ECLI:NL:RBGEL:2021:3364

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 juni 2021
Publicatiedatum
1 juli 2021
Zaaknummer
9238649
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een boswachter wegens disfunctioneren en verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 juni 2021 uitspraak gedaan over het verzoek van de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland (hierna: Natuurmonumenten) om de arbeidsovereenkomst met een boswachter te ontbinden. De verzoeker heeft de ontbinding primair gebaseerd op disfunctioneren van de werknemer, subsidiair op een verstoorde arbeidsverhouding en meer subsidiair op een combinatie van beide gronden. De werknemer, die sinds 1987 in dienst was, had in de loop der jaren verschillende beoordelingen ontvangen, variërend van 'goed' tot 'matig', en er waren meerdere functioneringsgesprekken geweest waarin verbeterpunten waren besproken. Ondanks deze gesprekken en coaching door de leidinggevende, bleek de werknemer niet in staat om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter oordeelde dat de werknemer onvoldoende gelegenheid had gekregen om zijn functioneren te verbeteren en dat de verstoorde arbeidsverhouding niet zodanig ernstig was dat ontbinding gerechtvaardigd was op die grond. Uiteindelijk werd de arbeidsovereenkomst ontbonden op de i-grond, omdat de combinatie van disfunctioneren en de verstoorde relatie tussen partijen niet langer voortgezet kon worden. De kantonrechter heeft Natuurmonumenten veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding van € 37.593,70 en een aanvullende vergoeding van € 7.518,50, beide te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 9238649 \ HA VERZ 21-97 \ 498 \ 40141
uitspraak van 28 juni 2021
beschikking
in de zaak van
de Vereniging tot behoud van natuurmonumenten in Nederland
gevestigd te Amersfoort
verzoekende partij
gemachtigde mr. T.E. van der Toorn en mr. C.B.G. Derks te Amsterdam
en
[verweerder]
wonende te [woonplaats]
verwerende partij
gemachtigde J. Aberkrom (FNV) te Deventer
Partijen worden hierna Natuurmonumenten en [verweerder] genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ontvangen op 25 mei 2021;
- het verweerschrift met producties;
- de door Natuurmonumenten overgelegde aanvullende producties;
- de aantekeningen van de mondelinge behandeling van 21 juni 2021, waar de gemachtigde van Natuurmonumenten het woord heeft gevoerd aan de hand van pleitnotities.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] , geboren op [geboortedatum] , is vanaf 17 augustus 1987 werkzaam bij Natuurmonumenten, laatstelijk in de functie van Boswachter Natuurbeheer C voor 37 uur per week tegen een salaris van € 3.067,95 per maand, exclusief 8,25% vakantiebijslag.
2.2.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Bos en Natuur van toepassing.
2.3.
In 2011 is door Natuurmonumenten, door middel van een individueel Activiteitenplan in het kader van de functioneringscyclus, vastgelegd dat [verweerder] feedback door leidinggevende, coördinator en directe collega’s goed moet oppakken / er iets mee moet doen en dat een positieve werkhouding met als insteek alles te willen aanpakken gewenst is. In de weergave van het functioneringsgesprek uit 2011 is door Natuurmonumenten aangegeven dat samenwerken met collega’s nog beter moet. [verweerder] is nog te vaak overdreven kritisch waardoor dat negatief overkomt. Het is een blijvend punt van aandacht. Ook in de vastlegging van het beoordelingsgesprek van dat jaar komt terug dat [verweerder] op een positieve manier met anderen moet samenwerken.
2.4.
In de weergave van het functioneringsgesprek over 2012 staat, voor zover hier van belang, het volgende: “(…)
[verweerder] verwacht duidelijkheid (…) en aansturing. Soms confrontatie als dit nodig is, schop onder de kont. (…) verwacht van [verweerder] dat hij alert is op zaken die zijn ontwikkeling en houding negatief beïnvloeden en dan ook aan de bel trekt. (…) Coaching gericht op gewenste houding en gedrag behorend bij een meer begeleidende/instruerende en coachende werkhouding gericht op andere verantwoordelijkheden. (…)
2.5.
