ECLI:NL:RBGEL:2021:2580

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 mei 2021
Publicatiedatum
21 mei 2021
Zaaknummer
AWB – 20 _ 4518
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor zalenverhuur en partycentrum met geluid- en parkeernormen

In deze uitspraak van de Rechtbank Gelderland, gedateerd 25 mei 2021, wordt de omgevingsvergunning voor een horecabedrijf dat zalenverhuur en partycentrumactiviteiten aanbiedt, beoordeeld. De zaak betreft een beroep tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst, die aan de derde-partij een omgevingsvergunning heeft verleend voor het gebruik van het horecabedrijf als zalenverhuur/partycentrum, inclusief maatwerkvoorschriften en een ontheffing voor het sluitingsuur. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, met name vanwege zorgen over geluidsoverlast en parkeeroverlast.

De rechtbank behandelt de beroepsgronden van eisers, die onder andere stellen dat de omgevingsvergunning in strijd is met het bestemmingsplan en dat de geluidnormen niet adequaat zijn vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de vergunningverlening niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening, maar constateert wel dat de geluidbelasting op de gevels van omliggende woningen de toegestane niveaus overschrijdt. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester de ontheffing voor de verruiming van de openingstijden onvoldoende heeft gemotiveerd, gezien de reeds bestaande geluidsoverlast en de ligging van het horecabedrijf in een woonwijk.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerders op om binnen 12 weken opnieuw te beslissen op de bezwaren van eisers, waarbij een nieuwe geluid- en parkeerberekening moet worden uitgevoerd. Tevens wordt de burgemeester opgedragen om de ontheffing voor het sluitingsuur beter te motiveren. De rechtbank wijst het verzoek om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen af en veroordeelt de verweerders in de proceskosten van eisers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 20/4518
uitspraak van de meervoudige kamer van
in de zaak tussen
[eiser] , [eiser],
, [eiser] , [eiser] , [eiser] , [eiser] , [eiser] , [eiser] en [eiser] ,
te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. K.M. van Leeuwen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst,
en
de burgemeester van de gemeente Voorst,
verweerders
(gemachtigde: mr. R. van der Plank).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
[derde-partij], te [woonplaats]
(gemachtigde: mr. J. Kevelam).
Procesverloop
In het besluit van 17 december 2019 (primair besluit I) heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst (hierna: het college) aan de derde-partij op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer maatwerkvoorschriften opgelegd met betrekking tot het aspect “geluid”.
In het besluit van 18 december 2019 (primair besluit II) heeft het college aan de derde-partij een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het horecabedrijf als zalenverhuur/partycentrum.
In het besluit van 19 december 2019 (primair besluit III) heeft de burgemeester van de gemeente Voorst (hierna: de burgemeester) aan de derde-partij een ontheffing voor het sluitingsuur verleend.
In het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het college de bezwaren tegen het primaire besluit I ongegrond verklaard, en de bezwaren tegen het primaire besluit II gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond verklaard.
De burgemeester heeft de bezwaren van eisers tegen het primaire besluit III ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerders hebben een verweerschrift ingediend.
De derde-partij heeft een reactie ingediend.
Bij drie besluiten van 12 januari 2021 hebben verweerders de drie primaire besluiten gewijzigd ten aanzien van de openingstijden van de terrassen.
Het onderzoek ter zitting heeft, tegelijk met het onderzoek in zaak nr. 19/7340, plaatsgevonden op 25 februari 2021. Verschenen zijn [eiser] , [eiser] , [eiser] , [eiser] en [eiser] , bijgestaan door hun gemachtigde mr. K.M. van Leeuwen en vergezeld door ing. R. Herik (geluiddeskundige). Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. R. van der Plank en H.E. Oussoren. Namens de derde-partij is verschenen [derde-partij] , bijgestaan door gemachtigde mr. J. Kevelam en vergezeld door ing. J. Voortman (geluiddeskundige).
Overwegingen
1. De relevante bepalingen uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en het bestemmingsplan “ [woonplaats] ” staan – voor zover deze niet in de uitspraak zelf zijn opgenomen – in de bijlage bij deze uitspraak.
2. De derde-partij exploiteert op het perceel [locatie] te [woonplaats] een horecabedrijf. Deze horecagelegenheid bestaat uit een bowlingcentrum en vier zalen. Buiten het gebouw zijn drie terrassen aanwezig.
Leeswijzer
3. De rechtbank zal in deze uitspraak eerst ingaan op de beroepsgronden met betrekking tot de omgevingsvergunning voor het gebruik van het horecabedrijf als zalenverhuur/partycentrum. Daarna komen de beroepsgronden tegen de maatwerkvoorschriften en de ontheffing van de sluitingstijd aan bod.
Algemene beroepsgronden die op alle besluitonderdelen betrekking hebben komen daarna aan bod en tot slot gaat de rechtbank in op de dwangsom wegens niet tijdig beslissen.
Goede procesorde
4. Eisers hebben betoogd dat de reactie van de derde-partij van 12 februari 2021 buiten beschouwing moet worden gelaten wegens strijd met de goede procesorde. De rechtbank ziet daar geen aanleiding toe. Dit stuk is meer dan 10 dagen voor de zitting ingediend en het stuk is ook niet zodanig veelomvattend dat niettemin sprake is van strijd met de goede procesorde.
Wijzigingsbesluiten van 12 januari 2021
5. In deze drie besluiten hebben verweerders de besluiten inzake de omgevingsvergunning, de maatwerkvoorschriften en de ontheffing van de sluitingstijd gewijzigd om langer gebruik van de terrassen mogelijk te maken. Zoals reeds op de zitting is toegelicht, zal de rechtbank op grond van artikel 6:19, vijfde lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep tegen deze besluiten verwijzen naar verweerders ter behandeling als bezwaar. De rechtbank acht daarvoor van belang dat de beroepstermijn tot 23 februari 2021 liep. Op de zitting van 25 februari 2021 was daarom niet vast te stellen of er nog andere beroepen waren ingesteld.

Omgevingsvergunning

6. Het perceel is in het bestemmingsplan “ [woonplaats] ” bestemd als “Cultuur en ontspanning” met de aanduiding “bowlingbaan”. Ter plaatse van de aanduiding “bowlingbaan” is een bowlingcentrum, inclusief horeca tot en met categorie 2 van de 'Staat van Horeca-activiteiten' toegestaan.
De derde-partij heeft op 13 juni 2019 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend om het horecabedrijf ook te kunnen gebruiken voor zalenverhuur en als partycentrum. In het bestreden besluit heeft het college overwogen dat zalenverhuur/partycentrum volgens de als bijlage bij de planregels opgenomen ‘Staat van Horeca-activiteiten’ valt onder horecacategorie 3 en daarom in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft voor dit met het bestemmingsplan strijdige gebruik een omgevingsvergunning verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo in samenhang met artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Bor.
Kan de aanvraag worden vergund met een kruimelgevallenafwijking?
7.1.
Eisers betogen dat de aanvraag ook betrekking heeft op de uitbreiding van de keuken. Dit blijkt volgens eisers uit de plattegrond waarop “uitbreiding keuken” rood omlijnd is. Volgens eisers kan artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Bor echter niet worden toegepast bij nieuwbouw en bij het uitbreiden van het bebouwd oppervlak. Zij verwijzen daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 februari 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:338). Omdat het bouwplan slechts kan worden vergund op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3o, van de Wabo, is de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing, aldus eisers.
7.2.
De Afdeling heeft in de door eisers aangehaalde uitspraak overwogen dat op grond van artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Bor geen vergunning kan worden verleend voor het in afwijking van het bestemmingsplan gebruiken van een gebouw dat niet feitelijk aanwezig en vergund is. In die zaak ging het over sloop en nieuwbouw van een bedrijfsgebouw. De voorliggende zaak is niet vergelijkbaar, omdat sprake is van het wijzigen van het gebruik van een bestaand horecapand. De aanvraag heeft ook geen betrekking op de activiteit “bouwen” voor de uitbreiding van de keuken. Dat tussen partijen in geschil is of voor de uitbreiding van de keuken een omgevingsvergunningplicht geldt, neemt niet weg dat in deze omgevingsvergunning geen bouwactiviteiten worden vergund die de bestaande bebouwde oppervlakte vergroten.
Het college heeft zich daarom terecht bevoegd geacht om op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2o, van de Wabo in samenhang met artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Bor een omgevingsvergunning te verlenen met toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure.
De beroepsgrond slaagt niet.
Structuurvisie “Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst”
8.1.
