ECLI:NL:RBGEL:2021:3586

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 juli 2021
Publicatiedatum
9 juli 2021
Zaaknummer
C/05/388543 / KG ZA 21-173
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Goederenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bekrachtiging van levering woning in kort geding met erfgenaam als partij

In deze zaak vorderden eisers, [eisers], in kort geding de bekrachtiging van de levering van een woning die eerder was verkocht door de overleden vader van gedaagde, [gedaagde]. De koopovereenkomst was gesloten op 9 augustus 2016, maar gedaagde betwistte de geldigheid ervan, stellende dat haar vader, [naam 3], niet volledig beschikkingsbevoegd was en dat de overeenkomst nietig was. De rechtbank Gelderland oordeelde dat gedaagde als erfgenaam van [naam 3] gebonden was aan de koopovereenkomst en dat de levering van de woning rechtsgeldig was. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang voor eisers, aangezien zij de koopprijs al hadden voldaan en de eigenaarslasten betaalden, terwijl zij geen toegang tot de woning hadden. De rechtbank wees de vorderingen van eisers toe, inclusief de verplichting voor gedaagde om binnen vijftien dagen medewerking te verlenen aan de notariële akte tot bekrachtiging van de levering van de woning. Tevens werd bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de medewerking van gedaagde indien zij deze weigert. Gedaagde werd ook veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen vijftien dagen na betekening van het vonnis, met machtiging voor eisers om dit desnoods met behulp van de sterke arm te doen. De proceskosten werden aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/388543 / KG ZA 21-173
Vonnis in kort geding van 9 juli 2021
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. A.E. Klomp te Nijmegen,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.M. van Ophuizen te Ochten.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juni 2021 met producties 1 tot en met 13
  • de brief van 24 juni 2021 van de zijde van [gedaagde] met bijgevoegd producties 1 tot en met 7
  • de brief van 24 juni 2021 van de zijde van [eisers] met bijgevoegd productie 14
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van [eisers]
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] is eigenaar van de woning aan de [adres] .
2.2.
[gedaagde] is de dochter en enig erfgenaam van de heer [gedaagde] (hierna: [naam 3] ) en mevrouw [naam] (hierna: [naam] ). [naam] is in 1998 overleden. Tot de huwelijksgoederengemeenschap van [naam 3] en [naam] behoorde de woning aan de [adres] (hierna: de woning), gelegen aan de achterzijde van de woning van [eisers]
2.3.
[gedaagde] heeft na het overlijden van [naam] blijkens een op 28 september 1998 gedateerde verklaring van erfrecht, opgesteld door [naam 2] , notaris te [vestigingsplaats], aanspraak gemaakt op haar legitieme portie ter grootte van 1/4e deel van de nalatenschap van [naam] , zijnde 1/8e deel van de huwelijksgoederengemeenschap.
2.4.
Bij brief van 23 oktober 2007 heeft het Kenniscentrum Geriatrie Geheugendagcentrum van het Universitair Medisch Centrum te Nijmegen aan de huisarts van [naam 3] onder meer het volgende laten weten:
‘(…)
Onderwerp Dhr. [naam 3] (…)
Bovengenoemde patiënt zagen wij op 14-09-2007 op het Geheugendagcentrum van de polikliniek Geriatrie voor analyse van geheugenklachten. In aanvulling op ons schrijven d.d. 21-09-2007 berichten wij u over de resultaten van de aanvullende onderzoeken die zijn verricht.
AANVULLEND ONDERZOEK
MRI-cerebrum:milde gegeneraliseerde atrofie. Hippocampus atrofie graad 1. Enige periventriculaire leukoaraiose, diffuus enig witte stofafwijkingen.
Neuropsychologisch onderzoek: geen aanwijzingen voor evidente cognitieve stoornissen. Geen aanwijzingen voor een geheugenstoornis. Cues helpen bij het opdiepen van informatie. Geen woordvindstoornissen geobjectiveerd. Geen aanwijzingen voor MCI of dementie, eerder persoonlijkheidstrekken in combinatie met een laag intellectueel uitgangsniveau.