In de weergave van het beoordelingsgesprek over 2013 staat, voor zover hier van belang: “
(…) Belangrijk voor [verweerder] is dat hij voor vol wordt aangezien (geen gehijg in mijn nek). Moet zich wel realiseren dat de non-verbale houding bepalend is voor hoe medewerkers hem beoordelen (soms ontactisch en slordig). Dit zegt niets over hoe het echt zit! Kan dit zelf sturen en beïnvloeden. (…)
2.6.
In het beoordelingsgesprek over 2015 heeft [verweerder] de beoordeling “goed” gekregen. Over 2017 heeft hij de beoordeling “matig” gekregen. Een afspraak die gemaakt werd, was “
stelt zich positiever op en zal daarin meer gecoacht worden door [leidinggevende].” [leidinggevende] is de leidinggevende van [verweerder] . Verder staat in het verslag: “
(…) [leidinggevende] wil (…) uiting geven aan het feit dat een aantal afspraken niet zijn gehaald en dat hij vindt dat de werkhouding van [verweerder] moet verbeteren. Het is een lastig punt, omdat [verweerder] soms ook een heel positieve inbreng en bijdrage heeft en in de kern een grote passie heeft voor Veluwezoom. Ik hoop dat dat volgend jaar ook echt tot uiting komt en ook voor de overige teamleden zichtbaar wordt.(…)
2.7.
Op 5 juli 2018 heeft [verweerder] opnieuw een functioneringsgesprek gehad met zijn leidinggevende, [leidinggevende] . Als verbeterpunten staan genoemd:
“(…)
-
pro-actiever te werk gaan, zie werk, draag het aan en los het op. Meer werken vanuit teamgevoel. (…)
-
Er is tijdens de overleggen te veel discussie over dingen die vanzelfsprekend zouden moeten zijn. (…) [verweerder] heeft de neiging om kort door de bocht of afwijzend/koppig te reageren als iemand met een ander of afwijkend idee of aanpak komt. Probeer het meer van de positieve en meewerkende kant te bekijken;
-
Betere communicatie over uitgevoerde of niet uitgevoerde taken. Er komen vaak dingen tussendoor waardoor gepland werk niet afkomt. Dat is niet erg, maar laat het weten. (…);
-
Accepteer dat dingen soms anders lopen dan je zelf zou willen of bedacht had. [verweerder] wekt soms de indruk dit als bemoeizucht te ervaren. Spreek je op respectvolle manier uit als je vindt dat dingen anders moeten of kunnen, nu horen we het te vaak via een omweg waardoor ook andere teamleden ermee belast worden. Dat is niet wenselijk en niet bevorderlijk voor de sfeer;
-
Benoem dingen die je lastig vindt. Voorbeeld: het bosmaatregelenplan duurt veel te lang. (…)
-
Let op je werktijden. (…) Alle rookpauzes bij elkaar opgeteld leggen een groot beslag op deze werktijd. (…)
[leidinggevende] geeft aan dat hij op een aantal punten structurele verbetering wil zien. (…)
2.8.
In de weergave van het beoordelingsgesprek over 2018, die in december 2018 heeft plaatsgevonden, heeft [verweerder] de beoordeling “voldoende” gekregen. Verwezen is naar het tussentijdse functioneringsgesprek van 5 juli 2018 en naar het feit dat [verweerder] daar een tijdje slecht van geslapen heeft. Sindsdien is verbetering bespeurd, wat fijn is en belangrijk en dat [leidinggevende] hoopt en verwacht dat deze verbetering blijvend is. De doelstellingen voor 2019 zijn toen ook besproken. Onder meer: “
zelf werkzaamheden aandragen, prioriteiten bepalen en proactief en gretig te werk gaan als klussen verdeeld moeten worden. We gaan niet terug naar de situatie dat op dag- of weekbasis orders werden uitgedeeld; keerzijde is dat dit meer vraagt van de medewerkers om zelf initiatief te tonen.
2.9.