Eisers betogen dat de omgevingsvergunning in strijd is met de structuurvisie omdat geen sprake is van het in stand houden van (horeca)voorzieningen maar van het toevoegen van een nieuwe functie.
8.2.
Uit de structuurvisie volgt niet dat het wijzigen of toevoegen van horeca niet is toegestaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Ecologie, luchtkwaliteit en verkeer
9.1.
Eisers betogen dat in de omgevingsvergunning niet nader is onderbouwd wat de effecten van het gebruik zijn op ecologische waarden, op de luchtkwaliteit en op het verkeer.
9.2.
Op pagina 8 van de bij de omgevingsvergunning behorende ruimtelijke onderbouwing van Rho adviseurs wordt aangegeven dat het projectgebied door middel van een inrit en uitrit wordt ontsloten op de Twelloseweg. De Twelloseweg wordt in oostelijke richting ontsloten via de Hoge Worp op de Rijksstraatweg N344 richting Deventer en Twello. De provinciale N-weg richting Deventer en Twello heeft voldoende capaciteit voor de verkeersafwikkeling van de feitelijk bestaande functies binnen het projectgebied. Aangezien de afwikkeling niet door het dorp gaat, maar rechtstreeks, ontstaat er ook geen negatief effect, aldus de ruimtelijke onderbouwing. Op pagina 17 van de ruimtelijke onderbouwing is verder aangegeven dat projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging op grond van de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op pagina 18 is ten slotte aangegeven dat deze ontwikkeling geen activiteiten mogelijk maakt die een negatief effect kunnen hebben op dier- en plantensoorten. Deze motivering is door eisers niet betwist.
De beroepsgrond slaagt niet.
Behoefte
10.1.
Eisers betogen dat de behoefte aan een partycentrum op deze locatie niet is onderzocht.
10.2.
Uit artikel 5.20 van het Bor volgt dat slechts voor zover een omgevingsvergunning met toepassing van het bepaalde onder 3o van artikel 2.12, eerste lid, onder a, van de Wabo wordt verleend de ladder voor duurzame verstedelijking uit artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van toepassing is. Omdat het college met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo een omgevingsvergunning heeft verleend, is de ladder voor duurzame verstedelijking dus niet van toepassing.
Dit neemt niet weg dat bij de toets of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening aan de orde kan komen of de ontwikkeling voorziet in een behoefte. Nu op het perceel reeds zaalverhuur plaatsvindt en bruiloften worden georganiseerd, is de rechtbank van oordeel dat deze behoefte voldoende is aangetoond. In hoofdstuk 5 van de ruimtelijke onderbouwing is daarnaast ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het bouwplan. Deze motivering is door eisers niet gemotiveerd betwist.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geluid en milieuzonering
11. Het college heeft in het primaire besluit overwogen dat een richtafstand van 10 meter geldt uitgaande van de typering van de omgeving van de horecagelegenheid als “gemengd gebied” op grond van de brochure “Bedrijven en milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeente (hierna: VNG-brochure). Volgens het college wordt niet voldaan aan deze richtafstand van 10 meter voor wat betreft het aspect “geluid” zodat een akoestische onderbouwing noodzakelijk is. Daarnaast gaat het in dit geval niet om een gemiddeld horecabedrijf maar om een combinatie aan horeca-functies waaronder een grote feestzaal. Ook in dat kader is een akoestische beschouwing nodig.
Deze nadere akoestische onderbouwing is gegeven met het “Akoestisch onderzoek Deventer Buitensociëteit & bowling bv aan de [locatie] te [woonplaats] ” van Voortman Ingenieurs van 11 november 2019. Volgens het college blijkt uit dit geluidrapport dat de beoogde bestemming in te passen is in de omgeving als aan de voorschriften bij de omgevingsvergunning wordt voldaan. De overschrijdingen op de gevels van [locatie] bedragen maximaal 1 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau. De geringe overschrijding is volgens het college in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening en er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de omliggende woningen.
Het college heeft naar aanleiding van de geluidonderzoeken voorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. Deze voorschriften staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Gemengd gebied
11.1.
Eisers betogen dat het college de omgeving ten onrechte heeft aangemerkt als “gemengd gebied” en dat daarom van te korte richtafstanden tot omliggende woningen is uitgegaan.
11.2.
Het college heeft in het bestreden besluit de VNG-brochure gehanteerd. De richtafstanden uit deze VNG-brochure dienen als richtlijn of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Als niet wordt voldaan aan de richtafstand dan kan met een aanvullende motivering, bijvoorbeeld in de vorm van een akoestisch onderzoek, alsnog worden gemotiveerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank stelt vast dat het college zich in het primaire besluit conform deze systematiek op het standpunt heeft gesteld dat niet voldaan werd aan de richtafstand uit de VNG-brochure, zodat een nader geluidonderzoek was vereist om te bepalen of er sprake was van een goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de omliggende woningen. Deze motivering is in de beslissing op bezwaar niet gewijzigd.
Dat in de bij het primaire besluit behorende ruimtelijke onderbouwing en akoestisch onderzoek staat dat wel wordt voldaan aan de richtafstanden maakt het voorgaande niet anders. Het is immers de motivering in het besluit zelf die bepalend is. De rechtbank acht deze motivering ook juist; de richtafstand wordt niet gehaald. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de door eisers aangehaalde uitspraak van 24 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1481), dient die afstand te worden gemeten van de grens van de bestemming die bedrijven (of andere milieubelastende functies) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunningvrij bouwen mogelijk is. De rechtbank stelt vast dat de afstand van de bestemmingsgrens tot de gevel van de woning aan de Twelloseweg minder bedraagt dan 10 meter, zodat het college terecht heeft overwogen dat niet aan de richtafstand voor “gemengd gebied” wordt voldaan en een nader geluidonderzoek is vereist.
Omdat niet voldaan wordt aan de richtafstand voor “gemengd gebied” en het college ook een geluidonderzoek aan het besluit ten grondslag heeft gelegd kan de rechtbank buiten beschouwing laten of het gebied aan moet worden gemerkt als “gemengd gebied” of een “rustige woonwijk” op grond van de VNG-brochure. Dit is verder niet van belang.
De beroepsgrond slaagt niet.
Geluidonderzoek
12.1.
Eisers betogen dat in het geluidonderzoek van een te lage geluidbelasting op de omliggende woningen is uitgegaan. Zij voeren daartoe het volgende aan:
  • het geluidonderzoek heeft zich ten onrechte toegespitst op feesten en partijen in zaal 1 en 2. De omgevingsvergunning staat dit gebruik ook toe in de andere ruimten inclusief de terrassen en het buitenterrein c.q. gazon aan de voorzijde;
  • het geluidonderzoek heeft zich ten onrechte toegespitst op stemgeluid van de bezoekers van terrassen. Ook het stemgeluid van feesten en partijen op het gazon aan de voorzijde van het pand en het stemgeluid van arriverende en vertrekkende bezoekers hadden in het onderzoek moeten worden betrokken;
  • het stemgeluid van terras 3 na 22.45 vanwege gebruik door rokers is ten onrechte niet meegenomen;
  • het geluidonderzoek is ten onrechte slechts toegespitst op versterkt stemgeluid tijdens trouwceremonies buiten en tot het (reguliere) stemgeluid van slechts 130 bezoekers op het terras;
  • het stemgeluid op de parkeerplaatsen is ten onrechte niet meegenomen en de geluidsgevolgen van de nieuwe parkeeroplossing zijn ook niet onderzocht;
  • ten onrechte is uitgegaan van normaal stemgeluid gelet op de openingstijden van de terrassen;
  • het onoverdekte terras aan de Kweekweg is ten onrechte niet meegenomen;
  • de rookruimte is ten onrechte beoordeeld als een gesloten ruimte, terwijl het dak open is;
  • het geluid van arriverende en vertrekkende auto’s van bezoekers buiten het terrein is niet onderzocht;
  • hun woningen hadden ook als meetpunten moeten worden meegenomen.
Door ing. R. Herik van Akoestisch buro Tideman wordt daarnaast in notities van 18 januari 2021 en 7 februari 2021 het volgende aangevoerd:
- een toelaatbaar geluidniveau voor muziek van 90 dB(A) is niet voldoende voor livemuziek. Diverse bands weigeren op te treden als het geluidniveau niet minimaal 95-100 dB(A) mag bedragen. Voor diverse live-instrumenten zoals een drumstel of blaasinstrumenten is het namelijk niet mogelijk om maximaal 90 dB(A) ten gehore te brengen.
Het inpluggen van de band in het geluidsysteem werkt niet bij livemuziek. Het inpluggen op de eigen installatie of het aanbrengen van een deugdelijke begrenzer is niet geborgd, zodat in de praktijk een band de eigen installatie kan opstellen en met 100 dB(A) aan het werk kan gaan.
