ECLI:NL:RBGEL:2021:2443

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 maart 2021
Publicatiedatum
14 mei 2021
Zaaknummer
371847
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afbreken van onderhandelingen over intentieovereenkomst voor de aanleg van een zwembad door de gemeente Rheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een besloten vennootschap, hierna aangeduid als [eiseres], en de gemeente Rheden. De zaak betreft de beëindiging van onderhandelingen over een intentieovereenkomst voor de aanleg van een nieuw zwembad. [Eiseres] heeft sinds 1976 een sport- en healthclub en heeft zich actief ingezet voor de realisatie van een nieuw zwembad in de gemeente. De gemeente Rheden heeft in de loop der jaren verschillende onderzoeken uitgevoerd naar de haalbaarheid van de bouw van een zwembad en heeft in 2013 besloten om een haalbaarheidsonderzoek te laten uitvoeren. In de daaropvolgende jaren heeft [eiseres] verschillende voorstellen gedaan en heeft zij geprobeerd invloed uit te oefenen op de besluitvorming van de gemeente. In 2014 zijn er gesprekken gevoerd over een intentieovereenkomst, maar de gemeente heeft op 2 december 2014 besloten de onderhandelingen te beëindigen, omdat zij twijfels had over de financiële stabiliteit van [eiseres]. [Eiseres] heeft de gemeente aansprakelijk gesteld voor schade, stellende dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door de onderhandelingen af te breken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente gerechtvaardigd was om de onderhandelingen te beëindigen, gezien de zorgen over de financiële situatie van [eiseres]. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiseres] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/371847 / HA ZA 20-347
Vonnis van 31 maart 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. H.J.F. Oetgens van Waveren Pancras Cl te Arnhem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE RHEDEN,
zetelend te De Steeg,
gedaagde,
advocaat mr. F.J. van Beek te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 7 oktober 2020
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 februari 2021.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteerde sinds 1976 een ‘sport en health-club’ in [adres] en van een vestiging van regionaal opleidingscentrum ROC A12 (verder: ROC A12) en van sporthal en zwembad De Dumpel (verder: De Dumpel).
2.2.
De gemeente heeft vanaf 2008 onderzoek laten verrichten naar onder meer de eventuele bouw van een nieuw overdekt zwembad in de gemeente Rheden.
2.3.
In een mailbericht van 12 februari 2008 aan een wethouder van de gemeente heeft de heer [naam bestuurder] , bestuurder van [eiseres] , bericht daarover te willen meedenken.
2.4.
In een brief van 16 juni 2009 heeft de gemeente [eiseres] , als een van de belanghebbenden/omwonenden, bericht dat de conclusie van het onderzoek was dat behoefte bestaat aan een volwaardig overdekt zwembad en dat een terrein tegenover ROC A12 (in de nabijheid van De Dumpel en [eiseres] ) daarvoor het meest geschikt is. In de brief staat dat er nog geen geld voor het plan is en dat uitwerking en uitvoering van het zwembadplan daarom nog niet aan de orde is.
2.5.
[eiseres] heeft daarop, als voorstander van een nieuwe zwemvoorziening op voornoemde locatie, de gemeente een situatieschets van een (volgens haar) daar te ontwikkelen zwembad toegezonden. Zij heeft overleg gevoerd met ROC A12 en zwemvereniging PFC (verder: PFC) en de gemeenteraad toegesproken. Daarbij heeft [eiseres] uiteengezet waarom in haar optiek de in de brief van 16 juni 2009 gekozen locatie de juiste was en dat het volgens haar van belang was dat daarover een samenwerking tot stand kwam tussen ROC A12, PFC, [eiseres] en de gemeente. Op 29 september 2009 heeft de gemeenteraad, onder meer door de lobby van [eiseres] , ROC A12 en PFC, ingestemd met het doen van een haalbaarheidsonderzoek naar realisatie van een nieuw zwembad in Velp.
2.6.
Nadat het eindrapport van de haalbaarheidsstudie in 2012 in de gemeenteraad is besproken bleven twee scenario’s voor nader onderzoek over: een zwembad in samenwerking met de gemeente Arnhem en een zwembad op voornoemde locatie in Velp.
In 2012 is op initiatief van de gemeente een “stuurgroep gebiedsvisie Gruttostraat” in het leven geroepen. Daarvan maakten ROC A12 en [eiseres] deel uit. Tijdens overleggen van de stuurgroep is besproken dat de kosten van het realiseren van de zwemvoorziening door de gemeente zouden moeten worden gedragen. ROC A12 en [eiseres] hebben zich wel bereid verklaard “tot meerjarige afname van uren”. De gemeente heeft ‘partijen’ (waaronder [eiseres] ) verzocht duidelijkheid en zekerheid te geven over het aantal af te nemen uren tegen het door de gemeente genoemde tarief en over de duur van de periode waarin de uren zouden worden afgenomen. Die zekerheid is toen niet gegeven omdat ‘partijen’ het te vroeg vonden om “in dit stadium harde garanties te kunnen afgeven”.
2.7.
Nadat in de tussenliggende periode verschillende opties zijn voorgesteld, besproken en onderzocht, waaronder varianten met één of twee zwembassins heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente (verder: het college) de gemeenteraad gevraagd het college op te dragen om het scenario waarin gezamenlijk met de gemeente Arnhem een zwembad zou worden gerealiseerd en geëxploiteerd uit te werken. Dit gemeenteraad heeft dit verzoek in haar vergadering van 30 oktober 2012 afgewezen.
2.8.