Over 2019 heeft [verweerder] de beoordeling “matig” gekregen. Aandachtspunten voor [verweerder] zijn (en deels blijven), zo staat in het verslag beschreven:

(…)
- Wees positief naar vrijwilligers en stagiaires. Ik hoor nog te vaak terug dat ze zich onprettig benaderd voelen of dat je negatief praat over het werk of over Natuurmonumenten;
-
Blijf denken in oplossingen in plaats van oordelen over dingen in het werk die in jouw ogen niet goed gaan. Dat je zelf zegt gewoon duidelijk te willen zijn, kan op zich wel waar zijn, maar komt lang niet altijd zo over;
-
Let op je werktijden. (…) is het zeer de vraag of alle betaalde uren ook wel daadwerkelijk gemaakt worden.
-
Plan je werk meer vooruit, zie werk en los dat op. (…) Je kunt niet zeggen: ‘ik plan niks, want er komt toch altijd wat tussendoor’.
(…)
2.10.
Op 15 juni 2020 heeft tussen [leidinggevende] en [verweerder] een tussentijds gesprek plaatsgevonden. In dat gesprek heeft [leidinggevende] aangegeven dat hij over een aantal dingen opnieuw ontevreden is in houding, gedrag en werkwijze van [verweerder] . In een gespreksverslag gedateerd 24 augustus 2020 heeft [leidinggevende] aangegeven dat oude gewoonten en patronen weer helemaal terug lijken te zijn. Er worden door [leidinggevende] 16 concrete punten genoemd om duidelijk te maken waar de schoen wringt. Ook staat beschreven dat partijen eventueel met betaling van een financiële vergoeding aan [verweerder] uit elkaar kunnen gaan. Na het gesprek van 24 augustus 2020 heeft [verweerder] zich ziekgemeld. Op 16 november 2020 is [verweerder] hersteld gemeld. Daarna is hij vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van loon.
2.11.
In de periode eind oktober 2020 tot medio mei 2021 heeft een mediationtraject plaatsgevonden.
2.12.
Vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 april 2021 is [verweerder] gedetacheerd geweest bij een aannemer.
2.13.
Op 13 april 2021 heeft Natuurmonumenten een beëindigingsovereenkomst aan [verweerder] voorgelegd. Op 28 april 2021 heeft de gemachtigde van [verweerder] aan Natuurmonumenten laten weten dat [verweerder] zijn dienstverband niet met wederzijds goedvinden wenst te beëindigen. Natuurmonumenten heeft daarop laten weten dat Natuurmonumenten zich nader zal beraden, waarbij de kans dat zij eenzijdig zal streven naar een einde van het dienstverband groot is. In diezelfde e-mail heeft de gemachtigde van Natuurmonumenten [verweerder] de keuze gegeven om de detachering voort te zetten of [verweerder] vrij te stellen van werk met behoud van salaris. [verweerder] heeft vervolgens via zijn gemachtigde laten weten onder die omstandigheden te kiezen voor het vrijgesteld worden van werkzaamheden.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
Natuurmonumenten verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden, primair wegens disfunctioneren (d-grond), subsidiair vanwege een verstoorde arbeidsverhouding (g-grond) en meer subsidiair vanwege een combinatie van de d- en g-grond (i-grond);
II. de ontbinding primair uit te spreken met onmiddellijke ingang en subsidiair bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten.
3.2.
Aan haar verzoek om ontbinding op de d-grond legt Natuurmonumenten ten grondslag dat [verweerder] al sinds 2011 disfunctioneert en dat dit disfunctioneren steeds duidelijker is geworden. Er is sprake van een onvoldoende werkhouding, negatieve uitlatingen over Natuurmonumenten (ontevredenheid), niet opvolgen van (administratieve) instructies, gebrekkige samenwerking en communicatie en gebrek aan zelfinzicht. Sinds 2018 is [verweerder] expliciet te kennen gegeven dat sprake is van disfunctioneren, zijn concrete verbeterpunten opgesomd en heeft [leidinggevende] [verweerder] gecoacht. In de twee jaar die hierop volgden (2018-2020) heeft [verweerder] zijn functioneren niet verbeterd. De voortgang is steeds tussentijds geëvalueerd en blijkt uit de verslagen van functionerings- en beoordelingsgesprekken. Van Natuurmonumenten kon niet meer verwacht worden als verbetertraject dan wat ze gedaan heeft, nu de werkzaamheden van [verweerder] relatief eenvoudig van aard zijn, aldus Natuurmonumenten.
