7.2.Uit deze toelichting volgt dat de algehele kwaliteit van watersystemen (de schadelijkheid van koper voor watersystemen) de reden is geweest de norm voor koper in de Regeling monitoring Kaderrichtlijn Water aan te passen. Dat betekent dat dit dus een nieuwe ontwikkeling is, op grond waarvan verweerder tot actualisatie had kunnen overgaan. Dat heeft verweerder ook onderkend. In het bestreden besluit is daarom een afzonderlijke motivering opgenomen, waarom de norm voor koper toch niet moet worden aangepast. Die motivering komt er op neer dat de inrichting voldoet aan BBT en de lozing van koper op de Seesinkbeek geen negatief effect heeft op de doelen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Seesinkbeek heeft geen belangrijke ecologische functie en de lozing op de Seesinkbeek is al grotendeels vermengd, voordat het de Bielheimerbeek, een KRW-watergang, bereikt. Het ecologisch kwaliteitsrisico is dus niet zo groot dat de norm moet worden aangescherpt, zo stelt verweerder.
De rechtbank stelt vast dat de in de vergunning uit 2013 opgenomen lozingsnorm voor koper is overgenomen uit de (destijds geldende) Regeling monitoring Kaderrichtlijn. Die norm is dus door verweerder destijds als uitgangspunt genomen. Niet is gebleken dat de situatie nu anders is dan bij vergunningverlening in 2013. De inrichting en het effluent zijn hetzelfde. Verweerder heeft niet toegelicht of en waarom de Seesinkbeek nu een andere (minder belangrijke) ecologische functie heeft dan in 2013 of dat nu meer vermenging plaatsvindt. Daarom heeft verweerder niet aangegeven welke nieuwe omstandigheden er zijn om nu wel af te wijken van de norm voor koper in de Regeling monitoring Kaderrichtlijn Water. En als er geen nieuwe omstandigheden zijn, waarom nu, anders dan in 2013, niet de norm uit de Regeling monitoring Kaderrichtlijn Water wordt opgenomen in de vergunning. Het bestreden besluit is dus onvoldoende gemotiveerd.
Verweerder moet nader toelichten waarom afwijking van de norm voor koper uit Regeling monitoring Kaderrichtlijn in dit geval geen probleem oplevert uit oogpunt van de bescherming van de kwaliteit van watersystemen (in het algemeen en de Seesinkbeek in het bijzonder) en de maatschappelijke functie van deze watersystemen.
De beroepsgrond slaagt.
2. Bij besluit van 16 februari 2021 heeft verweerder het bestreden besluit gewijzigd door het bezwaar van eiseres wat betreft koper gegrond te verklaren en het besluit van 18 oktober 2018 te herroepen en bepaald dat in de watervergunning van derde-partij een nieuwe norm voor koper wordt opgenomen van 2,4 mg/l, overeenkomstig de norm die op dit moment geldt in de Regeling monitoring Kaderrichtlijn water (de Regeling). Voor het overige blijft het bezwaar ongegrond.
Oordeel rechtbank over het bestreden besluit van 14 maart 2019
3. De rechtbank merkt het besluit van 16 februari 2021 aan als een gehele vervanging van het bestreden besluit van 14 maart 2019. Er wordt namelijk geheel opnieuw op de bezwaren van eiseres beslist. Omdat het bestreden besluit van 14 maart 2019 dus naar het oordeel van de rechtbank geheel is vervangen door het besluit van 16 februari 2021, heeft eiseres geen belang meer bij een beoordeling van dat bestreden besluit van 14 maart 2019. Het beroep daartegen is dus niet-ontvankelijk.
Oordeel rechtbank over het herstelbesluit van 16 februari 2021
4. Eiseres kan zich niet met de aanpassing van de watervergunning verenigen. In de aan derde-partij bij besluit van 23 april 2013 verleende watervergunning was een kopernorm van 3,8 mg/l opgenomen als de som van opgelost en niet-opgelost koper. Dit is vervangen door de norm van 2,4 mg/l opgelost koper. Niet-opgelost koper zou dan ongelimiteerd kunnen worden geloosd.