Tijdens de raadsvergadering van 29 januari 2013 heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen en besloten:
Te kiezen voor de uitwerking van het scenario van een zwemvoorziening aan de Reigerstraal in Velp, waarbij ROC A12, zwemvereniging PFC en [eiseres] Sport & Health ieder een aandeel leveren in de exploitatielasten van de zwemvoorziening, waarbij tevens een scenario wordt uitgewerkt met een aangepast programma van eisen conform het alternatief van de drie genoemde partijen en deze beide uitwerkingen uiterlijk medio 2013 voor te leggen aan de raad.
Het in het amendement genoemde “alternatief van de drie genoemde partijen” dat, naast een te onderzoeken zwemvoorziening met twee bassins aan de Reigerstraat, zou moeten worden uitgewerkt is een door ROC A12, PFC en [eiseres] rechtstreeks aan de gemeenteraad toegestuurd plan, bestaande uit een daar te bouwen zwemvoorziening met één bassin, naast de sportschool van [eiseres] .
2.9.
Het college heeft de variant met één bassin laten onderzoeken door MP Consultancy, die het college daarover in een rapport van 25 september 2013 heeft geadviseerd. Het college heeft de gemeenteraad op 22 oktober 2013 het voorstel gedaan om in een raadsbesluit in te stemmen met het uitwerken van tenminste het ‘één-bassin-concept’ en met ‘het omarmen’ van de intenties van [eiseres] , ROC A12 en PFC en primair dit samenwerkingsmodel met het Sportbedrijf Rheden uit te werken, maar om gezien de (financiële) onzekerheden voor de langere termijn daarnaast, op basis van marktconsultatie, een scenario met twee bassins en meerdere beheer- en exploitatiescenario’s uit te werken. Daarbij stelt het college voor de uitkomst van de marktconsultatie dan eerst aan de raad voor te leggen, waarbij een zwembad met twee bassins op voorhand niet wordt uitgesloten.
In de toelichting op dit voorstel schrijft het college dat uit het onderzoeksrapport blijkt dat de door [eiseres] , ROC A12 en PFC geschetste investeringsraming van circa € 3.000,000,00 te laag is, dat het verschil in het te investeren bedrag tussen beide scenario’s (met één- respectievelijk twee bassins) kleiner is dan voorzien en dat een concept met twee bassins inhoudelijk beter voldoet aan de brede gemeentelijke zwembehoefte en een beter perspectief biedt “op een stabiele exploitatie op langere termijn”.
2.10.
ROC A12, [eiseres] en PFC hebben alle leden van de gemeenteraad op 26 oktober 2013 een mailbericht gestuurd waarin zij schrijven teleurgesteld te zijn over het raadsvoorstel en daaraan geen steun te kunnen toezeggen. Zij schrijven dat uit het onderzoeksrapport van MPC juist blijkt dat het door hen voorgestane (één bassin-) concept realistisch is met betrekking tot bouw en exploitatie en geven commentaar op het voornemen tot uitwerking van het twee-bassins concept en op de inhoud van dat voorstel.
2.11.
Op 26 november 2013 heeft de gemeenteraad een amendement aangenomen waarin het (door het college voorgestane) concept-raadsbesluit wordt vervangen door de volgende tekst:
In te stemmen met het binnen de financiële randvoorwaarden (inclusief het exploitatieaandeel van de initiatiefnemers) uitwerken van het ‘’één-bassin-concept’ […] en het resultaat van deze uitwerking voor te leggen aan de raad;
In te stemmen met het omarmen van de intenties van de initiatiefnemers ROC A12, [eiseres] en zwemvereniging PFC en primair dit samenwerkingsmodel met het Sportbedrijf Rheden uit te werken en vast te leggen voor langere termijn;
Er voor te zorgen dat op 1 januari 2017 de nieuwe zwemfaciliteit operationeel is.
In het amendement wordt overwogen dat “de externe partijen” voor exploitatie hun commitment volledig hebben afgegeven.
2.12.
In een mailbericht van 2 december 2013 van gemeenteambtenaar [naam gemeenteambtenaar] worden [eiseres] , ROC A12 en PFC gefeliciteerd met het behaalde resultaat. [naam gemeenteambtenaar] kondigt aan dat de vervolgfase zich naar het laat aanzien uitsplitst in 1) de ontwikkeling van het zwembad zelf en 2) het uitwerken van het samenwerkingsmodel.
2.13.
In januari 2014 is van de zijde van de gemeente mevrouw [naam ambtelijk projectleider] tot ambtelijk projectleider benoemd. Zij heeft op 3 februari 2014 een gesprek gehad met [naam bestuurder] . Zij hebben besproken dat op korte termijn een projectplan wordt opgesteld dat geaccordeerd moet worden door het college en dat er een exploitatieconvenant (intentieovereenkomst) met [eiseres] , ROC A12 en PFC zal worden gesloten, dat zal doorgroeien naar een exploitatieovereenkomst.
2.14.
Op 18 maart 2014 heeft [naam ambtelijk projectleider] [eiseres] , ROC A12 en PFC een conceptprojectplan opgestuurd, met de vermelding dat dit een intern werkdocument is waarop opmerkingen welkom zijn en dat dit, na verwerking van de eventuele opmerkingen, aan het college zal worden voorgelegd. In een uiteindelijk aan het college voorgelegde versie is de door [eiseres] , ROC A12 en PFC geuite wens om onderdeel van de stuurgroep te zijn en daarin ook stemrecht te hebben in zoverre overgenomen dat zij wel onderdeel van de stuurgroep vormen maar daarin geen stemrecht hebben. Het verzoek van [eiseres] , ROC A12 en PFC om voor hun tijdsinvestering en inzet een vergoeding te krijgen is door de gemeente afgewezen.
2.15.
