ECLI:NL:RBGEL:2021:2617

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
2 juni 2021
Publicatiedatum
26 mei 2021
Zaaknummer
C/05/363327 / HZ ZA 19-167
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming arbeidsdeskundige in geschil over arbeidsongeschiktheid en bezwaar van Achmea

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, staat de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiser centraal. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. Q.J. van Riet, heeft een geschil met Achmea Schadeverzekeringen N.V., handelend onder de naam Interpolis, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.E. Foudraine. De procedure is gestart naar aanleiding van de beëindiging van de uitkering door Interpolis op 11 december 2012. De rechtbank heeft eerder een tussenvonnis uitgesproken waarin werd besloten dat er een arbeidsdeskundig onderzoek moest plaatsvinden. De eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van de door Interpolis voorgestelde arbeidsdeskundigen, omdat hij vreest dat deze een voor Interpolis gunstige beoordeling zullen geven. Hij heeft voorgesteld om een andere deskundige, de heer [deskundige2], te benoemen. Interpolis heeft bezwaar gemaakt tegen deze benoeming, maar de rechtbank heeft dit bezwaar gepasseerd en besloten om de heer [deskundige6] als deskundige te benoemen. De rechtbank heeft de deskundige de opdracht gegeven om de mate van arbeidsongeschiktheid van de eiser te beoordelen op basis van een taak- en urenanalyse, rekening houdend met de polisvoorwaarden en de vastgestelde beperkingen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het voorschot voor de kosten van de deskundige door Interpolis moet worden betaald. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/363327 / HZ ZA 19-167
Vonnis van 2 juni 2021
in de zaak van
[eis.conv./ged.reconv.]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. Q.J. van Riet te Venlo,
tegen
de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V., handelend onder de naam Interpolis
gevestigd te Apeldoorn,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. H.E. Foudraine te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eis.conv./ged.reconv.] en Interpolis genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 december 2020
  • de akte uitlaten deskundige en vraagstelling in conventie van 3 februari 2021 van [eis.conv./ged.reconv.]
  • de akte na tussenvonnis van 3 februari 2021 van Interpolis
  • de antwoordakte na tussenvonnis in conventie van 3 maart 2021 van Interpolis
  • de antwoordakte benoeming deskundigen en vraagstelling in conventie van 31 maart 2021van [eis.conv./ged.reconv.] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
Deze zaak gaat over de vraag naar de mate van arbeidsongeschiktheid van [eis.conv./ged.reconv.] . De beoordeling dient plaats te vinden naar de situatie op de datum waarop Interpolis de uitkering aan [eis.conv./ged.reconv.] heeft beëindigd, dit is 11 december 2012. [deskundige1] , verzekeringsgeneeskundige, heeft als deskundige een rapport uitgebracht dat in het tussenvonnis van 9 december 2020 is beoordeeld. In dit tussenvonnis is overwogen dat na het verzekeringsgeneeskundige onderzoek een arbeidsdeskundig onderzoek zal worden bevolen. Partijen zijn vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de persoon van de te benoemen arbeidsdeskundige en over de vraagstelling.
persoon van de deskundige
2.2.
[eis.conv./ged.reconv.] heeft bepleit dat geen van de door Interpolis aangedragen arbeidsdeskundigen zal worden benoemd omdat hij vreest dat Interpolis dan een selectie maakt uit arbeidsdeskundigen die een voor Interpolis gunstige beoordeling geven. Hij heeft voorgesteld om de heer [deskundige2] , arbeidsdeskundige verbonden aan AVR Expertise te Oisterwijk te benoemen als deskundige.
Interpolis heeft een drietal deskundigen voorgesteld, te weten de heer [deskundige3] , de heer [deskundige4] en de heer [deskundige5] .
2.3.
Interpolis heeft bij antwoordakte bezwaar gemaakt tegen de benoeming van arbeidsdeskundige [deskundige2] . [deskundige2] heeft zich gediskwalificeerd als deskundige omdat hij in het kader van zijn benoeming door het Hof Arnhem-Leeuwarden in de zaak die heeft geleid tot het arrest van 28 januari 2020 (ECLI:NL:GHARL:202:745) buiten zijn deskundigheidsgebied is getreden. Hij heeft namelijk onterecht het arrest van Hof Amsterdam van 12 januari 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:5130) in zijn onderzoek betrokken en geoordeeld dat sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Dat is onjuist want er is tussen partijen een taakverschuivingsclausule overeengekomen en de mate van arbeidsongeschiktheid dient dan theoretisch te worden beoordeeld.