Consult ergotherapeut:geen duidelijke stoornissen in planning en overzicht. Handelen is voldoende doelgericht en overzicht wordt behouden bij complexe dubbeltaak. Mogelijk zijn er in de thuissituatie meer afleidende factoren. Geen aanwijzingen voor cognitieve stoornissen.
2.5.
De woning is in opdracht van [naam 3] op 24 maart 2016 getaxeerd. In het op 31 maart 2016 gedateerde taxatierapport is de woning gewaardeerd op een marktwaarde van € 225.000,00.
2.6.
Bij koopovereenkomst van 9 augustus 2016 heeft [naam 3] de woning aan [eisers] verkocht voor een bedrag van € 200.000,00 (hierna: de koopovereenkomst). De koopovereenkomst is opgemaakt door notaris D.L. [naam 8] uit [vestigingsplaats] (hierna: de notaris). De koopovereenkomst bevat, voor zover thans van belang, de volgende bepalingen:
‘(…)
Feitelijke levering, staat van het verkochte
Artikel 5
(…)
3. De verkoper krijgt het persoonlijk recht van gebruik van het verkochte, onder de volgende bepalingen:
(…)
b. De verkoper hoeft voor het gebruik geen vergoeding te betalen.
c. De kosten voor nutsvoorzieningen en belastingen die ten laste van gebruikers worden geheven, komen voor rekening van de verkoper. Alle kosten van onderhoud en de belastingen die ten laste van eigenaren worden geheven, komen voor rekening van de koper.
d. De koper zal aan de verkoper de zorg verlenen die van goede buren verwacht mag worden.
e. Het recht van gebruik zal eindigen bij overlijden van de verkoper, metterwoon verlaten van het verkochte door de verkoper, alsmede zodra voortgezet gebruik redelijkerwijs niet langer mogelijk is, mede gezien de gezondheidstoestand van de verkoper.
f. Na het overlijden van de verkoper zal de woning ontruimd worden opgeleverd binnen twee maanden na dit overlijden. (…)
4. De feitelijke levering van het verkochte zal geschieden bij de ondertekening van de notariële akte van levering.
(…)’
2.7.
De woning is bij notariële akte van 13 september 2016 aan [eisers] geleverd. Voorafgaand aan de levering heeft [eisers] de koopsom voor de woning en de kosten koper op de kwaliteitsrekening van de notaris voldaan. De notaris heeft de koopsom vervolgens aan [naam 3] overgemaakt.
2.8.
De woning staat sinds 14 september 2016 op naam van [eisers] in de openbare registers van het kadaster.
2.9.
[naam 3] is op 22 februari 2021 overleden. Hij is tot aan zijn overlijden in de woning blijven wonen.
2.10.
Blijkens een op 18 maart 2021 gedateerde verklaring van erfrecht, opgesteld door mr. [naam 4] , notaris te Tiel, is [gedaagde] enig en algeheel erfgenaam van [naam 3] en heeft zij de nalatenschap zuiver aanvaard.
2.11.
Bij brief van 12 april 2021 heeft [gedaagde] aan [eisers] bericht dat [eisers] vooralsnog geen recht heeft om de woning te betreden nu er een ontruimingstermijn geldt van twee maanden na het overlijden van [naam 3] . Voorts stelt [gedaagde] dat [eisers] herhaaldelijk huisvredebreuk heeft gepleegd door de woning vooruitlopend op de ontruiming te betreden. Tot slot verzoekt [gedaagde] [eisers] een hangslot te verwijderen en verwijderd te houden en zij laat weten te kunnen instemmen met het voorstel van [eisers] om op 22 april 2021 een ronde door de woning te maken in verband met de overeengekomen ontruiming. In reactie hierop heeft [eisers] bij brief van 13 april 2021 onder meer aan [gedaagde] geschreven dat hij de woning niet (voortijdig) heeft betreden.
2.12.