Op 23 mei 2014 heeft het college een brief gestuurd naar [eiseres] , ROC A12 en PFC met onder meer de volgende inhoud en met als bijlage een concept-intentieovereenkomst.
Hierbij vragen wij uw aandacht voor het volgende.
Raadsbesluit d.d. 26 november 2013
Zoals bekend heeft de raad van onze gemeente op 26 november 2013 besloten dat:
a het één-bassin-zwembadconcept binnen de financiële randvoorwaarden (inclusief het exploitatieaandeel van ROC, [eiseres] en PFC) uitgewerkt moet worden;
b waarbij een samenwerkingsmodel tussen partijen voor de langere tijd wordt vastgelegd, en;
c waarbij de nieuwe zoveel mogelijke duurzame (energieneutrale) zwemfaciliteit op 1 januari 2017 operationeel is.
Als locatie geldt het terrein van de voormalige Bestuursacademie en het perceel van sportcentrum [eiseres] . […]
Conform het besluit van de Raad moet nu een nadere uitwerking plaatsvinden van het één-bassin-concept en zullen de betrokken partijen hun samenwerking moeten vastleggen voor langere tijd. Hiertoe is het aangaan van een intentieovereenkomst noodzakelijk.
Concept intentieovereenkomst
Thans treft u de door ons opgestelde conceptintentieovereenkomst ter bestudering aan. De daarin opgenomen afspraken zien op:
- duidelijkheid over ieders rol en inbreng (met name de artikelen 3 en 4);
- contractuele bevestiging van het gestelde in het MPC-rapport t.a.v. de tarieven en geraamde jaarlijkse bezuiniging (artikel 5);
- nadere uitwerking naar de haalbaarheid van het Project (artikelen 6, 7 en 8).
Naast de algemeen gebruikelijke bedingen zijn er artikelen opgenomen met betrekking tot:
- Projectorganisatie (met Afstemmingsoverleg en Stuurgroep) & Communicatie;
- Kostenverdeling (partijen dragen hun eigen in- en externe kosten zelf);
- Planning.
Kortheidshalve verwijzen wij u naar de inhoud van de bijgevoegde conceptovereenkomst.
Zodra de intentieovereenkomst is gesloten, kunnen wij gezamenlijk met elkaar aan de slag om te bezien of er daadwerkelijk sprake is van een haalbare ontwikkeling op het gebied van o.a. planologie, grondverwerving, het tot stand komen van huur- en exploitatieovereenkomsten, (wet)technische zaken, financiën, beoogde duurzaamheid en het (schets)ontwerp. Elke partij maakt in dezen een eigen afweging over zijn eigen haalbaarheid. Gelet op het streven van alle partijen om te komen tot een gezamenlijk geïntegreerd Project en het gegeven dat partijen elk een eigen belang hebben, dragen alle partijen de kosten van de komende uitwerking zelf. De gemeente ziet geen aanleiding om in te gaan op het verzoek om een uurvergoeding. Een dergelijke vergoeding past niet binnen het karakter van onze samenwerking. Partijen dragen hun eigen kosten, ongeacht het moment waarop deze gemaakt zijn.
2.16.
In de op 23 mei 2014 toegezonden concept-intentieovereenkomst zijn de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 8 Beoordeling haalbaarheid
8.1.
Indien tijdens de looptijd van deze overeenkomst zou blijken dat het Project geen haalbare ontwikkeling betreft dan wordt deze overeenkomst geacht daarmee van rechtswege te zijn ontbonden, zonder dat Partijen over en weer schaden en/of kosten in rekening zullen brengen.
[…]
Artikel 14 Looptijd en beëindiging
De looptijd van deze intentieovereenkomst eindig op 1 januari 2017 of zoveel eerder als mogelijk, tenzij partners anders overeenkomen. Geen van de partijen is aan de andere partij(en) schadevergoeding schuldig ter zake van het afbreken van onderhandelingen met betrekking tot deze intentieovereenkomst.
2.17.
Tussen [naam ambtelijk projectleider] en [naam bestuurder] heeft de volgende mailwisseling plaatsgevonden:
- [naam bestuurder] 1 juni 2014:
Geruime tijd geleden voerde wij gesprek, waarin je aangaf graag meer onderliggende cijfers van ons bedrijf te willen zien. Zoals besproken zou er een accountant van de gemeente contact met mij opnemen, tot op heden heb ik niets vernomen.
- [naam ambtelijk projectleider] 2 juni 2014:
[naam] en [naam 2] van EY gaan met het onderzoek aan de slag. Met hen is afgesproken dat wij zelf de informatie bij jou opvragen en dat zij vervolgens de analyse uitvoeren, In bijgevoegde tabel is de benodigde informatie opgenomen. Aan jou het verzoek deze info uiterlijk donderdag 12 juni bij ons, het liefst digitaal en voor zover beschikbaar, aan te leveren […] Zodra wij de informatie van jou hebben ontvangen, neemt EY contact met jou/jouw accountant op. Persoonlijk keek ik op van de “waslijst”, maar dit schijnt gebruikelijk te zijn in de accountancy. Het informatieverzoek is gebaseerd op de meest gangbare documenten waarin de gevraagde informatie is opgenomen. Tot slot hecht ik eraan nogmaals te benadrukken dat de verstrekte informatie strikt vertrouwelijk behandeld zal worden.
- [naam bestuurder] 2 juni 2014
Ik kan mij volledig vinden in je conclusie van deze waslijst en ben dan ook voornemens hier niet aan mee te werken. De werkwijze is nu ook anders als besproken.