  • in de berekening is niet meegenomen dat met een vol terras mensen in- en uit zullen lopen waardoor de deuren van het gebouw zijn geopend. Daarom moet ook rekening gehouden worden met het muziekgeluid (van 78 dB(A));
  • voor stemgeluid op een terras dient niet uitgegaan van een bronsterkte voor rustig spreken van 65 dB(A), maar van een bronsterkte van 70 dB(A). Daarbij wordt verwezen naar de normen die de gemeente Utrecht voor stemgeluid hanteert en naar de uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:23);
  • op de terrassen dient gelet op de oppervlakte van 400 m² uitgegaan te worden van het stemgeluid van 285 personen en niet van (twee terrassen met 50 personen en één terras van 30 personen) 130 personen, aangezien het maximale aantal bezoekers niet in de vergunning is gemaximeerd;
  • de afzuiging van de keukens is ten onrechte niet als geluidbron meegenomen.
Indirecte hinder (verkeer)
12.2.
De rechtbank stelt vast dat in paragraaf 8 van het geluidonderzoek wordt ingegaan op verkeer van en naar het horecabedrijf. Dat het geluid van arriverende en vertrekkende auto’s van bezoekers buiten het terrein niet zou zijn onderzocht is daarom onjuist.
De beroepsgrond slaagt niet.
Beoordelingspunten
12.3.
Uit bijlage 6 bij het geluidonderzoek blijkt dat de woningen aan de Worp 1 en 3 zijn meegenomen als beoordelingspunten. Naar het oordeel van de rechtbank bestond geen aanleiding om de woningen aan de Worp 5 en verder ook mee te nemen als beoordelingspunten, aangezien de geluidbelasting voor deze woningen lager zal zijn dan bij de dichterbij gelegen woningen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Maximale gebruiksmogelijkheden (representatieve bedrijfssituatie)
12.4.
In paragraaf 2.4 van het geluidonderzoek wordt ingegaan op de representatieve bedrijfssituatie. Daarin is aangegeven dat wordt uitgegaan van een worst-case situatie waarin alle omschreven activiteiten in een etmaal optreden. Bepalend voor de geluiduitstraling naar de omgeving zijn de volgende relevante activiteiten:
• Feesten en live-muziek met muziekgeluid in de zaal 1 en 2;
• De bowlingbanen met muziekgeluid;
• Technische installaties op het dak (ventilatoren etc.);
• Verkeersbewegingen door bezoekers en leveranciers van de inrichting;
• Versterkt stemgeluid tijdens een (trouw)ceremonie buiten.
Daarnaast is ook het stemgeluid van bezoekers van het terras meegenomen en bijkomende nevenwerkzaamheden zoals grasmaaien en bladblazen.
Voor wat betreft het overdekt terras (aan de kant van de Kweekweg) is aangegeven dat dit een volledig afgesloten rookruimte betreft. In deze ruimte zullen rokende bezoekers (meestal in groepjes van 2 of 4 personen) gedurende een korte periode van circa 10 minuten een sigaret roken waarbij gepraat wordt. Stemgeluid vanuit de afgesloten ruimte naar de dichtstbijzijnde woning op circa 25 meter afstand is akoestisch niet relevant.
12.5.
De rechtbank stelt vast dat de horecagelegenheid ook nog beschikt over zalen 3 en 4, welke niet zijn betrokken in het geluidonderzoek. In het geluidonderzoek wordt aangegeven dat slechts zalen 1 en 2 worden gebruikt voor feesten en partijen en ook de voorschriften zijn gericht op het gebruik van deze zalen, en niet op zalen 3 en 4. In de parkeerberekening zijn zalen 3 en 4 ook aangemerkt als restaurant, en niet als aparte feestzalen en voor deze zalen is ook de lagere parkeernorm voor een restaurant gehanteerd.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de verleende omgevingsvergunning geen betrekking heeft op het gebruik van zalen 3 en 4 voor zaalverhuur. Zoals de Afdeling heeft overwogen in overweging 6.3 van de uitspraak van 9 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3394) kan het geluidonderzoek, als onderdeel van de aanvraag, ook een nadere specificering van de voorgenomen activiteiten en maatregelen bevatten, en in die zin mede de grenzen van de omgevingsvergunning bepalen.
Nu het vergunde gebruik geen betrekking heeft op deze zalen ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in het geluidonderzoek is uitgegaan van een onjuiste representatieve bedrijfssituatie door deze zalen niet mee te nemen. De terrassen en het gebruik van het gazon zijn daarnaast ook meegenomen in de representatieve bedrijfssituatie. Op de vraag of de geluidbelasting vanwege stemgeluid vanuit het terras is onderschat, zal de rechtbank in de volgende paragrafen ingaan.
Ook overigens ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat in het geluidonderzoek is uitgegaan van een te beperkte representatieve bedrijfssituatie. De ventilator van de keuken is blijkens paragraaf 5.4 meegenomen in de geluidberekening als stationaire geluidsbron. Ook als dit de ventilator van de oude keuken betreft, en niet de in aanbouw zijnde nieuwe keuken, dan ziet de rechtbank in de omstandigheid dat de ventilator op een nieuwe plaats wordt gerealiseerd geen aanleiding om de uitkomsten van de geluidberekening voor onjuist te houden.
De rookruimte betreft voorts een afgesloten ruimte, en geen terras, zodat het college deze in redelijkheid buiten beschouwing heeft kunnen laten bij de representatieve bedrijfssituatie.
In voorschrift 20 staat dat de deuren gesloten moeten blijven. Gelet op dit verbod om deuren open te laten staan is in het geluidonderzoek muziekgeluid in zoverre terecht buiten beschouwing gelaten voor de representatieve bedrijfssituatie.
De beroepsgrond slaagt niet.
Bronsterkte (live-muziek)
12.6.
In voorschrift 5 is het geluidniveau van live-muziek beperkt tot 90 dB(A). Als een live-band toch speelt met een hoger aantal decibels, dan kan het college hiertegen handhavend optreden.
De beroepsgrond slaagt niet.
Parkeerterrein
12.7.
Uit paragraaf 5.5 blijkt dat geluid door auto’s op het parkeerterrein is meegenomen als geluidbron(nen), met een maximaal bronvermogen van 98 dB(A). In het geluidonderzoek is bij de berekening echter geen rekening gehouden met de wijziging van de ligging van het parkeerterrein door het toevoegen van extra parkeerplaatsen. Dit terwijl deze parkeerplaatsen wel noodzakelijk zijn om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Deze parkeerplaatsen komen bovendien deels dichter bij de woningen van eisers te liggen dan de bestaande parkeerplaatsen. Nu de geluidbronnen dichter bij de woningen komen te liggen, en het bovendien geluidbronnen betreft die ook gelden voor de nachtperiode, dienen ook deze parkeerplaatsen te worden meegenomen in de geluidberekening.
De beroepsgrond slaagt.
Stemgeluid
12.8.
In paragraaf 5.6 van het geluidonderzoek wordt ingegaan op stemgeluid bij trouwceremonies.
In paragraaf 5.7 wordt ingegaan op het stemgeluid van het terras. Daarin staat dat op terras 1, 2 en 3 maximaal circa 50, 50 en 30 personen aanwezig kunnen zijn, maar dat zal doorgaans niet gelijktijdig het geval zijn. In de berekening wordt er (worstcase) vanuit gegaan dat alle terrassen gelijktijdig een volle bezetting hebben. Voor terras 1, 2 en 3 wordt, uitgaand van een maximale bezetting van respectievelijk 50, 50 en 30 personen, gerekend met 25, 25 en 15 gelijktijdig pratende bezoekers tussen 11.00 uur en 22.00 uur. Hierbij wordt er van uit gegaan dat een pratende bezoeker ca. 2/3 deel van de aanwezige tijd daadwerkelijk spreekt.
Het bronvermogen (Lw) van het menselijk stemgeluid van een (normaal) sprekend mens bedraagt 65 dB(A). Voor het geluidbronvermogen van het stemgeluid dat is gemodelleerd als oppervlaktebron is gebruik gemaakt van de kengetallen van de VDI-richtlijn 3770. In tabel 5.6 zijn de gehanteerde bronvermogens en bedrijfsduren weergegeven:
Bronvermogen
12.9.
Voor wat betreft de normen voor stemgeluid overweegt de rechtbank dat het college niet gebonden is aan normen voor stemgeluid die een andere gemeente hanteert. De rechtbank stelt echter wel met eisers vast dat in jurisprudentie, zie bijvoorbeeld de door eisers aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 15 januari 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:23) maar ook de uitspraak van 24 februari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:386), voor stemgeluid van een hogere bronsterkte van 70 dB(A) is uitgegaan.
