In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 27 mei 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te Ede, had de wraking ingediend tegen mr. T.C. Henniphof, de rechter-commissaris die betrokken was bij de strafzaak tegen hem. De wraking was gebaseerd op de aanwezigheid van een deskundige van de politie tijdens getuigenverhoren, zonder dat verzoeker hiervan vooraf op de hoogte was gesteld. Verzoeker stelde dat de rechter-commissaris vooringenomen was, omdat zij voorafgaand aan de verhoren contact had gehad met de deskundige en deze zonder overleg had toegelaten.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het verzoek tot wraking niet onverwijld was gedaan, maar heeft uiteindelijk geoordeeld dat het verzoek in deze specifieke zaak toch als onverwijld kan worden beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter-commissaris in strafzaken een andere rol heeft dan een strafrechter en dat de rechter-commissaris de bevoegdheid heeft om derden toegang te verlenen tot getuigenverhoren. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter-commissaris om de deskundige toe te laten geen grond voor wraking opleverde, aangezien dit een procesbeslissing was.
De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter-commissaris. De communicatie tussen de rechter-commissaris en verzoeker was niet altijd helder, maar dit was onvoldoende om de schijn van partijdigheid te veronderstellen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.