3.3.
Aan haar verzoek om ontbinding op de g-grond legt Natuurmonumenten ten grondslag dat door de gedragingen van [verweerder] een duurzaam verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan. [verweerder] is onkundig, maar ook onwillig gebleken om zijn negatieve werkhouding, ontevredenheid, gebrekkige communicatie en gebrekkige samenwerking te verbeteren. Hij trekt zich kritiek niet aan. In plaats daarvan heeft hij (ongefundeerde) kritiek op Natuurmonumenten en collega’s. De duurzame verstoring van de arbeidsrelatie zit tussen Natuurmonumenten en [verweerder] , maar ook tussen [verweerder] en zijn directe collega’s. De problemen zijn al in 2011 ontstaan. Er zijn constructieve en reële pogingen ondernomen om te onderzoeken of de relatie nog te herstellen was, door middel van gesprekken en mediation, maar dit bleek niet mogelijk. [verweerder] heeft een passieve houding aangenomen nadat hem in augustus 2020 was voorgehouden dat gestreefd zou worden naar een einde van het dienstverband en dat Natuurmonumenten daarover graag gezamenlijk tot een oplossing zou willen komen. Ook dat heeft bijgedragen aan de duurzaam verstoorde arbeidsverhouding. [verweerder] leek open voor een regeling, maar wees de vaststellingsovereenkomst die hem werd aangeboden van de hand zonder tegenvoorstel. Alle rek is eruit, aldus Natuurmonumenten.
3.4.
Aan haar verzoek om ontbinding op de i-grond legt Natuurmonumenten ten grondslag dat [verweerder] niet alleen disfunctioneert, maar ook een negatieve, niet-constructieve grondhouding heeft. De combinatie van omstandigheden, genoemd in het kader van de verzochte ontbinding op de d- en de g-grond, leidt ertoe dat van Natuurmonumenten in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Door de negatieve grondhouding van [verweerder] is het niet mogelijk om tot een constructief en effectief verbetertraject te geraken. Na mediation is het vertrouwensherstel uitgebleven. Dit blijkt uit het feit dat [verweerder] na de mediation en zijn detachering ervoor heeft gekozen om vrijgesteld te worden van werkzaamheden. De opstelling van [verweerder] , ook het feit dat hij niet-introspectief is, ligt aan de basis van zijn disfunctioneren en de verstoorde arbeidsverhouding. Er bestaat gezien dit alles geen aanleiding om, als op de i-grond ontbonden wordt, aan [verweerder] een hogere vergoeding toe te kennen dan de transitievergoeding, aldus Natuurmonumenten.
3.5.
[verweerder] heeft verweer gevoerd en verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. om het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af te wijzen;
II. voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de d-grond, Natuurmonumenten te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding ter hoogte van € 37.776,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
III. voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op de i-grond, Natuurmonumenten te veroordelen tot betaling aan [verweerder] van de transitievergoeding en een aanvullende vergoeding van € 18.888,15 (ex artikel 7:671b lid 8 BW), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor [verweerder] geldende opzegtermijn, zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
met veroordeling van Natuurmonumenten in de proceskosten.

4.De beoordeling

4.1.
Van arbeidsongeschiktheid of enige andere situatie waarvoor een opzegverbod geldt dat aan ontbinding in de weg staat is niet gebleken.
4.2.
Natuurmonumenten heeft aan het ontbindingsverzoek primair disfunctioneren ten grondslag gelegd. Het disfunctioneren wordt door [verweerder] niet betwist. Wel betwist [verweerder] dat hij voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren, terwijl het hem ook niet duidelijk is gemaakt dat, bij uitblijven van verbeteringen, het disfunctioneren gevolgen voor zijn dienstverband zou kunnen hebben. Daarom moet het verzoek worden afgewezen, aldus [verweerder] . Ter zake wordt het volgende overwogen.
4.3.