Evenals in de uitspraak van 24 februari 2021 zal de horecagelegenheid worden gebruikt voor zalenverhuur en worden de terrassen gebruikt bij trouwerijen, feesten en partijen. Bij een dergelijk gebruik door grote groepen waar ook alcohol wordt geschonken kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer uitgegaan worden van een bronsterkte van 65 dB(A) van een normaal sprekend mens, zodat de beroepsgrond slaagt.
De rechtbank merkt in het verlengde hiervan op dat in het geluidonderzoek niet slechts is uitgegaan van een bronvermogen van 65 dB(A), maar dat dit is verhoogd tot een bronsterkte van 77/79 dB(A) voor een groep van 15/25 personen. De rechtbank kan echter niet beoordelen of – als een bronsterkte van 70 dB(A) wordt gehanteerd – ook deze bronsterktes aanpassing behoeven.
Terras
12.10.
Het maximale aantal personen dat is toegestaan op een feest is 400. De rechtbank is van oordeel dat het college in het geluidonderzoek, gelet op de omstandigheid dat bij een feest niet iedereen tegelijk op het terras aanwezig zal zijn, in redelijkheid uit heeft kunnen gaan van een worst-case bezetting van maximaal 50, 50 en 30 personen per terras.
De beroepsgrond slaagt in zoverre niet.
12.11.
Uit tabel 5.6 in het geluidonderzoek volgt dat stemgeluid van het terras tijdens de dag- en avondperiode is meegenomen. In voorschrift 15 zijn regels opgenomen voor het gebruik van terrassen. Voor wat betreft terras 3 geldt dat hiervan geen gebruik mag worden gemaakt tussen 22.45 en 07.00 uur. Na 22.45 uur mag terras 3 echter nog wel worden gebruikt voor rokers, maar er mogen dan geen consumpties meer worden geserveerd.
De rechtbank stelt vast dat een uitzondering is gemaakt voor terras 3 voor rokers en dat het terras dus ook na 22.45 uur, dus tijdens de nachtperiode, open mag zijn. Bij een feest met maximaal 400 personen acht de rechtbank het niet onaannemelijk dat het terras gebruikt zal worden door een aanzienlijk aantal (rokende) personen in de nachtperiode. Gelet op dit toegestane gebruik is in het geluidonderzoek stemgeluid van terras 3 tijdens de nachtperiode ten onrechte buiten beschouwing gelaten.
De beroepsgrond slaagt.
12.12.
In het geluidonderzoek is stemgeluid op het parkeerterrein niet als aparte geluidbron meegenomen. De deskundige heeft hierover op de zitting aangegeven dat het lastig is om deze geluidbron te modelleren omdat deze over het gehele parkeerterrein voor kan komen.
Dit is wellicht het geval, maar dit vormt naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om daarom deze geluidbron buiten beschouwing te laten.
De beroepsgrond slaagt.
Geluidvoorschriften
13.1.
Eisers betogen dat het onduidelijk is wanneer de maatregelen in voorschriften 8, 10, 17, 21, 22, 23 en 25 moeten zijn getroffen. Voorts wordt het volgende aangevoerd:
  • Voorschrift 9 is volgens eisers niet te begrijpen, omdat na 1.00 de inrichting dicht moet zijn en achtergrondmuziek dan niet meer aan de orde is;
  • Voorschrift 13 beperkt ten onrechte niet het opbouwen en opruimen van de apparatuur;
  • Voorschrift 14 ziet ten onrechte alleen op versterkt geluid;
  • Voorschrift 15 maakt ten onrechte het onbeperkte gebruik van terras 3 voor rokers mogelijk. Deze kunnen gebruik maken van de rookruimte. Het gebruik alleen door rokers is ook niet handhaafbaar;
  • De oppervlaktes uit voorschrift 15A zijn niet controleerbaar;
  • Voorschrift 21 is volgens eisers niet handhaafbaar. Ook het bordes wordt gebruikt als rookplek en de gevolgen van dit gebruik zijn niet onderzocht;
  • Voorschriften 22 en 23 zijn niet handhaafbaar en concreet genoeg;
  • Voorschrift 24 bevat ten onrechte een uitbreiding van de openingstijden.
13.2.
De rechtbank overweegt dat het college op grond van deze omgevingsvergunning handhavend op kan treden tegen de derde-partij als het horecabedrijf in werking is zonder dat de voorgeschreven voorzieningen zijn gerealiseerd. In de voorschriften is daarnaast voldoende duidelijk omschreven welke maatregelen moeten worden getroffen en deze maatregelen zijn ook afdoende.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Parkeren
14. In de ruimtelijke onderbouwing wordt nader ingegaan op het aspect “parkeren”. Deze motivering is in de memo “Aanvulling aspect parkeren” van Rho van 6 juli 2020 op onderdelen gewijzigd. In deze memo is de volgende berekening van de parkeerbehoefte opgenomen:
Omdat de gemeente Voorst geen parkeerbeleid heeft is voor de gehanteerde parkeernormen aansluiting gezocht bij de CROW-publicatie 381, ‘Toekomstbestendig Parkeren” van 1 december 2018 waarbij is uitgegaan van de kengetallen voor een locatie in de schil van het centrum in een sterk stedelijk gebied. Voor de zalenverhuur (zaal 1 en 2) is uitgegaan van de parkeerkencijfers voor een discotheek.
Volgens het college zijn op eigen terrein 91 parkeerplaatsen aanwezig, zodat er gelet op de parkeerbehoefte van 95 parkeerplaatsen sprake is van een tekort van 4 parkeerplaatsen. Omdat op eigen terrein 16 aanvullende parkeerplaatsen zullen worden gerealiseerd, zijn er volgens het college genoeg parkeerplaatsen om in de parkeerbehoefte te voorzien.
Bruto vloeroppervlakte
14.1.
Eisers betogen dat de afmetingen niet te controleren zijn, zodat onduidelijk is of van een correcte bruto vloeroppervlakte (bvo) is uitgegaan. Eisers geven aan dat uit de bouwtekening uit 1996 een oppervlakte van 1.900 m² voor het gebouw volgt. De oppervlakte van de nieuwe keuken, de terrassen 1 en 2 en de verdieping is daarnaast ten onrechte buiten beschouwing gelaten in de parkeerberekening, aldus eisers.
14.2.
Het college heeft voor de parkeerberekening de CROW-publicatie toegepast. In deze CROW-publicatie wordt bij de berekening van de parkeerbehoefte van bepaalde functies, zoals de meeste horecavormen, uitgegaan van de bruto-vloeroppervlakte. [1] Voor bowlingzalen wordt de parkeerbehoefte echter berekend per bowlingbaan. Het college heeft voor wat betreft de bowlingzalen binnen de horecagelegenheid in de parkeerberekening dan ook terecht het aantal bowlingzalen als uitgangspunt genomen, en niet de bruto vloeroppervlakte.
De rechtbank overweegt dat uit de stukken niet blijkt van welke bruto vloeroppervlakte van het gebouw het college is uitgegaan. In de berekening staat slechts wat de bruto vloeroppervlakte van bepaalde delen van het gebouw is. Daaruit blijkt niet dat de oppervlakte van ruimtes zoals de keuken, toiletruimten, gangen, bovenverdieping en overige ruimten in het gebouw kenbaar in de berekening zijn betrokken, terwijl deze wel meetellen bij het bepalen van de bruto vloeroppervlakte en dus bij de berekening van de parkeerbehoefte.
De beroepsgrond slaagt.
Maximale gebruiksmogelijkheden
15.1.
Eisers betogen dat in de parkeerberekening niet is uitgegaan van de maximale gebruiksmogelijkheden die zijn aangevraagd en vergund.
15.2.
De rechtbank volgt niet het standpunt van het college dat bij het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen dient te worden uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale mogelijkheden die het plan biedt. De jurisprudentie waar het college naar heeft verwezen [2] ziet op de berekening van de parkeerbehoefte bij een bestemmingsplan en niet op een omgevingsvergunning. De parkeerbehoefte dient – met uitzondering van de bowlingbanen – te worden berekend aan de hand van de bruto-vloeroppervlakte van het gebouw, waarbij voor de parkeernorm naar de toegestane functie moet worden gekeken.
