Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van
[eiser], te [woonplaats 1], eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder(gemachtigde: mr. W.J. Bloemena).
Als derde-partij hebben aan het geding deelgenomen: [derde-partij], [locatie] te [woonplaats 2];
Procesverloop
Overwegingen
Het gebruik van dezelfde ruimte van het recreatieverblijf voor permanente bewoning en een logiesfunctie voor gasten is onverenigbaar. Vooral omdat er maar één slaapkamer is.
Wat verweerder heeft aangevoerd slaagt niet.
In de eerste uitspraak gaat het om de realisatie van een eengezinswoning. In die zaak ondervonden betrokkenen enkel gevolgen omdat zij geregeld langs de projectlocatie reden met de auto en een gevoel van betrokkenheid voelden bij bescherming van het als beschermd stadsgezicht aangewezen gebied. Dit zijn geen ruimtelijke gevolgen die ter plaatse van eigen woonperceel merkbaar zijn. De feitelijke situatie in deze zaak onderscheid zich in zoverre dan ook.
Gelet hierop heeft verweerder derde-partijen terecht ontvankelijk verklaard in bezwaar.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Het betoog van eiser slaagt niet.
Eiser betwist dat de beheerderwoning in gebruik zal worden genomen voor twee onverenigbare functies. Volgens eiser ziet de aanvraag enkel op permanente bewoning van de beheerderswoning.
De stellingen dat de verblijfsaccommodaties het jaar rond worden geëxploiteerd en de gastenaccommodatie niet is gericht op logies voor gasten, kunnen verweerder niet baten. Hier ziet de aanvraag immers niet op. Daarom kunnen deze stellingen geen reden zijn voor verweerder om de omgevingsvergunning niet te verlenen.
Verder doet verweerders beroep op de noodzaak van het gebruik van de beheerderswoning voor permanente bewoning niet ter zake. Dit is namelijk geen ruimtelijk relevant aspect.
Op zitting heeft verweerder nog aangegeven dat permanente bewoning van de beheerderswoning in strijd is met het gemeentelijk beleid dat ziet op toepassing van zijn bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan en dat verweerder wenst vast te houden aan de recreatieve bestemming. Deze standpunten maken echter geen onderdeel uit van de besluitvorming. De op zitting gegeven toelichting leidt dan ook niet tot het door eiser gewenste resultaat.
In het voorliggende geval leent de aard van het vastgestelde gebrek zich niet voor een andere wijze van herstel dan door verweerder. Verweerder dient bij de nieuwe beslissing op bezwaar te onderzoeken of de omgevingsvergunning kan worden verleend en te motiveren waarom dit al dan niet kan. Daarbij dient verweerder te betrekken hoe permanente bewoning van de beheerderswoning zich verhoudt tot de goede ruimtelijke ordening. Alleen ruimtelijk relevante aspecten spelen hierbij een rol.
Omdat verweerder nog een nadere afweging dient te maken, acht de rechtbank definitieve beslechting van het geschil nu niet mogelijk. Verweerder zal dus opnieuw op het bezwaar van eiser moeten beslissen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;