Het is mij volledig duidelijk dat gezien de wijze waarop er in de toekomst samengewerkt gaat worden de gemeente meer achtergrond informatie wenst. Indien ik al deze informatie dien te verzamelen, zal ik een forse claim tijdsclaim bij mijn accountant leggen, daar zijn flinke kosten mee gemoeid. De opgevraagde informatie staat mijn in ziens niet in relatie tot een beoordeling over de solvabiliteit en de continuïteit van [eiseres] . Deze bedrijfsinformatie zal dan ook niet met derden worden gedeeld.
Ik ga het e.e.a. met mijn accountant overleggen en kom er wel op terug.
- [naam ambtelijk projectleider] 5 juni 2014
Dit bericht naar aanleiding van ons gesprek van vanochtend. Ik heb nog even met [naam 3] overlegd en hij op zijn beurt met EY. Hij geeft aan dat het voor jouw accountant geen “wereldklus” hoeft te zijn. […] We hebben afgesproken dat jij op korte termijn contact opneemt met je accountant, met hem overlegt en komt met een reactie. Ik hoop je reactie nog voor Pinksteren tegemoet te kunnen zien.
- [naam bestuurder] 9 juni 2014
De druk wordt op deze wijze wel erg hoog gelegd. […] Zoals ik tijdens het gesprek al aangaf, wij zijn een kleine Organisatie die als eerste prioriteit heeft dagelijks haar doelstellingen te realiseren om ons bedrijf te continueren, alle overige investeringen en extra tijd claimen geeft erg veel druk. […] De conclusie van het ingehuurde accountantskantoor dat onze accountant al deze gegevens zo voor handen heeft is erg voorbarig. […] In het eerder gevoerde gesprek is verzocht om enige aanvullende informatie op de gepubliceerde jaarstukken, daar ben ik mee akkoord gegaan.
Wij gaan niet akkoord met de waslijst door deze accountant aangeleverd. Uitgangspunt was en is dat de Gemeente Rheden de solvabiliteit en de continuïteit van [eiseres] kan beoordelen.
Indien wij al deze gestelde vragen beantwoorden, zal hiermee tevens ons totale bedrijfsconcept en strategische informatie met derden worden gedeeld, daarmee zouden wij ons zeer kwetsbaar opstellen.
In overleg met onze accountant zullen wij de onderstaande punten van de ingebrachte lijst aanleveren. […]
- [naam ambtelijk projectleider] 11 juni 2014
[…]
Onderzoek accountant
Je reactie over wat je wel en niet wilt aanleveren is vandaag nog met onze accountant en de betrokken portefeuillehouder besproken. Om inzicht te verkrijgen in de haalbaarheid van de gezamenlijke exploitatie is een verdieping noodzakelijk. Zoals in ons gesprek van 7 mei jI. in bijzijn van onze controller is aangegeven zijn juist de bij de Kamer van Koophandel gedeponeerde jaarstukken aanleiding voor het verdiepte financiële onderzoek.
Tevens is aangegeven dat we momenteel de mogelijke risico’s inventariseren. Omdat er wat betreft [eiseres] enige zorg bestaat is het noodzakelijk voor het aangaan van overeenkomsten dat we hier beter zicht op willen hebben. Dit betekent dus dat we dit nader moeten onderzoeken (zie ook onze eerdere brief). De gevraagde gegevens zijn voor onze risicoinventarisatie noodzakelijk.
Ik heb meerdere keren benadrukt dat de verkregen gegevens strikt vertrouwelijk behandeld zullen worden. Ook onze accountant heeft een geheimhoudingsplicht. Nogmaals mocht je hiervoor kosten moeten maken om de gevraagde informatie te leveren, dan zijn wij bereid deze te vergoeden. […]
Ik verzoek je nogmaals in overweging te nemen de gevraagde gegevens te verstrekken, Ik zie je reactie graag deze week tegemoet. Als je bij het standpunt blijft niet alle gegevens te willen verstrekken dan is het voorstel van de portefeuillehouder om direct na terugkomst van je vakantie een afspraak met de portefeuillehouder in te plannen om de ontstane situatie door te spreken.
- [naam bestuurder] 12 juni 2014
De gehanteerd uitganspunten m.b.t. de te verstrekken info blijft door ons wel gehandhaafd, natuurlijk willen wij nog graag de discussie voeren over welke info echt noodzakelijk is ter beoordeling van overleg met mijn accountant hebben wij dan ook besloten eerst overeenstemming te willen bereiken over de intentieverklaring en dan vervolgens de gevraagde financiële gegevens te verstrekken.
Wij denken dat dit ook een logische volgorde is. De financiële situatie is ook pas aan de orde als er sprake is van een overeenstemming. Dit zal ook geen vertraging bewerkstellingen in het voorgenomen tijdspad.
De opmerking m.b.t. de kosten zullen inderdaad flink beperkt zijn, omdat bijna alle info, zoals wij hebben voorgesteld, direct voorhanden is zoals nu blijkt.
Een kanttekening dient er wel te worden gemaakt t.a.v. het businessplan eerst dient er een definitief uitsluitsel zijn over het definitieve concept, er vinden ook nog gesprekken plaats met het ROC en PFC en investeerders.
2.18.
Op 2 juli 2014 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen [eiseres] en haar adviseurs (te weten, onder anderen, Hendriks ( [naam bestuurder] ) en Bert Schuringa ( [naam accountant] ) van Ons Accountants) en de gemeente (onder anderen [naam ambtelijk projectleider] , wethouder [naam wethouder] [naam 4] en [naam 3] (HD)). In de door [naam ambtelijk projectleider] opgestelde samenvatting van het overleg staat voor zover hier van belang het volgende:

1.Aanleiding

HK geeft aan dat het niet willen verstrekken van de gevraagde financiële gegevens voor het nadere financiële onderzoek de aanleiding vormt voor dit gesprek. Er zijn met elkaar stappen gezet als het gaat om het aangaan van de intentieovereenkomst. Politiek/bestuurlijk wordt het van belang geacht dat er eerst duiding komst van de financiële situatie. Het sein staat nu op rood. Het college zal naar verwachting niet instemmen met de ondertekening zolang de gevraagde gegeven niet zijn verstrekt.