2.4.
Dit bezwaar wordt om verschillende redenen gepasseerd. Het is primair de taak van de rechter om bij de vraag naar de mate van arbeidsongeschiktheid de relevante jurisprudentie over de uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid in de polisvoorwaarden in de beoordeling te betrekken. Voor zover de arbeidsdeskundige zich hierover in zijn rapportage uitlaat, zal de rechter de juistheid hiervan in het licht van het partijdebat steeds toetsen. Daarbij komt dat Interpolis van voornoemd arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden beroep in cassatie heeft ingesteld. Interpolis klaagt in cassatie dat het hof ontoereikend heeft gemotiveerd waarom het de door haar bepleite uitleg van het begrip arbeidsongeschiktheid in artikel 1 aanhef, onder a, van de polisvoorwaarden heeft verworpen. Verder klaagt Interpolis dat het hof ontoereikend heeft geantwoord op Interpolis’ beroep op de taakverschuivingsclausule van artikel 1 aanhef, onder a, van de polisvoorwaarden.
De slotsom van de conclusie van A-G mr. B.F. Assink luidt als volgt:
“(…) dat de klachten van Interpolis niet tot cassatie kunnen leiden. Mede gelet op de behandeling van die klachten (…), doet de door Interpolis gegeven inkadering/
karakterisering van de onderhavige zaak (…) m.i. onvoldoende recht aan de beoordeling door het hof (in het eindarrest) in het licht ook van de gegeven feiten en omstandigheden alsmede het partijdebat, en geeft deze zaak geen aanleiding om ten behoeve van de praktijk nadere duidelijkheid te verschaffen over het begrip arbeidsongeschiktheid in een arbeidsongeschiktheidsverzekering zoals Interpolis nog in overweging heeft gegeven aan de Hoge Raad (…). Bij die stand van zaken leent art. 81 lid 1 RO zich hier voor toepassing, wat ik ook in overweging geef.”
Met toepassing van 81 RO heeft de Hoge Raad bij arrest van 9 april 2021 het cassatieberoep verworpen. Tegen deze achtergrond is onvoldoende gebleken dat [deskundige2] (hierna: [deskundige2] ) zich heeft gediskwalificeerd door de gekozen uitgangspunten in de betreffende zaak. Om de uitkomst voor [eis.conv./ged.reconv.] mogelijk aanvaardbaarder te maken heeft de rechtbank [deskundige2] benaderd.
2.5.
[deskundige2] heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en in principe bereid te zijn het deskundigenrapport op zich te nemen. In verband met zijn lange wachttijd heeft [deskundige2] voorgesteld om het deskundigenonderzoek te laten verrichten door zijn collega [deskundige6] , registerarbeidsdeskundige en LRGD-geregistreerd gerechtelijk deskundige met een jarenlange ervaring in beoordelingen van arbeidsongeschiktheid in het kader van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Hij is evenals [deskundige2] werkzaam voor AVR expertise. [deskundige6] heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en bereid te zijn de opdracht tot het uitbrengen van een arbeidsdeskundig rapport te aanvaarden. In verband met de voortgang van de procedure zal de rechtbank daarom [deskundige6] als deskundige benoemen.
vraagstelling aan de deskundige
2.6.
Als vraagstelling heeft [eis.conv./ged.reconv.] de volgende vraag geformuleerd:
Wat is de mate van arbeidsongeschiktheid voor het verzekerde beroep (exploitant van een speelgoedzaak) op basis van een taak- en urenanalyse en rekening houdend met de vastgestelde beperkingen en gebruikmakend van de functionele mogelijkhedenlijst in het rapport van de verzekeringsarts mr. drs. [deskundige1] van 20 juli 2020? Wilt u daarbij tevens acht slaan op de polis en de polisvoorwaarden,
uitgezonderdde redelijke (theoretische) mogelijkheden tot taakverschuiving, taakwijziging, voorzieningen binnen het eigen beroep/bedrijf?
2.7.
Interpolis heeft de volgende vraagstelling voorgesteld:
Wat is de mate van arbeidsongeschiktheid voor het verzekerde beroep op basis van een taak-/urenanalyse en rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, de verzekering en de verzekeringsvoorwaarden model 42701 gebruikmakend van de Functionele Mogelijkheden Lijst opgesteld door verzekeringsarts [deskundige1] , welke geldt per datum 11 december 2012?