Bij brief van 19 april 2021 heeft [gedaagde] aan [eisers] laten weten dat bij nadere bestudering van het dossier is gebleken dat de overdracht van de woning niet aan de wettelijke vereisten voldoet en daarom nietig is nu [naam 3] alleen samen met [gedaagde] bevoegd was de woning te vervreemden. Volgens [gedaagde] is de koopovereenkomst bovendien vernietigbaar omdat [naam 3] wilsonbekwaam was ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst dan wel omdat [eisers] misbruik heeft gemaakt van omstandigheden. [gedaagde] heeft [eisers] in de brief verder gesommeerd zijn medewerking te verlenen aan het herstel van de rechtspositie van [gedaagde] met betrekking tot de woning in de openbare registers.
2.13.
In reactie hierop heeft [eisers] bij brief van 12 mei 2021 samengevat aan [gedaagde] bericht dat de koopovereenkomst niet nietig of vernietigbaar is en [gedaagde] als erfgenaam van [naam 3] treedt in de rechten en plichten van [naam 3] zodat zij gehouden is koopovereenkomst tussen [eisers] en [naam 3] na te komen. [eisers] heeft [gedaagde] voorts verzocht dan wel gesommeerd om binnen vijf werkdagen schriftelijk te bevestigen dat zij op eerste afroep verschijnt op het kantoor van de notaris om medewerking te verlenen aan de bekrachtiging van de levering van de woning aan [eisers] met terugwerkende kracht tot 13 september 2016.
2.14.
Bij brief van 26 mei 2021 heeft [gedaagde] aan [eisers] laten weten niet bereid te zijn mee te werken aan de bekrachtiging van de levering en opgemerkt dat zij de notaris bij brief van 19 april 2021 aansprakelijk heeft gesteld voor de gevolgen van de door de notaris gemaakte beroepsfout ter zake de verkoop en levering van de woning.
2.15.
Bij de stukken in dit geding bevindt zich een chronologisch overzicht van de medische voorgeschiedenis van [naam 3] vanaf begin 2004 en medicatieoverzicht van [naam 3] vanaf medio 2016.
2.16.
In het dossier bevinden zich tevens verklaringen van [gedaagde] , de heer [naam 5] , de familie [naam 6] en de heer [naam 7] omtrent onder meer het verleden en de persoon van [naam 3] en de situatie rondom de verkoop van de woning aan [eisers]

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert, na vermeerdering van eis ter zitting, bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 15 dagen na betekening van dit vonnis te verschijnen op het kantoor van notaris [naam 8] te [vestigingsplaats] en medewerking te verlenen aan de notariële akte tot bekrachtiging van de levering van de woning aan [eisers] met terugwerkende kracht tot 13 september 2016 en te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte tot bekrachtiging indien [gedaagde] haar medewerking weigert, althans voor zover de voorzieningenrechter niet bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de notariële akte tot bekrachtiging indien [gedaagde] haar medewerking weigert, zulks onder verbeurte van een dwangsom;
II. [gedaagde] te veroordelen de woning binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis geheel leeg en ontruimd (met uitzondering van de goederen die in eigendom toebehoren aan [eisers] ) en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking van [eisers] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en te ontruimen, met machtiging van [eisers] om, indien [gedaagde] niet binnen die termijn aan het vonnis voldoet en met de ontruiming in gebreke blijft, deze zelf te doen uitvoeren, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie, op kosten van [gedaagde] en [gedaagde] te veroordelen deze kosten op vertoon van de daatoe benodigde bescheiden aan [eisers] te voldoen;
subsidiair
III. [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eisers] te betalen een bedrag van € 200.000,00 op grond van onverschuldigde betaling vanwege de ten onrechte betaalde koopsom voor de woning, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
primair en subsidiair
IV. een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren en die in het belang is van [eisers] ;
V. [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eisers] in de (na)kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Heeft [eisers] een spoedeisend belang?

4.1.