De parkeerbehoefte per 100 m² bvo voor een zaal is hoger dan die van een restaurant. Als zaal 3 en 4 op grond van deze omgevingsvergunning ook kunnen worden gebruikt voor zalenverhuur dan dient ook voor zaal 3 en 4, de bar/keuken en de terrassen voor de hogere parkeernorm voor zaalverhuur uit te worden gegaan. Zoals de rechtbank in overweging 12.5 heeft geoordeeld heeft de omgevingsvergunning echter geen betrekking op zaal 3 en 4, zodat het college in de parkeerberekening voor zaal 3 en 4 van de lagere parkeernorm van een restaurant uit heeft kunnen gaan.
De beroepsgrond slaagt niet.
Parkeernorm
16.1.
Eisers betogen dat het college in de parkeerberekening is uitgegaan van een onjuiste stedelijkheidsgraad. Het gebied is volgens eisers gelet op het aantal adressen van 833 per km² niet aan te merken als een “sterk stedelijk gebied”, maar als “weinig stedelijk” of “matig stedelijk” waarvoor hogere parkeernormen gelden. Volgens eisers is ook ten onrechte uitgegaan van “schil centrum” en had het gebied moeten worden aangemerkt als “rest bebouwde kom”.
16.2.
Uit de CROW-publicatie volgt dat de stedelijkheidsgraad wordt bepaald door de omgevingsadressendichtheid (adressen per km²) conform de onderstaande tabel.
Eisers hebben aangegeven dat de omgevingsadressendichtheid van [woonplaats] 833 adressen per km² bedraagt, dus “weinig stedelijk”, en van de “De Hoven” 1144 adressen per km², dus “matig stedelijk”. Het college heeft deze adressendichtheid niet betwist.
Gelet op deze omgevingsadressendichtheid is de rechtbank van oordeel dat het college ten onrechte is uitgegaan van de parkeernormen voor een “sterk stedelijk” gebied. Dat de gemeente [woonplaats] in haar parkeerbeleid voor de wijk “de Hoven” is uitgegaan van “sterk stedelijk” maakt niet dat het college dit ook kan doen. Het college past immers de CROW-publicatie toe en niet het parkeerbeleid van de gemeente [woonplaats] . Als het college een andere stedelijkheidsgraad aan het gebied had willen toekennen, dan had daarvoor parkeerbeleid moeten worden vastgesteld.
De beroepsgrond slaagt.
16.3.
[woonplaats] wordt van het centrum van [woonplaats] gescheiden door de IJssel. Deze afscheiding maakt naar het oordeel van de rechtbank echter niet dat het college deze wijk niet aan heeft kunnen merken als “schil centrum”.
De beroepsgrond slaagt niet.
Parkeren bezoekers en fietsparkeren
17.1.
Eisers betogen dat in het parkeeronderzoek geen aandacht is besteed aan het parkeren door personeel, artiesten, leveranciers en fietsparkeren.
17.2.
De parkeernorm uit de CROW-publicatie is inclusief het bezoekersparkeren, zodat geen aanleiding bestond om apart in te gaan op parkeren door personeel, artiesten en leveranciers. Op het terrein zijn daarnaast voorzieningen aanwezig voor fietsparkeren. Niet is gebleken dat deze fietsparkeervoorzieningen onvoldoende zijn.
De beroepsgrond slaagt niet.
Overige gronden over parkeren
18.1.
Eisers betogen dat in voorschrift 24A wordt aangegeven dat aan de parkeeroplossing uit de memo van Rho moet worden voldaan en dat deze in stand moet worden gehouden. Volgens eisers is niet voorgeschreven wanneer hieraan moet worden voldaan. Figuur 1 en 2 verschillen volgens eisers van elkaar.
De nieuw aan te leggen 16 parkeerplaatsen zijn verder volgens eisers slecht bereikbaar, zodat het de vraag is of deze volledig kunnen worden gebruikt.
Drie parkeerplaatsen zijn ingetekend waar nu bomen staan. Ook de parkeerplaats voor de in- en uitgang is niet bruikbaar.
De 12 parkeerplaatsen naast het gebouw zijn ’s avonds niet bruikbaar, omdat hier geen verkeersbewegingen zijn toegestaan om aan de geluidnormen te voldoen. Eisers verwijzen in dat verband naar route M05 uit het geluidonderzoek.
Ook is volgens eisers niet na te gaan of de parkeervakken voldoen aan de afmetingseisen uit de CROW-publicatie of het gemeentelijk beleid. Bovendien zijn het veelal niet-afgebakende vakken wat leidt tot inefficiënt parkeren.
18.2.
Voorschrift 24A luidt als volgt:
“Vergunninghouder is verplicht de parkeervoorzieningen op eigen terrein overeenkomstig de figuren 1 en 2 uit bijlage 1 in te richten, beschikbaar te hebben en beschikbaar te houden.”
18.3.
Zodra vergunninghouder gebruik gaat maken van de omgevingsvergunning dient hij aan de voorschriften te voldoen en de parkeerplaatsen conform de figuren uit de bijlage (de memo van Rho van 6 juli 2020) in te richten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college in voorschrift 24A een termijn had moeten opnemen. Dit voorschrift is naar het oordeel van de rechtbank ook niet rechtsonzeker.
In de memo van Rho staat dat de 16 parkeerplaatsen uit figuur 2 zijn bedoeld als overloop. Als deze nodig zijn dan komen de twee als blauw aangegeven parkeerplaatsen op figuur 1 te vervallen, en zijn er (91 + 16 – 2 =) 105 parkeerplaatsen beschikbaar. Figuur 1 ziet dus op de “standaardsituatie” en figuur 2 ziet op situaties waar alle parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn.
De rechtbank ziet ook geen grond voor het oordeel dat deze nieuwe parkeerplaatsen niet bereikbaar zouden zijn of dat Rho in de figuren is uitgegaan van te kleine parkeerplaatsen, en daardoor van een te hoog aantal parkeerplaatsen dat op eigen terrein kan worden gerealiseerd. Dat de parkeervakken niet zijn afgebakend, maakt ook niet dat van een te laag aantal parkeerplaatsen is uitgegaan.
18.4.
Uit het geluidonderzoek volgt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT) in de avond- en nachtperiode van 45 en 40 dB(A) ter plaatse van beoordelingspunt 8 ([locatie]) met respectievelijk 1 en 1 dB(A) wordt overschreden. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode ter plaatse van beoordelingspunt 10 (Twelloseweg 1) wordt met 1 dB(A) overschreden. Maatgevend in de avondperiode zijn de verkeersbewegingen en het stemgeluid. Ter plaatse van beoordelingspunt 8 wordt daarnaast het maximaal geluidsniveau (Lmax) in de nachtperiode van 60 dB(A) met 5 dB(A) overschreden door personenauto’s op route M05. In het geluidonderzoek zijn twee varianten (A en B) doorberekend om toch aan de geluidnormen te voldoen. Variant A betreft het verplaatsen van de verkeersbewegingen van route M05 naar route M07 en M08 in de avond en nachtperiode door het afzetten van parkeerplaatsen. Variant B betreft een geluidscherm.
De rechtbank stelt echter vast dat er door het college niet voor is gekozen om deze varianten toe te passen, aangezien deze niet zijn geborgd in de (voorschriften bij de) omgevingsvergunning. Van een verplaatsing van de verkeersbewegingen is dus geen sprake. Dit betekent dat de 12 parkeerplaatsen in de avond- en nachtperiode beschikbaar zijn om te parkeren. Dit betekent ook dat uitgegaan moet worden van een maximaal geluidsniveau in de nachtperiode van 65 dB(A) voor de woning aan de [locatie] door geluid van personenauto’s.
De beroepsgrond slaagt niet.
18.5.
Voor wat betreft de drie parkeerplaatsen overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat deze door de aanwezigheid van bomen niet kunnen worden gerealiseerd.
Als een parkeerplaats is gesitueerd voor een nooduitgang, dan kan deze naar het oordeel van de rechtbank niet aangemerkt worden als parkeerplaats, nu het verboden is om voor een nooduitgang te parkeren. In dat geval kan deze parkeerplaats ook niet worden meegenomen in de parkeerberekening.

Maatwerkvoorschriften

19.1.
Eisers betogen dat in het akoestisch onderzoek niet van de representatieve bedrijfssituatie is uitgegaan, dat ten onrechte is uitgegaan van “gemengd gebied” en dat de maatwerkvoorschriften onvoldoende zijn om geluidsoverlast te beperken.
19.2.
De rechtbank is in het kader van het beroep tegen de omgevingsvergunning reeds ingegaan op de beroepsgronden met betrekking tot het aspect “geluid”. De rechtbank zal in de conclusie van deze uitspraak ingaan op de gevolgen van de geconstateerde gebreken op dit punt voor het besluit tot het opleggen van maatwerkvoorschriften.