2.
Standpunten [naam bestuurder] en gemeente
[naam bestuurder] geeft aan dat:
  • Er begrip is voor het feit dat de gemeente de financiële situatie nader wil onderzoeken; […]
  • Veel informatie voor handen is;
  • [naam bestuurder] en [naam accountant] van mening zijn dat sommige gevraagde zaken niet relevant zijn; […]
  • Strikte bedrijfsinformatie niet verstrekt zal worden aan derden;
  • Ledenaantallen niet relevant zijn voor het bepalen van de solvabiliteit en continuïteit van de onderneming […]
  • Er nog geen businessplan gereed is omdat de inhoud afhangt van hoe de samenwerking vorm gaat krijgen. Ook PFC en ROC hebben inbreng;
  • Het vreemd wordt gevonden dat de gegevens moeten worden vertrekt vóór de ondertekening van de intentieovereenkomst.
[…]
HD geeft aan dat: […]
- Hij er van uit gaat dat [eiseres] vast al nagedacht heeft over de toekomst en voor wat betreft het businessplan een doorkijk moet kunnen geven
TV benadrukt dat:
  • het college pas zal besluiten tot ondertekening van de intentieovereenkomst over te gaan als de gevraagde gegeven zijn aangeleverd;
  • als uit het onderzoek blijkt dat het sein niet groen wordt, we met elkaar een probleem hebben;
  • de gemeente niet tot samenwerking kan overgaan als het risico op stagnatie in de toekomst te groot wordt geacht.
[naam bestuurder] geeft aan zich dat te realiseren.
3. AfspraakGezien de planning/de tijdsklem is het volgende afgesproken:
- [naam bestuurder] levert de gegevens van 1 t/m 10 (heeft accountant op plank liggen) uiterlijk 4 juli aan;
- De nrs 11 t/m 14 (toekomstige bedrijfsvoering) worden voorzien van een toelichting;
- Over nr. 15 (klanten/ledenaantallen), wordt geen informatie verstrekt;
- De branchegegevens onder nr. 16 kan de gemeente zelf opzoeken;
- Na aanlevering van de informatie stuurt de gemeente deze voor het onderzoek naar Ernst &Young. Zij kunnen vervolgens, waar nodig, contact opnemen met [naam accountant] ;
- [naam bestuurder] informeert de overige partners over de situatie en het feit dat de ondertekening van de intentieovereenkomst tot nader order is uitgesteld.
2.19.
Als bijlage bij een e-mailbericht van 2 juli 2014 heeft gemeenteambtenaar [naam gemeenteambtenaar] (Verder: [naam gemeenteambtenaar] ) [eiseres] , ROC A12 en PFC een 2e aangepaste concept-intentieovereenkomst opgestuurd. Daarin zijn wensen van [eiseres] , ROC A12 en PFC verwerkt. [naam gemeenteambtenaar] schrijft in het e-mailbericht dat zij heeft aangegeven dat de aanpassingen in de concept-intentieovereenkomst enkel ambtelijk voorgesteld worden omdat het niet duidelijk is hoe het college daartegen zal aankijken, omdat de aanpassingen gevolgen kunnen hebben voor het maximale toegestane exploitatietekort.
2.20.
Op 7 juli 2014 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen, onder anderen, [naam bestuurder] ( [naam bestuurder] ) van [eiseres] en [naam ambtelijk projectleider] (CR) van de gemeente. In de door [naam ambtelijk projectleider] opgestelde samenvatting daarvan staat voor zover hier van belang het volgende:
Aanleiding voor het gesprek is de opmerking van mevrouw [naam gemeenteambtenaar] aan COG [
ROC A12, derechtbank] dat de realisering van een gymzaal niet behoort tot de opdracht van de raad. […] De raad zal hier wat van moeten vinden als voor de realisering van de gymzaal medewerking van de gemeente nodig is. [naam bestuurder] werd hier daags na het overleg van 2 juli door COG over op de hoogte gebracht. Daarnaast geeft het MPC rapport aan dat er een derde partij gevonden moet worden voor de exploitatie van de horeca.
Bij [naam bestuurder] bestond vervolgens sterk de behoefte mee te geven hoe de zaken tussen [eiseres] en de gemeente Rheden de afgelopen 15 jaar zijn verlopen. Er is veel tegenwerking ervaren en er bestaat het gevoel dat dit nu weer aan de orde is. De huidige locatie is voor teveel geld gekocht waardoor de noodzaak bestaat, gezien de recente afwaardering met €450.000.- langer door te werken en op zoek te moeten gaan naar kansen voor het bedrijf. [naam bestuurder] geeft aan van mening te zijn door de gemeente (portefeuillehouder, ambtenaren) in het verleden meermalen niet eerlijk te zijn behandeld. […]
[naam bestuurder] eist in de intentieovereenkomst afspraken over:
a. Exploitatie horeca
b. Exploitatie receptie
c. Mogelijkheid gymzaal: is essentieel voor voortbestaan, strategisch gezien een must. […]
d. Grondverwerving t.b.v. gymzaal
e. Geen afspraak over aandelenpakket. T.b.v. van de financiering wens je de ruimte te hebben. Jij bent op zoek naar een investeerder (de bank zal naar verwachting niet meewerken) en deze zal wellicht een aandeel wensen […]
4. Bovengenoemde punten in combinatie met de ervaring uit het verleden maakt dat er eerst toezegging omtrent de bovengenoemde punten moeten komen voordat de gevraagde financiële gegeven worden vertrekt. Tot die tijd is het verzoek om financiële gegeven door [naam bestuurder] “on hold” gezet.