[gedaagde] betwist allereerst dat [eisers] spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Hierin kan [gedaagde] niet worden gevolgd. Vast staat dat [eisers] thans niet over de woning kan beschikken terwijl hij de koopprijs voor de woning reeds heeft voldaan en (in ieder geval) de eigenaarslasten voor de woning betaalt. Indien geoordeeld zou worden dat tussen [eisers] en [naam 3] een rechtsgeldige koopovereenkomst tot stand is gekomen en [eisers] van [gedaagde] nakoming van deze koopovereenkomst kan verlangen, heeft [eisers] dan ook recht en belang bij zijn vorderingen in dit kort geding. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is dan ook met de aard van het gevorderde en het daaraan ten grondslag gelegde het spoedeisend belang bij de vorderingen van [eisers] gegeven.
Leent de vordering van [eisers] zich voor behandeling in kort geding?
4.2.
[gedaagde] voert voorts kortgezegd aan dat de vorderingen van [eisers] zich niet lenen voor behandeling in kort geding omdat toewijzing van die vorderingen zou leiden tot een declaratoir dan wel constitutief vonnis. Gelet op de stellingen van partijen over en weer ligt in dit kort geding de vraag voor of de koopovereenkomst tussen [eisers] en [naam 3] rechtsgeldig is en of [gedaagde] thans gehouden kan worden uitvoering te geven aan die koopovereenkomst door mee te werken aan de (rechtsgeldige) levering van de woning aan [eisers] Anders dan [gedaagde] stelt kan binnen het bestek van dit kort geding worden beoordeeld of het voorshands geoordeeld aannemelijk is dat sprake is van een rechtsgeldige koopovereenkomst en of [gedaagde] deze koopovereenkomst dient na te komen op de door [eisers] gevorderde wijze. Van een declaratoire dan wel constitutieve beslissing is geen sprake.
Is de koopovereenkomst nietig?
4.3.
[eisers] stelt ter onderbouwing van zijn vorderingen dat [gedaagde] als erfgenaam van [naam 3] en inmiddels enig eigenaar van de woning op grond van het bepaalde in de artikelen 6:249 lid 1 BW en 4:182 lid 1 BW gehouden is de koopovereenkomst tussen [eisers] en [naam 3] na te komen door mee te werken aan de bekrachtiging van de akte van levering van de woning als bedoeld in artikel 3:58 lid 1 BW.
4.4.
[gedaagde] voert hiertegen aan dat [naam 3] slechts samen met haar bevoegd was tot beschikkingshandelingen met betrekking tot de woning. Nu [gedaagde] nooit heeft ingestemd met de verkoop van de woning is de koopovereenkomst ingevolge het bepaalde in artikel 3:40 lid 2 BW nietig. Voor zover zou worden geoordeeld dat de koopovereenkomst niet nietig is, is deze vernietigbaar op grond van wilsonbekwaamheid aan de zijde van [naam 3] dan wel misbruik van omstandigheden door [eisers] , aldus [gedaagde] .
4.5.
Gelet op de standpunten van partijen over en weer ligt allereerst de vraag voor of [gedaagde] als erfgenaam van [naam 3] (in beginsel) gehouden is de koopovereenkomst met [eisers] na te komen. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 3] en [eisers] op 9 augustus 2016 een koopovereenkomst ter zake de woning zijn aangegaan terwijl [gedaagde] tot het overlijden van haar vader op 22 februari 2021 voor 1/8e deel naar oud erfrecht eigenaar was van de woning. Gelet hierop was [naam 3] niet volledig beschikkingsbevoegd de woning aan [eisers] te verkopen zodat de levering van de woning op 13 september 2016 niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden. Verder staat vast dat [gedaagde] na het overlijden van [naam 3] als zijn enige erfgenaam en rechtsopvolger onder algemene titel de volle eigendom van de woning heeft verkregen.
4.6.
Overwogen wordt dat uit artikel 4:182 lid 1 BW volgt dat erfgenamen met het overlijden van de erflater van rechtswege de erflater opvolgen in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap. Uit het arrest Erven Gaasbeek (Hoge Raad 23 juni 1989 (ECLI:NL:HR:1989:AD0830) volgt in dit verband met zoveel woorden dat erfgenamen de erflater in zijn volle rechtspositie opvolgen voor wat betreft diens vermogensrechtelijke verhoudingen met derden en dat dit zelfs geldt indien erflater zich tot iets heeft verplicht dat hij niet zelf zou hebben kunnen nakomen maar (samen met) zijn erfgenamen wel (zie ook de conclusie van de advocaat-generaal bij het arrest van de Hoge Raad van 3 mei 2019, ECLI:NL:PHR:2019:472). Met artikel 6:249 BW wordt duidelijk gemaakt dat een overeenkomst na het overlijden van een der partijen voortduurt tussen haar erfgenamen en de andere partij en als voorheen bron van verbintenis van vorderingen en verplichtingen blijft.