Ontheffing sluitingsuur

20.1.
De burgemeester heeft in het bestreden besluit verwezen naar een advies van de politie en aangegeven dat er bij de politie op basis van de beschikbare informatie geen aanleiding is om te vermoeden dat een verruiming van de openingstijden de openbare orde kan gaan aantasten. De burgemeester heeft daarnaast overwogen dat eventuele geluidhinder vanuit het horecabedrijf inrichtinggebonden geluidsoverlast is en dat dit niet kan worden aangemerkt als overlast die de openbare orde betreft. De Algemene Plaatselijke Verordening (APV) kan voor deze inrichtinggebonden geluidhinder niet worden ingezet. Dit geluid wordt gereguleerd op grond van het Activiteitenbesluit en de verleende omgevingsvergunning.
Het geluid maakt, voor zover dit valt binnen de volgens de milieuwetgeving gestelde normen, deel uit van de uitstraling van het horecabedrijf in zijn totaliteit op de omgeving. Die context heeft de burgemeester betrokken bij de toetsing van de openbare orde. Daarbij heeft de burgemeester in aanmerking genomen dat er volgens het bestemmingsplan bij recht een horecabedrijf mag worden gevestigd dat overwegend ook delen van de nacht is geopend. Het bestemmingsplan geeft aan, dat daarmee een bepaald hinderniveau aanvaardbaar is. Het verlenen van deze ontheffing inclusief de genoemde restricties, sluit aan bij het bestemmingsplan, aldus de burgemeester.
20.2.
Eisers betogen dat de noodzaak voor de verruiming van de openingstijd van 1.00 tot 1.30 voor bezoekers en 2.00 voor personeel onvoldoende is onderbouwd. Volgens eisers is slechts voor enkele horecabedrijven in het centrum van Twello een ontheffing verleend. Door een ontheffing te verlenen buiten het centrum van Twello handelt de burgemeester niet conform de eerdere ontheffing en de bestaande handelswijze, aldus eisers. Een ontheffing op deze locatie ligt volgens eisers ook niet voor de hand gelet op de ligging in een woonwijk.
Eisers betogen dat het advies van de politie geen recht doet aan de feitelijke situatie. Dit betreffen uitsluitend de meldingen die in het systeem zijn geregistreerd. Volgens eisers zijn veel meer meldingen gedaan, en zij verwijzen daarvoor naar de lijst met meldingen die zijn ingediend. Volgens eisers is er wel sprake van verstoring van de openbare orde en zij verwijzen daarvoor naar het afsteken van vuurwerk op 16 september 2020, een vechtpartij die heeft plaatsgevonden en naar een vermoeden dat ter plaatse drugs worden gedeald.
20.3.
Artikel 2.3.1.4 van de APV luidt als volgt:
“1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden dit zonder ontheffing van de burgemeester voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 01.00 uur en 06.00 uur.
2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.
3. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.”
Artikel 1.4 luidt als volgt:
“1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.”
Artikel 1.8 luidt als volgt:
“De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:
a. de openbare orde;
b. de openbare veiligheid;
c. de volksgezondheid;
d. de bescherming van het milieu.”
20.4.
Bij deze ontheffing zijn de volgende voorschriften opgenomen:
“1. Terras 1 behorende bij het horecabedrijf moet van 22.00 tot 07.00 uur gesloten zijn.
Terrassen 2 en 3 moeten van 22.45 uur tot 07.00 uur gesloten zijn. Na 22.45 uur mag terras 3 wel gebruikt worden voor rokers, maar er mogen geen consumpties meer worden geserveerd.
2. Het is verboden om na 01.00 uur nog nieuwe bezoekers toe te laten in het horecabedrijf.
3. Het schenken van alcohol is na 01.00 uur niet meer toegestaan.
4. De aanwezige bezoekers in het horecabedrijf hebben tot 01.30 uur de tijd om het horecabedrijf te verlaten.
5. In afwijking van voorgaand voorschrift geldt dat de direct betrokkenen bij de initiatiefnemers van een feest met een maximum van vijftien personen voor de afrondingshandelingen van het feest nog tot uiterlijk 02.00 uur aanwezig mogen zijn.
6. Bij feesten en partijen geldt de verplichting dat in de tijdspanne 01.00 tot 01.30 uur een medewerker bij de toegangsdeur erop toeziet dat het vertrek van bezoekers rustig verloopt en waarbij zo nodig bezoekers worden aangesproken op hun gedrag ter bevordering van een rustig vertrek.”
20.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
De burgemeester heeft terecht overwogen dat het aspect “geluid” primair in het kader van de toets aan het Activiteitenbesluit en in het kader van de omgevingsvergunning aan de orde dient te komen. Dit neemt niet weg dat dit aspect in het kader van de ontheffing ook een rol speelt. De ontheffing kan, gezien artikel 1.8 van de APV, immers ook worden geweigerd op grond van de openbare orde (nachtrust) en de bescherming van het milieu. Ook dit betreffen aspecten die betrekking hebben op geluidsoverlast.
Uit het geluidonderzoek blijkt dat het horecabedrijf niet voldoet aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit voor de avond- en nachtperiode voor twee woningen. Gelet hierop, gelet op de omstandigheid dat in de horecagelegenheid 52 feesten per jaar worden toegestaan waarbij maximaal 400 personen per keer zijn toegestaan, de omstandigheid dat het horecabedrijf is gelegen in een woonwijk en niet in het centrum en de omstandigheid dat door omwonenden reeds voordat een omgevingsvergunning is verleend voor zalenverhuur een groot aantal klachten is ingediend, had de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank beter moeten motiveren waarom een ontheffing voor ruimere openingstijden moet worden verleend.
Dat het bestemmingsplan reeds horeca toestaat miskent dat in het bestreden besluit juist een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan wordt verleend. De vergunde horeca is ook niet op één lijn te stellen met de horeca die reeds is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Dat voor andere horecabedrijven in Twello een ontheffing is verleend, maakt bovendien ook niet dat óók een ontheffing moet worden verleend voor een horecagelegenheid in [woonplaats] .
De beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit is in strijd met het motiveringsbeginsel.

Algemene beroepsgronden

Verbod van vooringenomenheid
21.1.
Eisers betogen dat de bezwaarschriften, gelet op de omstandigheid dat de eigenaar van de Buitensociëteit ook de wethouder met de portefeuille “ruimtelijke ordening” is binnen de gemeente Voorst, hadden moeten worden behandeld door een onafhankelijke bezwaarschriftencommissie. Volgens eiseres is ook sprake van strijd met artikel 2:4 van de Awb.
21.2.
Artikel 2:4 Awb luidt als volgt:
“1 Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.
2 Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.”
21.3.
De rechtbank overweegt dat op grond van de Awb geen verplichting bestaat om een onafhankelijke bezwaarschriftencommissie in te stellen. Er kan voor worden gekozen om, zoals de gemeente Voorst heeft gedaan, ambtelijk te horen.
In een geval als deze, waar de wethouder met de portefeuille “ruimtelijke ordening” een duidelijk persoonlijk belang heeft bij vergunningverlening, dienen echter wel (voorzorgs)maatregelen te worden getroffen om te voorkomen dat de besluitvorming wordt beïnvloed. De gemachtigde van het college heeft toegelicht dat de wethouder geen betrokkenheid heeft gehad in deze zaak. De rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
22. Eisers hebben nog een beroep gedaan op de situatie met betrekking tot een krantendistributiepunt in Twello, wat volgens hen een gelijk geval is.
Om een geslaagd beroep te kunnen doen op het gelijkheidsbeginsel dient sprake te zijn van gelijke gevallen. De situatie met betrekking tot het krantendistributiepunt is geen gelijk geval, reeds omdat dat geen omgevingsvergunning voor horeca betreft. Ook de eerdere vergunning uit 2009 betreft geen gelijk geval.
De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Dwangsom wegens niet tijdig beslissen

23.1.
Op grond van artikel 8:55c van de Awb kan de rechtbank de door verweerders op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verbeurde dwangsom vaststellen.
23.2.
In de brief van 3 april 2020 is de beslistermijn met zes weken verdaagd omdat het door de omstandigheden rondom de corona-uitbraak niet lukte om voor het einde van de beslistermijn een hoorzitting te plannen en een beslissing op bezwaar te nemen.
In de brief van 18 mei 2020 is aangegeven dat in deze zaak, gelet op de grote groep mensen die aanwezig zal zijn, een telefonische hoorzitting of een hoorzitting via videobellen praktisch onmogelijk is, en dat dit ook niet de voorkeur heeft. De hoorzitting wordt daarom uitgesteld, zo staat in die brief.