[…]
2.21.
Op 23 juli heeft [eiseres] de gemeente onder de voorwaarde van geheimhouding (een deel van) de gevraagde informatie gestuurd en daarbij geschreven bereid te zijn indien nodig tussentijds aanvullende vragen te beantwoorden. [eiseres] heeft geen ontwerp bedrijfsplan/begroting opgestuurd.
2.22.
Tussen [eiseres] , ROC A12 en PFC en ambtenaren van de gemeente is verder overleg gevoerd over de inhoud van (een derde versie van) de concept-intentieovereenkomst, waaronder over het voorstel van [eiseres] om daarin op te nemen dat een onderzoek wordt gedaan naar haar wens van een eigen gymnastiekzaal en “de intentie om [eiseres] als meest logische exploitant voor het horeca/ontmoetingsruimte te zien”. Op 3 september 2014 schrijft gemeenteambtenaar [naam gemeenteambtenaar] aan [naam bestuurder] :
Geachte heer [naam bestuurder] ,
Hartelijk dank voor uw reactie.
Tijdens ons overleg op 28-8 ji. hebben we afgesproken de woorden ‘meest logische exploitant’ te vervangen door ‘beoogde exploitant’. Het lijkt me goed om hieraan vast te houden.
En nu maar hopen dat het college van Burgemeester en Wethouders instemt met de aangepaste
Intentieovereenkomst en aldus donderdag 11-9 a.s. tot ondertekening wenst over te gaan.
2.23.
Als beoogde datum voor de tekening van een intentieovereenkomst, met persmoment, werd 11 september 2014 aangehouden. In een e-mailbericht van 5 september 2014 schrijft [naam ambtelijk projectleider] aan [eiseres] , ROC A12 en PFC onder het kopje “Ondertekenen intentieovereenkomst”: “Ik hoop dat we besluitvorming door ons college qua tijd vóór donderdag redden. Ik houd jullie uiteraard op de hoogte”. In de avond van 10 september 2014 worden [eiseres] , ROC A12 en PFC door de gemeente ervan op de hoogte gesteld dat op 11 september 2014 niet zal worden overgegaan tot ondertekening. Als reden werd opgegeven dat Ernst & Young haar financiële onderzoek nog niet had afgerond.
2.24.
In een brief van 30 oktober 2014, ‘behandeld door’ [naam ambtelijk projectleider] , schrijft het college aan [eiseres]
Onderzoek haalbaarheid
In het kader van ons onderzoek naar de haalbaarheid van de voorgestane zwembad- en locatieontwikkeling in Velp hebt u op 23 juli jl. de controller van de gemeente Rheden per e-mail bericht dat u de ontwerpbegroting 2014-2018 en het ontwerpbedrijfsplan 2014-2018 van [eiseres] op een later moment bij de gemeente zou aanleveren.
Zoals u bekend, zijn deze stukken voor de gemeente van cruciaal belang om een reële inschatting te kunnen maken naar de haalbaarheid van het project op zich en de risico’s van de gemeente Rheden als beoogd risicodrager in dit project in het bijzonder. Helaas hebben wij deze stukken tot op heden niet van u mogen ontvangen. Daarmee is het niet mogelijk om voor 1 november a.s. duidelijkheid te scheppen over het tekenen van de intentieovereenkomst.
Wij zijn van oordeel dat juist in tijden van afnemende overheidsfinanciën en toenemende verantwoordelijkheden van de gemeente jegens onze (kwetsbare groepen) burgers een zorgvuldige omgang met gemeenschapsgelden geborgd dient te zijn en eventuele toekomstige financiële risico’s van de gemeente Rheden in een vroeg stadium inzichtelijk moeten zijn. Daarbij achten wij vertraging van ons project om te komen tot een nieuwe zwemvoorziening in Velp uiterst onwenselijk, gelet op de toch al krappe tijdsplanning.
Verzoek
Gelet op het voorgaande verzoeken wij u
vóór 15 november a.s.de ontwerpbegroting en het ontwerpbedrijfsplan 2014 - 2018 van [eiseres] aan de gemeente Rheden over te leggen. Zoals eerder aan u is aangeven houdt de gemeente rekening met de fase waarin het project zich thans bevindt. Dit zal van invloed zijn op de mate van gedetailleerdheid van een financiële doorkijk na realisering van de zwemvoorziening.
Indien op 15 november as, deze stukken niet in het bezit van de gemeente Rheden zijn, zijn wij genoodzaakt onze beoordeling van de door de gemeente te nemen risico’s en de daaruit voortvloeiende besluitvorming te baseren op de reeds in ons bezit zijnde stukken en gegevens met betrekking tot uw bedrijf.
2.25.
In een brief van 17 november 2014 aan [naam ambtelijk projectleider] schrijft [eiseres] als reactie het volgende.
In uw schrijven van 30 oktober jI. geeft u aan nog een ontwerpbedrijfsplan en een ontwerpbegroting te verwachten, met als gestelde deadline 15 november.
[…] Op 23 juli jl. heb ik alle door u opgevraagde informatie per mail gezonden, m.u.v. de bovenstaande informatie. In de tussentijdse periode is er door de gemeente niet gereageerd op deze uitgebreide financiële informatie, er is eveneens tot op heden nog steeds geen standpunt ingenomen. Eerst op 30 oktober jl. wordt er door u wederom om aanvullende informatie verzocht.