Wat is daarvoor uw onderbouwing?
Wat zijn volgens u de redelijke mogelijkheden voor taakverschuiving, taakaanpassing of voorzieningen binnen het eigen beroep of bedrijf? Wat is hiervan het gevolg voor de mate van arbeidsongeschiktheid?
Hebt u nog aanvullend advies?
2.8.
De rechtbank stelt vast dat de taakverschuivingsclausule in de tussen partijen geldende polisvoorwaarden is opgenomen. [eis.conv./ged.reconv.] heeft onvoldoende aangevoerd om dit deel van de polisvoorwaarden buiten toepassing te laten. Het feit dat [eis.conv./ged.reconv.] per 1 maart 2011 zijn bedrijf heeft beëindigd, maakt dat de bepaling van de arbeidsongeschiktheid een theoretische vaststelling inhoudt op basis van door [deskundige1] vastgestelde beperkingen met gebruikmaking van de FML geldend vanaf 11 december 2012. Dit leidt tot na te melden vraagstelling.
2.9.
Zoals eerder is overwogen (r.o. 7.12 van het tussenvonnis van 10 december 2019) komt het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige ten laste van Interpolis. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de hoogte van het te betalen voorschot.
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.11.
Indien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
2.12.
De rechtbank ziet geen aanleiding om tussentijds hoger beroep van deze tussenbeslissing toe te staan. Zij zal de beslissing over het voorschot ambtshalve uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
in reconventie
2.13.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
Wat is de mate van arbeidsongeschiktheid voor het verzekerde beroep (exploitant van een speelgoedzaak) op basis van een taak- en urenanalyse en rekening houdend met de vastgestelde beperkingen, de verzekering en de verzekeringsvoorwaarden model 42701 en gebruikmakend van de functionele mogelijkhedenlijst in het rapport van de verzekeringsarts [deskundige1] van 20 juli 2020, per 11 december 2012?
Wat is daarvoor uw onderbouwing?
Wat zijn volgens u de redelijke mogelijkheden voor taakverschuiving, taakaanpassing of voorzieningen binnen het eigen beroep of bedrijf? Wat is het gevolg voor de mate van arbeidsongeschiktheid?
3.2.
benoemt tot deskundige:
[deskundige6]
[NAW deskundige6]
het voorschot
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige vast op het door de deskundige begrote bedrag van € 5.271,00 inclusief btw,
3.4.
bepaalt dat Interpolis het voorschot dient over te maken
binnen twee wekenna de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,
het onderzoek
3.6.
bepaalt dat Interpolis haar procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen,
3.7.
bepaalt dat de deskundige het onderzoek zelfstandig zal instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats,
3.8.
wijst de deskundige er op dat:
  • de deskundige voor aanvang van het onderzoek dient kennis te nemen van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (te raadplegen op www.rechtspraak.nl of desgevraagd te verkrijgen bij de griffie),
  • de deskundige het onderzoek pas na het bericht van de griffier omtrent betaling van het voorschot dient aan te vangen,
  • de deskundige het onderzoek onmiddellijk dient te staken en contact dient op te nemen met de griffier, indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het voorschot niet toereikend blijkt te zijn,
3.9.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien deze daarom verzoekt, de deskundige toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundige ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van het onderzoek,
het schriftelijk rapport
3.10.
draagt de deskundige op om uiterlijk vier maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie,
3.11.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd,
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden,
3.12.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren,
overige bepalingen
3.13.
bepaalt dat de zaak op de parkeerrol zal komen van
6 oktober 2021,
3.14.
draagt de griffier op de zaak op een eerdere rol te plaatsen:
  • indien het voorschot niet binnen de daarvoor bepaalde (eventueel verlengde) termijn is ontvangen: voor akte uitlating voortprocederen aan beide zijden op een termijn van twee weken of
  • na ontvangst ter griffie van het deskundigenbericht: voor conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eis.conv./ged.reconv.] en Interpolis op een termijn van vier weken,
3.15.
verklaart de beslissing over het voorschot uitvoerbaar bij voorraad,
3.16.
houdt iedere verdere beslissing aan,
in reconventie
3.17.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2021.
St/KH