4.7.
Gelet op het voorgaande volgt [gedaagde] [naam 3] op in zijn voor overgang vatbare rechten en verplichtingen. Hieronder vallen ook de verplichtingen die voortvloeien uit de koopovereenkomst tussen [naam 3] en [eisers] Blijkens de genoemde jurisprudentie van de Hoge Raad doet de omstandigheid, dat [naam 3] de woning alleen heeft verkocht terwijl hij daartoe (in 2016) slechts gerechtigd was tezamen met [gedaagde] , niet af aan de geldigheid van de koopovereenkomst en aan de binding van de [gedaagde] als erfgenaam aan deze koopovereenkomst. De koopovereenkomst is dan ook niet nietig, zoals [gedaagde] stelt. Dat [gedaagde] in 2016 niet bij de koopovereenkomst is betrokken terwijl [naam 3] slechts samen met haar bevoegd was de woning te verkopen, doet in haar relatie tot [eisers] dan ook niet ter zake. Dit betekent dat [gedaagde] in beginsel moet meewerken aan de rechtsgeldige levering van de woning aan [eisers] Het verweer van [gedaagde] faalt in zoverre.
Is de koopovereenkomst vernietigbaar?
4.8.
Ten aanzien van het beroep op wilsonbekwaamheid wordt als volgt overwogen. Voorop moet worden gesteld dat uit artikel 3:34 BW volgt dat indien een koopovereenkomst is aangegaan door een partij die onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde, de koopovereenkomst vernietigbaar is. Evenwel moet degene die zich beroept op die geestelijke stoornis stellen en zo nodig bewijzen dat (i) de geestelijke stoornis een redelijke waardering van de bij de koopovereenkomst betrokken belangen belette en (ii) de koopovereenkomst onder invloed van die stoornis tot stand is gekomen. De (voorzieningen)rechter dient bij de toetsing hiervan terughoudendheid te betrachten nu het vooral de taak van de notaris is om ten tijde van het opstellen van de koopovereenkomst en het passeren van de leveringsakte te controleren of de partijen op dat moment wilsbekwaam zijn. Dat betekent dat aan de stellingen van [gedaagde] omtrent de wilsonbekwaamheid van [naam 3] hoge eisen gesteld moeten worden.
4.9.
Volgens [gedaagde] had [naam 3] een laag intellectueel uitgangsniveau met persoonlijkheidstrekken, die misbruik in de hand kunnen werken. Zo had hij moeite met het regelen van onder meer zijn financiële en persoonlijke zaken en was gemakkelijk beïnvloedbaar, goedgeefs en goed van vertrouwen. [naam 3] dacht er volgens [gedaagde] met de verkoop van de woning op vooruit te gaan maar hij heeft de gevolgen van de verkoop niet kunnen overzien, wat ook blijkt uit het feit dat hij opeens meer vermogensbelasting moest betalen omdat de opbrengst van de woning als ‘box 3-vermogen’ wordt aangemerkt en de zorgtoeslag vanwege dit vermogen kwam te vervallen. Als [naam 3] dit inzicht wel had gehad dan was hij niet tot verkoop overgegaan, zo stelt [gedaagde] . Uit deze omstandigheden blijkt volgens [gedaagde] dat [naam 3] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst niet in staat was zijn wil te bepalen.
4.10.
