat een voldoende opnamelijst/voorraadlijst voorhanden is. Mocht een dergelijke lijst niet voorhanden zijn, dan zullen de deskundigen extra kosten moeten maken op de opstanden zelf in kaart te brengen en partijen dienen er rekening mee te houden dat over (een voorschot voor) dergelijke extra kosten op een later moment een afzonderlijke beslissing kan worden gegeven.
4.13
Dit vonnis zal ten aanzien van de ontbinding en de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.14
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4.15
Verder wordt in dit stadium nog het volgende opgemerkt.
[gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] heeft verzocht om appel tegen dit tussenvonnis toe te staan.
In artikel 337 Rv is bepaald dat van vonnissen waarbij een voorlopige voorziening wordt getroffen of geweigerd, hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen. Van andere vonnissen kan hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald.
In dit geval is weliswaar sprake van een tussenvonnis, maar is ten aanzien van de beoordeling omtrent de ontbinding van de pachtovereenkomst en de ontruiming van het pachtperceel sprake van een eindbeslissing. Op die onderdelen is dus sprake van een eindoordeel, waartegen hoger beroep mogelijk is .
In reconventie
4.16
Uit de overwegingen in conventie volgt dat de vordering in reconventie behoort te worden afgewezen.
4.17
Gelet op de omstandigheden van het geval, waaronder de samenhang van de vordering in reconventie met de vordering in conventie, zijn er termen aanwezig om de proceskosten in reconventie te compenseren zoals hierna vermeld.

5.Beslissing

De pachtkamer:
In conventie
5.1
ontbindt de tussen [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] als verpachter en [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] als pachter geldende pachtovereenkomst met betrekking tot het pachtperceel, zijnde een gedeelte ter grootte van 10 hectare van het perceel, thans kadastraal bekend gemeente [plaats] , [nummer] , (totaal 16.99.30 hectare) met ingang van 1 september 2021;
5.2
veroordeelt [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] om binnen twaalf weken na betekening van dit vonnis, welke betekening niet eerder kan plaatsvinden dan na de genoemde ontbindingsdatum, het pachtperceel te ontruimen en ontruimd te houden, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 2.000,00 voor iedere dag dat zij met de uitvoering van het vonnis in gebreke blijven, tot een maximum van € 200.000,00;
5.3
bepaalt het door [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] te betalen voorschot op de schadeloosstelling op € 662.000,00 en veroordeelt [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] dit bedrag aan [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] te voldoen binnen vier weken na de genoemde ontbindingsdatum;
5.4
benoemt tot deskundigen om de schade te begroten die als gevolg van de ontbinding van de pachtovereenkomst aan de zijde van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] zal ontstaan:
a. Mr. H.J.A. van Hoogmoed (voorzitter)
Bedrijfsnaam: Hoogstate Taxateurs o/z en Rentmeesters
[postadres]
[telefoonnummer]
[e-mailadres] ;
b. Mr. ing. J.M. Naus
Bedrijfsnaam: VLNN Rentmeesters
[postadres]
[telefoonnummer]
[e-mailadres] ;
c. Ing. P. Schalk
Bedrijfsnaam: Schalk Linde10
[postadres]
[telefoonnummer]
[e-mailadres] ;
5.5.1
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis alsmede de overige processtukken aan de deskundigen zal toezenden en bepaalt voorts dat beide partijen overigens op verzoek van de deskundigen alle stukken aan hen overhandigen die zij nodig hebben ter verrichting van het onderzoek, partijen de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek;
5.5.2
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundigen vast op het door de deskundigen begrote bedrag van € 34.152,25 inclusief 21% BTW, welk bedrag binnen twee weken na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak door [eisende partij in conventie/verwerende partij in reconventie] moet worden voldaan aan de griffier;
5.5.3
bepaalt dat:
- de griffier onmiddellijk na betaling van het gehele voorschot de deskundigen hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundigen pas dan met het onderzoek dienen te beginnen;
- de deskundigen het onderzoek onmiddellijk dienen te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn;
5.5.4
bepaalt dat de deskundigen zich met vragen over het onderzoek kunnen wenden tot
de griffie van de Rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Zutphen, onder meer door gebruikmaking van het e-mailadres:
griffie.ktg.rb-gel.zutphen@rechtspraak.nl. De deskundigen dienen voor aanvang van het onderzoek kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te vinden op
www.rechtspraak.nlof desgevraagd te verkrijgen bij de griffie);
5.5.5
bepaalt dat:
- de plaats en de tijd waar en wanneer de deskundigen tot het onderzoek zullen overgaan, zullen worden vastgesteld door de deskundigen in overleg met (de raadslieden van) partijen;
- de deskundigen partijen bij een onderzoek van het object ter plaatse gelegenheid dienen te bieden dit onderzoek bij te wonen; indien slechts één partij, althans niet alle partijen, bij het onderzoek van objecten ter plaatse aanwezig is of zijn, de deskundigen dit onderzoek niet mogen uitvoeren, tenzij alle partijen zijn uitgenodigd om bij dat onderzoek aanwezig te zijn, en dat uit het rapport moet blijken dat hieraan is voldaan;
5.5.6
bepaalt dat:
- de deskundigen bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het schriftelijk bericht moeten doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken en hoe de deskundigen hierop hebben gereageerd;
- uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundigen is gebaseerd;
- de deskundigen een concept van het rapport aan partijen moeten toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundigen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundigen in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moeten vermelden;
- partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundigen nadat dit door de deskundigen aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundigen geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
5.5.7
bepaalt dat de deskundigen het schriftelijk en ondertekend bericht zullen inleveren ter griffie van deze rechtbank uiterlijk op
woensdag 17 november 2021;
5.5.8
bepaalt dat de deskundigen tegelijk met dit schriftelijk bericht een gespecificeerde declaratie ter griffie zullen indienen onder vermelding van het zaak- en rolnummer;
5.5.9
verwijst de zaak voor het overige, er vanuit gaande dat het deskundigenbericht op
24 november 2021 gereed zal zijn, naar de rolzitting van
woensdag 15 december 2021voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen;
5.5.10
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
- indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
- na (eerdere) ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na
deskundigenbericht aan de zijde van beide partijen op een termijn van vier weken;
5.6
verklaart dit vonnis ten aanzien van de ontbinding en de ontruiming uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
houdt iedere verdere beslissing aan;
In reconventie
5.8
wijst de vordering van [gedaagde partij in conventie/eisende partij in reconventie] af;
5.9
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, samengesteld uit mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter-voorzitter en de heren H.J.G. van Herwijnen en mr. A.W. van Engen, leden, en door mr. M.C.J. Heessels in het openbaar uitgesproken op woensdag 7 juli 2021, in tegenwoordigheid van de griffier.
jse