De verwijten over het functioneren van [verweerder] zitten vooral in houding, gedrag en communicatie. Uit de stukken en hetgeen tijdens de zitting is besproken, is naar voren gekomen dat dit deels een in de persoon van [verweerder] gelegen achtergrond heeft, deels zijn oorzaak heeft in, of is versterkt door, frustraties die [verweerder] in de loop der jaren heeft opgelopen bij Natuurmonumenten. [verweerder] voelt zich nogal eens niet gehoord en niet serieus genomen. Tegen die achtergrond is van een verbetertraject in de zin van scholing in bepaalde vaardigheden of kennis niet veel te verwachten maar lijkt een verbetertraject in de sfeer van coaching aangewezen. Natuurmonumenten heeft bij monde van [leidinggevende] gesteld dat van coaching, althans begeleiding door hem, sprake is geweest. [leidinggevende] heeft langdurig, telkens als daar reden toe was, [verweerder] feedback gegeven, zodat [verweerder] , die al langjarig op dezelfde kritiekpunten in zijn functioneren is aangesproken, voldoende gelegenheid heeft gekregen zijn functioneren te verbeteren, aldus Natuurmonumenten. [verweerder] heeft nadrukkelijk betwist dat van een dergelijke vorm van begeleiding sprake is geweest. Een enkele keer heeft hij wel feedback van [leidinggevende] gehad, maar niet zo lang en zo vaak als door [leidinggevende] is gesteld. Nu anders dan uit de mededeling van [leidinggevende] , die door [verweerder] is betwist, niet is gebleken van enige vorm van coaching of begeleiding van [verweerder] , en de bewijslast ter zake bij Natuurmonumenten ligt, dient het ervoor te worden gehouden dat [verweerder] niet dan wel onvoldoende in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Bovendien, maar dat ten overvloede, is het de vraag of coaching door de direct leidinggevende, gelet op de mogelijke achtergrond(en) van het [verweerder] verweten gedrag, wel de aangewezen vorm van coaching was. Het laat zich aanzien dat een externe coach wellicht meer aangewezen was geweest. Dat [verweerder] voor coaching niet openstond is niet aannemelijk geworden. De jaarlijkse functioneringsgespreken zijn in ieder geval niet voldoende om aan te nemen dat [verweerder] voldoende in de gelegenheid is gesteld zijn functioneren te verbeteren. Daarbij speelt voorts mee dat ook niet is gebleken dat het [verweerder] op enige moment (voldoende) duidelijk is gemaakt dat het, ter zake zijn functioneren, ‘vijf voor twaalf’ was. Het gestelde disfunctioneren kan daarom niet tot ontbinding leiden.
4.4.
Ook de aan het verzoek subsidiair ten grondslag gelegde verstoorde arbeidsverhouding kan niet tot ontbinding leiden. Duidelijk is dat de arbeidsverhoudingen, zeker tussen [leidinggevende] en [verweerder] , fors schuren. In dat verband is ook mediation ingezet. Mediation waarvan gelet op de uiteenlopende verklaringen van partijen niet duidelijk is of die is ingezet om daadwerkelijk tot herstel van de verhoudingen te komen of, van de zijde van Natuurmonumenten was gericht op het sluiten van een beëindigingsovereenkomst. Wel is duidelijk dat de mediation de verhoudingen geen goed heeft gedaan, al lopen de lezingen van wat over en weer in en rondom die mediation is gezegd nogal uiteen. [leidinggevende] heeft zich in die periode door [verweerder] ronduit geïntimideerd gevoeld. [verweerder] betwist dat daar sprake van is geweest. Wat daar ook van zij; duidelijk is wel dat de spanningen in de arbeidsrelatie direct samenhangen met de naar [verweerder] gemaakte verwijten omtrent zijn functioneren en de gevolgde mediation. Gelet op die nauwe samenhang en de omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat [verweerder] voldoende gelegenheid heeft gehad zijn functioneren te verbeteren, is weliswaar gebleken van een fors verstoorde maar (nog) niet gebleken van een zodanig ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie dat van Natuurmonumenten niet langer verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.5.