[gedaagde] kan hierin niet worden gevolgd. Uit de door [gedaagde] aangevoerde omstandigheden blijkt, wat er ook van zij, niet dat sprake was van enige geestelijke stoornis als gevolg waarvan [naam 3] zijn wil niet heeft kunnen bepalen ten tijde van het tekenen van de koopovereenkomst in 2016. Dat [naam 3] destijds al op leeftijd was, hij (om die reden) ook vergeetachtig was en hij over een laag intellectueel uitgangsniveau beschikte is bovendien onvoldoende voor het aannemen van een geestelijke stoornis. Voor zover [gedaagde] met de door haar overgelegde verklaringen van haarzelf en andere familieleden en bekenden van [naam 3] (zie 2.16.) heeft willen onderbouwen dat [naam 3] wilsonbekwaam was, heeft te gelden dat deze algemene verklaringen omtrent het verleden, de geestelijke gesteldheid en de (afhankelijke) persoonlijkheid van [naam 3] en de gang van zaken rondom de verkoop van de woning aan [eisers] onvoldoende zijn om te concluderen dat [naam 3] ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomst niet in staat was zijn wil te bepalen. Uit de door [gedaagde] in het geding gebrachte verklaring van het Kenniscentrum Geriatrie Geheugendagcentrum van een in 2007 uitgevoerd neuropsychologisch onderzoek bij [naam 3] (zie 2.4.) blijkt bovendien dat er in 2007 geen aanwijzingen waren voor een geheugenstoornis, evidente cognitieve stoornissen of voor MCI of dementie. [gedaagde] stelt weliswaar dat [naam 3] in de loop der jaren steeds vergeetachtiger werd maar dit is onvoldoende voor het aannemen van een geestelijke stoornis ten tijde van het tekenen van de koopovereenkomst in 2016. Voorts is niet gesteld noch gebleken dat [naam 3] op enig moment onder bewind of curatele is geplaatst omdat hij zijn (financiële) zaken niet meer naar behoren kon behartigen vanwege zijn geestelijke (dan wel fysieke) gesteldheid. Ook het door [gedaagde] in het geding gebrachte medicatieoverzicht (zie 2.15.) kan haar niet baten nu uit dit stuk, zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, niet kan worden afgeleid dat [naam 3] ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst medicatie gebruikte die zijn geestestoestand zodanig beperkte dan wel beïnvloedde dat kan worden gezegd dat hij aan een geestelijke stoornis leed. De conclusie is dat voorshands geoordeeld niet is gebleken dat [gedaagde] de koopovereenkomst onder invloed van een geestelijke stoornis is aangegaan, nog afgezien van de vraag of dit ook kenbaar was of had moeten zijn voor [eisers] Dit betekent dat [gedaagde] geen geslaagd beroep op vernietiging van de koopovereenkomst vanwege wilsonbekwaamheid zijdens [naam 3] kan doen.
4.11.
Met betrekking tot het beroep op misbruik van omstandigheden wordt als volgt overwogen. Uit artikel 3:44 lid 1 BW volgt dat, voor zover hier van belang, een rechtshandeling vernietigbaar is, wanneer zij door misbruik van omstandigheden is tot stand gekomen. In lid 4 van voornoemd artikel wordt omschreven dat van misbruik van omstandigheden sprake is, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.
4.12.
[gedaagde] stelt in dit verband dat het voor [eisers] kenbaar was dan wel had behoren te zijn dat [naam 3] in een (van [eisers] ) afhankelijke positie verkeerde, althans dat er sprake was van beperkte geestelijke weerbaarheid, lichtzinnigheid en onervarenheid. Tussen [eisers] en [naam 3] bestond een langdurige vertrouwensrelatie, zo stelt [gedaagde] . Het is verder bedenkelijk dat [eisers] [gedaagde] buiten de verkoop heeft gehouden, te meer nu zij nauw betrokken was bij (de zorg voor) haar vader. Ook was er absoluut geen noodzaak tot verkoop van de woning en was het verkopen van de woning voor [naam 3] een ongewone gebeurtenis. Door [gedaagde] niet bij de verkoop te betrekken heeft [eisers] [naam 3] bewogen dan wel bevorderd tot verkoop over te gaan terwijl [eisers] de verkoop van de woning aan hem gelet op de feiten en omstandigheden van het geval had moeten weigeren.
4.13.