23.3.
Op 10 juni 2020 heeft eiser Rossen het college in gebreke gesteld vanwege niet tijdig beslissen voor wat betreft de omgevingsvergunning en de ontheffing sluitingsuur.
Op 13 juni 2020 heeft eiser Van der Meulen het college in gebreke gesteld vanwege niet tijdig beslissen voor wat betreft de omgevingsvergunning en de ontheffing sluitingsuur.
23.4.
Verweerders stellen zich op het standpunt dat sprake was van een overmachtssituatie als bedoeld in artikel 4.15, tweede lid, onder c, van de Awb, die ook na 18 mei 2020 nog voortduurde en die de beslistermijn heeft opgeschort.
23.5.
Artikel 4.15, tweede lid, van de Awb luidt als volgt:
“2. De termijn voor het geven van een beschikking wordt voorts opgeschort:
(…)
c. zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven.”
23.6.
De Afdeling is in overweging 10 van de uitspraak van 20 december 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:2949) ingegaan op overmacht door corona en verbeuring van een dwangsom. In het verlengde van die uitspraak is de rechtbank van oordeel dat vanaf 16 maart 2020 tot 16 mei 2020 sprake was van een overmachtsituatie, zodat de beslistermijn met twee maanden is opgeschort. In de voorliggende zaak is overmacht dus ingetreden, terwijl de termijn voor het nemen van een besluit nog niet was verstreken (zie overweging 11 van die uitspraak).
Dit betekent dat de beslistermijn, die, inclusief een verlenging met 6 weken, afliep op 21 mei 2020, is verlengd tot 21 juli 2020. Dat betekent dat, nog daargelaten dat de ingebrekestellingen van 10 juni en 13 juni 2020 prematuur waren, verweerders het bestreden besluit op 20 juli 2020 tijdig hebben genomen.
Van verbeurde dwangsommen wegens niet tijdig beslissen is daarom geen sprake. Deze grond slaagt niet.
Conclusie
24. Gelet op hetgeen de rechtbank heeft overwogen in overwegingen 12.7, 12.9, 12.11, 12.12, 14.2, 16.2 en 20.5 heeft het bestreden besluit gebreken.
Het college dient met inachtneming van de geconstateerde gebreken een nieuwe geluidberekening te verrichten. Ook dient het college een nieuwe parkeerberekening op te stellen, uitgaande van de juiste bruto-vloeroppervlakte van het gebouw en uitgaande van de stedelijkheidsgraad van het gebied. Parkeerplaatsen die niet bruikbaar zijn dienen buiten deze berekening te worden gelaten.
De burgemeester dient daarnaast ook de ontheffing voor het sluitingsuur beter te motiveren.
Omdat het ingrijpende gebreken betreft en een omvangrijk project ziet de rechtbank geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien of om een tussenuitspraak te doen.
Verweerders dienen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Daarbij kunnen verweerders ook direct de verwezen beroepen tegen de wijzigingsbesluiten van 12 januari 2021 als bezwaren behandelen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat voor zover door de derde-partij wél is beoogd dat het gebruik voor zalenverhuur ook ziet op zalen 3 en 4, en verweerders dit gebruik wensen te vergunnen, dat dit gebruik dan meegenomen moet worden in het geluidonderzoek en in de parkeerberekening.
Proceskosten en griffierecht
25. Omdat het beroep gegrond is, veroordeelt de rechtbank verweerders in de door eisers gemaakte proceskosten in beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.068 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1), voor de reiskosten op € 105,30, voor de verletkosten op € 600, en voor de deskundigenkosten op € 2.395,80. Voor deze laatste kosten geldt dat het inschakelen van een deskundige redelijk was en ook de gemaakte kosten redelijk waren. De andere kosten die door eisers zijn aangegeven komen niet voor vergoeding in aanmerking op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
26. De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoedt.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerders op binnen 12 weken na verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op de bezwaren van eisers;
  • wijst het verzoek om een dwangsom wegens niet tijdig beslissen af;
  • veroordeelt verweerders in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 4.169,10;
  • draagt verweerders op het griffierecht van € 178 aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, voorzitter, en mr. J.H. van Breda en mr. J.A.M. van Heijningen, leden, in aanwezigheid van mr. E. Mengerink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Artikel 2.1, eerste lid
“Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(…),
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,
(…).”
Artikel 2.12
“1 Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
(…)
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
(…).”
Besluit omgevingsrecht
Artikel 4, negende lid, van Bijlage II bij het Bor luidt als volgt:
“Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:
(…)
9.het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, (…);”
Bestemmingsplan
Staat van Horeca-activiteiten
Categorie I 'lichte horeca'
Horecabedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend overdag en 's avonds zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van etenswaren, maaltijden en dranken al dan niet in combinatie met het tegen vergoeding verstrekken van logies. Hierdoor veroorzaken zij slechts beperkte hinder voor omwonenden. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
Horecabedrijven zoals:
- broodjeszaak, crêperie, croissanterie;
- cafetaria, koffiebar, theehuis;
- lunchroom;
- ijssalon;
- snackbar.
1b. Overige lichte horeca
Horecabedrijven zoals:
- bed & breakfast;
- bistro, eetcafé;
- hotel;
- hotel-restaurant;
- kookstudio;
- poffertjeszaak/pannenkoekenhuis;
- pension;
- restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
- shoarmazaak/grillroom;
- wijn- of whiskyproeverij.
1c. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking
Horeca bedrijven zoals:
- bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een vloeroppervlak van meer dan 400 m²;
- restaurant met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'middelzware horeca'
Bedrijven die, gelet op hun activiteiten en de aard van de omgeving, overwegend ook delen van de nacht zijn geopend. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met het verstrekken van etenswaren en maaltijden. Hierdoor kunnen zij aanzienlijke hinder voor omwonenden veroorzaken:
Horecabedrijven zoals:
- bedrijven uit categorie 1 die gelet op de aard van hun omgeving ook delen van de nacht geopend zijn;
- bar, bierhuis, café, pub;
- biljartcentrum;
- café-restaurant.
Categorie 3 'zware horeca'
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn. Dit hoofdzakelijk voor de verstrekking van dranken al dan niet in combinatie met etenswaren en maaltijden en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
Horecabedrijven zoals:
- bar-dancing;
- dancing;
- discotheek;
- nachtclub;
- zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Voorschriften bij de omgevingsvergunning
1. Er is geen nieuw buitenterras, nieuwe rookgelegenheid (buiten), of nieuwe fietsenstalling ter plaatse van de locaties zoals weergegeven in afbeelding 2 (blauwe vlak), ten opzichte van de situatie zoals is beschreven in het akoestische onderzoek van 11 november 2019, toegestaan in verband met mogelijke overlast van stemgeluid. Tenzij onderbouwd wordt dat er geen (akoestische) verslechtering plaatsvindt;
2. Er zijn geen akoestisch relevante installaties met een bronvermogen van meer dan 60 dB(A) aan de buitenzijde van de zuidwest- en noordwestgevel van het gebouw en op het dak van het gebouw toegestaan zoals weergegeven in afbeelding 3 (blauwe vlak), ten opzichte van de situatie zoals is beschreven in het akoestische onderzoek van 11 november 2019, in verband met mogelijke overlast van installatiegeluid. Tenzij onderbouwd wordt dat er geen (akoestische) verslechtering plaatsvindt;
3. in het restaurant mag uitsluitend achtergrondmuziek ten gehore worden gebracht; er mag dus geen hoger binnen niveau LAeq-1 minuut worden geproduceerd dan 70 dB(A) en 73 dB(C);
4. het binnenniveau in zaal 1 door muziek mag maximaal LAeq-1 minuut 85 dB(A) en 95 dB(C) bedragen;
5. het binnenniveau in zaal 2 door muziek mag maximaal LAeq-1 minuut 90 dB(A) en 100 dB(C) bedragen;
6. het binnenniveau in de bar door muziek mag maximaal LAeq-1 minuut 87 dB(A) en 97 dB(C) bedragen;
7. het binnenniveau in de zaal met de bowlingbanen door muziek mag maximaal LAeq-1 minuut 85 dB(A) en 91 dB(C) bedragen;
8. de huidige speakers in zalen 1 en 2 moeten worden vervangen door een nieuwe installatie waarbij meerdere kleine speakers van de buitengevels af worden gericht en met behulp van een geluidbegrenzer geen hoger niveau in zalen 1 en 2 wordt veroorzaakt dan hiervoor is beschreven;
9. in de inrichting mag na 01:00 tot 07.00 uur geen (versterkt) muziekgeluid meer worden geproduceerd, alleen achtergrondmuziek met een maximaal binnenniveau van LAeq-1 minuut van 70 dB(A) en 73 dB(C);
10. de huidige speaker voor de trouwceremonies op het buitenterrein moet worden vervangen door een viertal kleinere richtingsgevoelige speakers met elk een andere uitstralingsrichting en een maximaal bronvermogen Lwr van 86 dB(A) en 89 dB(C);
11. er mogen maximaal 52 grote feesten per jaar en maximaal drie per week worden gegeven in de zalen 1 en 2. Er is sprake van een groot feest als het gaat om een combinatie van het volgende:
• het aantal bezoekers bedraagt minimaal 100, en;
• er versterkt muziekgeluid wordt geproduceerd met een binnenniveau tussen 88 en 90 dB(A), en;
• de bezoekers vertrekken na 23.00 uur.