De arbeidsovereenkomst zal wel worden ontbonden op de meer subsidiair gestelde i-grond. Uit hetgeen partijen over en weer hebben gesteld en ter zitting is besproken is er geen reden te veronderstellen dat het alsnog inzetten van een (extern) coachingstraject daadwerkelijk tot wijzigingen in het functioneren van [verweerder] gaat leiden. Dit omdat daarvoor (ook) bij [verweerder] al te lang sprake is van opgebouwde frustraties en forse onvrede jegens zijn werkgever, Natuurmonumenten, en een al te ver verstoorde relatie tussen in ieder geval [leidinggevende] en [verweerder] . Al met al is de kantonrechter van oordeel dat gelet op het langdurige disfunctioneren van [verweerder] , in het bijzonder zijn houding en gedrag, alsmede de inmiddels vergaand verstoorde arbeidsrelatie sprake is van zodanige omstandigheden dat van Natuurmonumenten niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst langer te laten voortduren. Gelet op de redenen die tot ontbinding leiden ligt, zoals ook door Natuurmonumenten is gesteld, herplaatsing niet in de rede. De arbeidsovereenkomst zal dan ook, indachtig de tussen partijen geldende opzegtermijn (twee maanden) onder aftrek van de proceduretijd worden ontbonden met ingang van 1 augustus 2021.
4.6.
Nu de arbeidsovereenkomst op verzoek van Natuurmonumenten zal worden ontbonden en van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] geen sprake is, zal Natuurmonumenten veroordeeld worden tot betaling van de transitievergoeding. Over de hoogte van dat bedrag zijn partijen het niet eens. De transitievergoeding is door de kantonrechter berekend op een bedrag van € 37.593,70 bruto, berekend naar de ontbindingsdatum van 1 augustus 2021. Natuurmonumenten zal tot betaling daarvan worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021.
4.7.
Voorts zal Natuurmonumenten worden veroordeeld tot betaling van de vergoeding als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW, omdat er ontbonden wordt op de i-grond. Nu van een voldoende verbetertraject niet is gebleken ziet de kantonrechter aanleiding enige vergoeding ter zake aan [verweerder] toe te kennen. In de omstandigheid dat [verweerder] al wel jarenlang op zijn functioneren is aangesproken en ook zelf een bijdrage heeft geleverd aan de verstoorde arbeidsrelatie wordt aanleiding gezien de vergoeding vast te stellen op 20% van de hiervoor genoemde transitievergoeding. Natuurmonumenten zal derhalve ter zake tot betaling van - afgerond - een bedrag van € 7.518,50 bruto worden veroordeeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2021.
4.8.
Nu aan [verweerder] een vergoeding wordt toegekend als bedoeld in artikel 7:671b lid 8 BW, omdat de ontbinding op de i-grond wordt uitgesproken en Natuurmonumenten niet heeft laten weten met een dergelijke vergoeding op voorhand in te stemmen, zal Natuurmonumenten overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid worden gesteld het verzoek in te trekken. Mocht Natuurmonumenten het verzoek intrekken zal zij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
4.9.
Als Natuurmonumenten het verzoek niet intrekt wordt aanleiding gezien de proceskosten te compenseren nu beide partijen deels in het (on)gelijk worden gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter,
5.1.
Stelt partijen in kennis van het voornemen de arbeidsovereenkomst te ontbinden met ingang van 1 augustus 2021 met veroordeling van Natuurmonumenten tot betaling van een bedrag van € 37.593,70 bruto ter zake de transitievergoeding en onder toekenning van een bedrag van € 7.518,50 bruto als vergoeding in verband met de ontbinding op de i-grond.
5.2.
Stelt Natuurmonumenten in de gelegenheid het verzoek uiterlijk op maandag 12 juli 2021, schriftelijk door toezending van een verklaring daartoe aan de griffie van de rechtbank, in te trekken.
Als Natuurmonumenten het verzoek niet uiterlijk 12 juli 2021 intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 augustus 2021;
- veroordeelt Natuurmonumenten om aan [verweerder] te betalen een bedrag van € 37.593,70 bruto ter zake de transitievergoeding en een bedrag van € 7.518,50 bruto ter zake de vergoeding ex artikel 7:671b lid 8 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze vergoedingen vanaf 1 september 2021 (indien de vergoedingen dan nog niet zijn betaald) tot aan de dag der algehele voldoening;
- compenseert de proceskosten;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Als Natuurmonumenten het verzoek niet uiterlijk 12 juli 2021 intrekt:
- veroordeelt Natuurmonumenten in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 747,- aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2021.