Volgens [eisers] kan [gedaagde] thans geen beroep meer doen op misbruik van omstandigheden omdat de bevoegdheid tot vernietiging van de koopovereenkomst ingevolge het bepaalde in artikel 3:52 lid 1 sub b BW inmiddels is verjaard. Op grond van artikel 3:51 lid 3 BW is een beroep in rechte op een vernietigingsgrond ter afwering van een op een rechtshandeling steunende vordering echter niet onderworpen aan verjaring als bedoeld in artikel 3:52 BW, zodat het beroep op misbruik van omstandigheden inhoudelijk zal worden beoordeeld.
4.14.
De door [gedaagde] geschetste omstandigheden zijn voorshands geoordeeld onvoldoende om te concluderen dat sprake is van de in artikel 3:44 lid 4 BW bedoelde bijzondere omstandigheden op grond waarvan [eisers] [naam 3] had behoren te weerhouden van het aangaan van de koopovereenkomst. Overwogen wordt dat uit de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de relatie tussen [naam 3] en [eisers] bestond uit (goed) contact tussen buren en dat partijen deels in elkaars nabijheid zijn opgegroeid. Partijen hebben ter zitting desgevraagd bevestigd dat [gedaagde] voor zijn (dagelijkse) verzorging niet afhankelijk was van [eisers] Gelet hierop heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd dat [naam 3] zo specifiek afhankelijk was van [eisers] dat hij daardoor werd bewogen tot het sluiten van de koopovereenkomst. [gedaagde] stelt verder dat [eisers] aan [naam 3] heeft voorgesteld de woning aan hem te verkopen, en niet andersom, zoals [eisers] betoogt. Wie het initiatief tot (ver)koop van de woning heeft genomen blijkt niet uit de door partijen in het geding gebrachte stukken. Maar ook indien het initiatief in dit verband bij [eisers] lag, betekent dat niet zonder meer dat [naam 3] de woning slechts aan [eisers] heeft verkocht omdat [eisers] dit wilde dan wel omdat [eisers] in dit verband enige druk op [naam 3] uitoefende. [eisers] stelt in dit verband dat hij al sinds 2014 met [naam 3] sprak over de verkoop van de woning, alvorens [naam 3] de woning op 9 augustus 2016 aan [eisers] verkocht, hetgeen door [gedaagde] niet met zoveel woorden is betwist. Dat sprake was van enige tijdsdruk of dat [eisers] [naam 3] onder druk heeft gezet de koopovereenkomst te tekenen, kan dan ook niet worden gezegd. Daarnaast heeft [gedaagde] niet betwist dat de woning is verkocht voor een (in 2016) redelijke prijs, mede gelet op het feit dat [naam 3] de woning om niet mocht gebruiken tot zijn overlijden. Dat [naam 3] mogelijk spijt had van de verkoop dan wel zich (tegenover [gedaagde] of derden) afvroeg of hij er goed aan had gedaan, zoals [gedaagde] lijkt te stellen, doet daar niet aan af. Ook het gegeven dat [naam 3] een laag intellectueel uitgangsniveau had en niet goed was in het bijhouden van zijn administratie dan wel dat hij hierin niet geïnteresseerd was, brengt niet zonder meer mee dat [eisers] de koopovereenkomst niet met [naam 3] had mogen aangaan. Voor zover [gedaagde] heeft willen stellen dat [eisers] gehouden was de (ver)koop van de woning met haar te bespreken geldt dat enige grondslag hiervoor ontbreekt. Ook de omstandigheid, dat het voor [naam 3] niet noodzakelijk was om de woning te verkopen, maakt niet dat [eisers] in dit verband op enige wijze misbruik van omstandigheden heeft gemaakt. Uit het voorgaande volgt dat [gedaagde] geen beroep toekomt op vernietiging van de koopovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 3:44 lid 1 jo lid 4 BW.
4.15.