11A. de vergunninghouder is verplicht een reserveringslijst bij te houden voor de grote feesten. Deze lijst is alleen voor de gemeente Voorst te allen tijde beschikbaar en opvraagbaar. De reserveringslijst bevat minimaal:
  • datum feest;
  • aantal bezoekers;
  • type feest, en
  • type muziek
11B. Een feest of partij mag een maximale omvang hebben van 250 bezoekers. Wanneer de gehele horeca-inrichting voor een feest of partij wordt afgehuurd zijn maximaal 400 bezoekers toegestaan.
12. er mogen geen activiteiten met een bladblazer en/of grasmaaier met een bronvermogen Lwr van meer dan 100 dB(A) plaatsvinden;
13. er mogen geen vrachtwagens (van leveranciers) en laad- en losactiviteiten met een rolcontainer plaatsvinden tussen 19:00 en 07:00 uur. Dit geldt niet voor activiteiten die te maken hebben met het opbouwen en opruimen van de apparatuur dat is gebruikt bij de feesten (bijvoorbeeld van DJ’s en bands);
14. er mag geen buitenactiviteit gerelateerd aan het bedrijf met versterkt geluid plaatsvinden op het buitenterrein in de avond- en nachtperiode tussen 19.00 en 07.00 uur;
15. er mag geen gebruik worden gemaakt van terras 1 (grenzend aan de voorzijde van zalen 1 en 2) tussen 22:00 en 07:00 uur, er mag geen gebruikt worden gemaakt van terras 2 en/of 3 tussen 22.45 en 07.00 uur. Na 22.45 uur mag terras 3 nog wel worden gebruikt voor rokers, maar er mogen dan geen consumpties meer worden geserveerd. Daarbij is het niet toegestaan om op de buitenterrassen verwarmingsapparatuur te gebruiken. Tenzij uit een akoestisch rapport uitdrukkelijk blijkt dat het menselijk stemgeluid aan de normen van het Activiteitenbesluit voldoet;
15A. De overdekte (terras)ruimte van 94 m² aan de achterzijde van het gebouw moet bouwkundig zijn te onderscheiden in een opslagruimte en een rokersruimte (45 m²). Deze bouwkundige aanpassing moet uiterlijk drie maanden na verzending van de beslissing op bezwaar zijn uitgevoerd.
16. er mogen geen grasmaai- en/of bladblaasactiviteiten plaatsvinden tussen 19:00 en 07:00 uur;
17. het treffen van bouwkundige maatregelen die zijn benoemd in hoofdstuk 4 van het akoestisch rapport (versie 11 november 2019 met kenmerk 18.1188, R-JVO/1401) aan:
- de kozijnen/ramen in de voorgevel en linkerzijgevel van zaal 1 en 2: het vaste dubbele glas (4-12-5 mm) in de houten kozijnen wordt aan de binnenzijde voor zien van een tweede kozijn met tweezijdig gelamineerd glas (55 1 16 66 1 mm). De luchtspouw tussen de binnen en buitenruit bedraagt 225 mm;
- de buitendeuren van zaal 1 en 2 ter plaatse van de voorgevel: de (vlucht)buitendeuren ter plaatse van de voorgevel (38 mm hardhout met dubbel glas (4-8-4 mm)) wordt aan de binnenzijde voorzien van een tweede deur met tweezijdig gelamineerd glas (55.1-16-66.1 mm), die samen een tandemdeurvormen die van binnenuit bediend kan worden. De luchtspouw tussen de binnen en buitenruit bedraagt 210 mm;
- de binnendeuren vanuit de zalen 1 en 2 naar ruimte 05 en het kantoor (zie afbeelding 1): uitvoeren als bijvoorbeeld Westag SK37-65 deuren met een rondom door lopende dubbele kierdichting (Rw’p = 42 dB) of de bestaande deuren verzwaren en voorzien van goed sluitende kierdichtingsprofielen;
- de dakdoorvoeren voor de barbecue in het platte dak, deze moeten dichtgezet worden;
- de ventilatie van zaal 1 en 2 die nu plaats vindt door natuurlijke toevoer (roosters in de gevel) en mechanische afvoer; deze moet worden vervangen door een gebalanceerd ventilatiesysteem met mechanische toe- en afvoer.
18. de geluidbelasting op de gevel (LArLT) van de woning aan de Twelloseweg 1, [woonplaats] mag in de avondperiode maximaal 46 dB(A) bedragen;
19. de geluidsbelasting op de gevel (LArLT) van de woning aan de Twelloseweg 3A, [woonplaats] mag in de avondperiode maximaal 46 dB(A) en in de nachtperiode maximaal 41 dB(A) bedragen;
20. bij het ten gehore brengen van versterkt muziekgeluid in het pand, niet zijnde achtergrondmuziek, blijven de ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen;
21. de vergunninghouder verwijst rokers mondeling of middels een bord naar de rokersruimte aan de achterzijde of naar het terras aan de (zuid)oostzijde van het pand;
22. de vergunninghouder instrueert elk personeelslid van het horecabedrijf waarvan het buitenterrein onderdeel uitmaakt, om luid schreeuwen van bezoekers op dat buitenterrein te voorkomen;
23. de vergunninghouder instrueert elk personeelslid om zo geruisloos mogelijk te zijn bij het openen en sluiten van de terrassen.
24. bij feesten en partijen geldt de verplichting dat in de tijdspanne 01.00 tot 01.30 uur een medewerker bij de toegangsdeur er op toeziet dat het vertrek van bezoekers rustig verloopt, en waarbij zo nodig bezoekers worden aangesproken op hun gedrag ter bevordering van een rustig vertrek.
Alternatieve maatregelen en oplossingen dan hierboven en in het akoestisch rapport benoemd zijn toegestaan na overleg met het bevoegd gezag onder voorwaarde dat aangetoond wordt dat met de alternatieve maatregel een gelijkwaardig of beter geluid reducerend resultaat wordt bereikt.
24A. Vergunninghouder is verplicht de parkeervoorzieningen op eigen terrein overeenkomstig de figuren 1 en 2 uit bijlage 1 in te richten, beschikbaar te hebben en beschikbaar te houden.
24B. Vergunninghouder is verplicht bij de herinrichting van bedrijfsactiviteiten een nieuw onderzoek naar de parkeerbehoefte uit te voeren. Als daaruit een toename van parkeerbehoefte op basis van CROW-normen volgt is de vergunninghouder verplicht de feitelijke parkeervoorzieningen af te stemmen op de gewijzigde parkeerbehoefte.
25. Zolang niet alle maatregelen zoals ze zijn beschreven in het akoestische rapport van 11 november 2019 (voorschrift 17) zijn uitgevoerd moet worden voorkomen dat er in de tussenperiode hogere hoorbare geluidsniveaus optreden bij de omliggende woningen dan waar in het onderzoek van 11 november 2019 vanuit is gegaan. Het akoestische rapport van 17 oktober 2019 heeft deze tussensituatie inzichtelijk gemaakt. Op basis van dit rapport geldt in de tussenperiode, tot alle maatregelen getroffen zijn, een strengere eis voor wat betreft het maximale binnenniveau in de grote zaal (zaal 2). De maximale binnenniveaus in de verschillende zalen in zowel de tussenperiode als de uiteindelijke situatie (na gereedkomen van de maatregelen) zijn weergegeven in tabel 1. In de tussentijdse situatie is voorschrift 5 niet van toepassing. De overige voorschriften gelden te allen tijde.

Voetnoten

1.De bruto-vloeroppervlakte is de totale vloeroppervlakte binnen de buitenmuren inclusief alle verdiepingen, zie ter vergelijking overweging 4.5 uit de uitspraak van de Afdeling van 1 mei 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:BZ9101).
2.De uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2726).