Nu door [gedaagde] geen andere gronden zijn aangevoerd op grond waarvan de koopovereenkomst vernietigbaar zou zijn, is sprake van een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen [eisers] en [naam 3] , waarvan [eisers] in dit geding nakoming kan vorderen van [gedaagde] . [gedaagde] heeft weliswaar nog gesteld dat van haar niet kan worden verlangd mee te werken aan de (rechtsgeldige) levering van de woning nu daarmee haar rechten als deelgenoot van de woning worden aangetast maar anders dan [gedaagde] lijkt te veronderstellen leidt het gegeven dat zij erfgenaam is van [naam 3] en zij inmiddels de volle eigendom van de woning heeft verkregen, gelet op het bepaalde in artikel 4:182 lid 1 BW tot de conclusie dat van haar kan worden gevergd dat zij de koopovereenkomst nakomt. Nu de akte van 13 september 2016 nietig is vanwege de partiele beschikkingsonbevoegdheid van [naam 3] kan gelet op het voorgaande van [gedaagde] worden gevergd dat zij meewerkt aan de rechtsgeldige levering van de woning aan [eisers] in die zin dat zij meewerkt aan de notariële akte tot bekrachtiging van levering van de woning met terugwerkende kracht tot 13 september 2016. De daartoe strekkende vordering zal dan ook worden toegewezen.
4.16.
De voorzieningenrechter ziet bovendien aanleiding om te bepalen dat het vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] aan de notariële akte tot bekrachtiging indien zij haar medewerking aan die akte weigert. De daartoe strekkende vordering zal in zoverre worden toegewezen. Voor het opleggen van een dwangsom bestaat gelet op het voorgaande geen aanleiding.
4.17.
Nu het beroep op nietigheid dan wel vernietigbaarheid van de koopovereenkomst faalt, is [gedaagde] op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 3 sub f van de koopovereenkomst bovendien gehouden de woning te ontruimen en te verlaten. De vordering onder II. zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter vanwege redenen van praktische aard aanleiding ziet om de ontruimingstermijn te bepalen op vijftien dagen na betekening van dit vonnis.
4.18.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 556 lid 1 en 557 Rv kan [eisers] , wanneer dit nodig blijkt, de veroordeling tot ontruiming ten uitvoer leggen met behulp van de sterke arm van politie en justitie. De daaraan verbonden kosten komen voor rekening van [gedaagde] zodat ook dit deel van de vordering onder II. zal worden toegewezen.
4.19.
Het verweer van [gedaagde] tegen de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring wordt verworpen, nu het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van dit vonnis zich niet verdraagt met het karakter van een kort geding. Met het aannemen van een voldoende spoedeisend belang bij de vorderingen, is het belang van uitvoerbaar bij voorraadverklaring van het vonnis reeds gegeven.
4.20.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op:
- dagvaarding € 106,01
- griffierecht € 1.666,00
- salaris €
1.016,00
Totaal € 2.788,01
4.21.
De nakosten zullen als gevorderd worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijftien dagen na betekening van dit vonnis te verschijnen op het kantoor van notaris D.L. [naam 8] te [vestigingsplaats] en medewerking te verlenen aan de notariële akte tot bekrachtiging van de levering van de woning aan [eisers] met terugwerkende kracht tot 13 september 2016,
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van haar medewerking indien [gedaagde] haar medewerking aan het passeren van die akte weigert,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] de woning binnen vijftien dagen na betekening van dit vonnis geheel leeg en ontruimd (met uitzondering van de goederen die in eigendom toebehoren aan [eisers] ) en onder afgifte van alle sleutels ter beschikking van [eisers] te stellen en met alle daarin aanwezige personen en goederen te verlaten en ontruimen,
5.4.
machtigt [eisers] om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van dit vonnis te bewerkstelligen, indien de [gedaagde] in gebreke blijft aan het onder 5.3. van dit vonnis bepaalde te voldoen,
5.5.
bepaalt dat indien de ontruiming moet plaatsvinden met behulp van de sterke arm van politie en justitie, de daarbij te maken kosten voor rekening van [gedaagde] zullen komen, op vertoon van de daartoe benodigde bescheiden bestaande uit een exploot of proces-verbaal van de met deze bewerking van de verlating en ontruiming belaste deurwaarder waarin deze kosten gespecificeerd worden opgegeven,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 2.788,01,
5.7.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2021.