Tot op heden is [eiseres] de enige partner die zich zeer kwetsbaar heeft opgesteld en volledige openheid heeft gegeven van haar financiële situatie. Van het ROC A12 en PFC zijn géén financiële stukken ter onderbouwing overlegd. De realiteit is dat de overige partners ook een risico kunnen vormen in het tot stand komen van deze plannen. Het bestuur van het ROC kan besluiten om opleidingen te stoppen of elders te gaan starten. PFC kan bestuurlijke problemen krijgen er kan een leden terugloop plaatsvinden, derhalve zou men ook niet meer aan de verplichtingen kunnen voldoen. Dit soort scenario’s zijn niet te voorzien. Wij constateren dat de druk op [eiseres] onevenredig groot is en niet realistisch.
M.b.t. een ontwerpbegroting en een ontwerpbedrijfsplan had ik reeds aangegeven dat er door de Gemeente eerst een standpunt ingenomen dient te worden t.a.v. de realisering van wel/geen gymzaal en de exploitatie horeca/receptie. In de intentieovereenkomst bleek niet te zijn vastgelegd, dat [eiseres] de receptie en de horeca zou exploiteren, ondanks dat dit het uitgangspunt is geweest van de meerwaarde van de samenwerking.
In de gegeven situatie zullen er teveel aannamen gedaan moeten worden. Dit zijn geen goede uitgangspunten voor het realiseren van een realistische ontwerpbegroting en een ontwerp bedrijfsplan.
Op 11 september jl. stond bij alle partners het tekenen van de intentieovereenkomst in de agenda, één dag van tevoren ontvingen wij een telefoontje dat het e.e.a. niet doorging. In de bespreking die dezelfde dag met de wethouder, de secretaris en de partners, werd aangegeven dat men de eerder aangeleverde stukken van [eiseres] eerst nog moest beoordelen en men snel met een reactie zou komen. Maandenlang is er geen enkele reactie geweest op het schrijven van 30 oktober jl.
De bereidheid tot het aanleveren van een ontwerpbedrijfsplan en een daar aan gekoppelde begroting zal voor ons geen belemmering zijn. Er zal door de Gemeente wel eerst duidelijkheid verschaft moeten worden op een aantal punten en een intentieovereenkomst getekend dienen te worden. De uitgangspunten op dit moment zijn naar onze mening niet verantwoord om weer extra hoge kosten te gaan maken.
2.26.
In een brief van 18 november 2014 aan [eiseres] schrijft de gemeente:
Wij constateren dat de door ons gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Wij zullen daarom, zoals in de brief aangegeven onze beoordeling van de door de gemeente te nemen risico’s en de daaruit voortvloeiende besluitvorming baseren op de reeds in ons bezit zijnde financiële stukken en gegevens met betrekking tot uw bedrijf. Uw brief van 17 november jl. zullen wij in onze besluitvorming betrekken
2.27.
In een gesprek van 2 december 2014, waarbij onder anderen wethouder Vugts, [naam ambtelijk projectleider] en [naam bestuurder] aanwezig waren, heeft de gemeente [eiseres] bericht dat zij voornemens was de intentieovereenkomst niet te tekenen en met het project te stoppen omdat zij [eiseres] niet voldoende solvabel achtte en onvoldoende vertrouwen had in haar financiële toekomst en zij het project te risicovol achtte.
2.28.
In een brief van 4 december 2014 schrijft [eiseres] aan het college:
Naar aanleiding van het gevoerde gesprek van 2 december jl. [...] hebben wij tot het onderstaande moeten besluiten:
[eiseres] Sport & Health beëindigd samenwerking tot realisering zwembad.
[eiseres] Sport & Health heeft, in verband met de huidige economische omstandigheden, vooralsnog moeten besluiten om de samenwerking met de Gemeente Rheden en de overige twee partners ROC A12 en PFC, om te komen tot de bouw van een zwembad, moeten beëindigen. […]
2.29.
Namens [eiseres] is de gemeente in een brief van 1 november 2018 aansprakelijk gesteld voor schade als gevolg van het onrechtmatig handelen door de gemeente door het plotseling, zonder concrete aan [eiseres] toe te rekenen aanleiding, opzeggen van de samenwerking en het schenden van het gerechtvaardigd vertrouwen van [eiseres] dat de intentieovereenkomst zou worden getekend. De gemeente heeft betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - dat de rechtbank, bij een bij voorraad uitvoerbaar vonnis,
voor recht verklaart dat de gemeente jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door de lopende onderhandelingen met [eiseres] op ongeoorloofde en onrechtmatige wijze te beëindigen, door misbruik van omstandigheden te maken en door in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te handelen, waardoor de gemeente jegens [eiseres] schadeplichtig is;
de gemeente te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding, nader op de maken bij staat, vermeerderd met rente en kosten;
met veroordeling van de gemeente in de proces- en nakosten.
3.2.
[eiseres] voert kort weergegeven aan dat zij erop mocht vertrouwen dat met de gemeente een intentieovereenkomst tot stand zou komen op basis waarvan partijen, in lijn met het besluit van de gemeenteraad van 26 november 2013 (zie rov. 2.11), de haalbaarheid van het project zouden onderzoeken. Het afbreken van de onderhandelingen op 2 december 2014 was, aldus [eiseres] , dan ook onrechtmatig. Daarbij heeft de gemeente het financieel onderzoek oneigenlijk gebruikt, terwijl partijen al volledige overeenstemming hadden bereikt over de intentieovereenkomst, en daarmee een oneigenlijke reden gecreëerd om de onderhandelingen af te breken. Voorts heeft de gemeente misbruik gemaakt van door [eiseres] aan de gemeente verstrekte bedrijfsgevoelige informatie waardoor [eiseres] vanuit een zwakke positie genoodzaakt was om in te stemmen met het naar buiten brengen dat [eiseres] de onderhandelingen had beëindigd. Met vorenstaande handelen en het onvoldoende motiveren van het besluit de onderhandelingen af te breken heeft de gemeente, aldus [eiseres] , ook in strijd gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3.
De gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de brief van 4 december 2014 (rov. 2.28) heeft [eiseres] het college geschreven dat zij heeft moeten besluiten de samenwerking met de gemeente en ROC A12 en PFC om te komen tot de bouw van een zwembad te beëindigen. Geen punt van geschil is echter dat het het college was dat op 2 december 2014 namens de gemeente het besluit heeft genomen om de samenwerking te stoppen en de onderhandelingen daarover af te breken en dat uit de brief van [eiseres] van 4 december 2014 niet mag worden afgeleid dat [eiseres] achter dat besluit stond. De vraag die voorligt is of het aldus afbreken van de onderhandelingen door de gemeente jegens [eiseres] onrechtmatig was.
4.2.
Bij de beoordeling van die vraag geldt als maatstaf dat ieder van de onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (Hoge Raad 12 augustus 2005 ECLI:NL:HR:2005:AT7337 rov. 3.6; CBB/JPO) Het gaat hier, in de woorden van de Hoge Raad in rov 3.7. van hetzelfde arrest, om een strenge en tot terughoudendheid nopende maatstaf.
4.3.
[eiseres] heeft aangevoerd dat het afbreken van de onderhandelingen onaanvaardbaar was omdat zij erop mocht vertrouwen dat de intentieovereenkomst tot stand zou komen. Zij baseert dit op de lange duur van de onderhandelingen en de tijd, moeite en kosten die zij daarin heeft gestoken en de overeenstemming die er na onderhandelingen over de inhoud van die overeenkomst zou bestaan, wat, zo stelt zij, ook blijkt uit het persmoment dat al was afgesproken voor het tekenen van de overeenkomst. Zij heeft verder aangevoerd dat zij er niet op hoefde te rekenen dat de uitkomsten van een financieel onderzoek tot afbreken van de onderhandelingen door de gemeente zou leiden. Uit de brief van 23 mei 2014 van het college mocht zij afleiden dat de financiële haalbaarheid pas na de totstandkoming van de intentieovereenkomst zou worden onderzocht.
De gemeente heeft betwist dat er sprake was van langdurige onderhandelingen. Zij heeft aangevoerd dat duidelijk was dat de kosten voor rekening van partijen zelf zouden komen. De gemeente had, zo voert zij verder aan, een gerechtvaardigd belang om de onderhandelingen af te breken gelet op, kort gezegd, de zorgen over de financiële positie van [eiseres] en het financiële risico dat dit voor de gemeente meebracht, terwijl [eiseres] onvoldoende informatie gaf om die zorgen weg te nemen. Dat die zorgen over de financiën een struikelblok zouden kunnen zijn was [eiseres] bekend, zodat er bij [eiseres] geen gerechtvaardigd vertrouwen was dat de overeenkomst zou worden getekend zonder dat die zorgen zouden zijn weggenomen. Daar doet, zo voert de gemeente verder aan, niet aan af dat op ambtelijk niveau overeenstemming was bereikt over de tekst van de aan het college voor te leggen intentieovereenkomst. Er is, zo voert de de gemeente aan, aan [eiseres] steeds duidelijk gemaakt dat de beslissing over de totstandkoming van de overeenkomst niet op ambtelijk niveau maar door het college zou worden gemaakt.
De duur van de onderhandelingen
4.4.
[eiseres] stelt dat zij ruim 5 jaar, vanaf 2008, met de gemeente heeft gesproken en onderhandeld over het plan om gezamenlijk een één-bassin-zwembad te realiseren. De gemeente betwist dat er zolang is onderhandeld en voert aan dat pas vanaf januari 2014, en in ieder geval niet voor het besluit van de gemeenteraad van november 2013 (rov. 2.11), met [eiseres] is gesproken over samenwerking en dat het onderhandelen over de intentieovereenkomst pas begon na het bericht van 23 mei 2014 (rov. 2.15).
Geen punt van geschil is dat [eiseres] , zoals ook volgt uit de in rov 2.3-2.11 weergeven feiten, vanaf 2008 te kennen heeft gegeven te willen meedenken over de plannen van een nieuw zwembad. Zij heeft sindsdien invloed proberen uit te oefenen en uitgeoefend op de besluitvorming van het college en de gemeenteraad over, onder meer, de locatie van het beoogde nieuwe zwembad, de inrichting daarvan, of het zwembad zou bestaan uit één (zoals [eiseres] voorstond) of twee bassins en over de daarbij te betrekken partijen (in de wens van [eiseres] naast haarzelf ROC A12 en PFC). Mede als gevolg van die door [eiseres] uitgeoefende invloed heeft de gemeenteraad tweemaal een besluit aangenomen dat afweek van het voorstel van het college. Het op deze wijze politieke invloed uitoefenen kan, zoals de gemeente aanvoert, niet zonder meer worden gelijkgesteld met onderhandelen over een overeenkomst. Dat partijen toen al samen mogelijke plannen hebben besproken doet daar niet aan af. [eiseres] heeft niet onderbouwd dat er daadwerkelijk onderhandelingen hebben plaatsgevonden vóór het raadsbesluit van 26 november 2013 (rov 2.11), tot welk moment het college, zoals blijkt uit het voorstel van 22 oktober 2013 (rov. 2.9) nog vasthield aan de mogelijkheid van marktconsultatie en het onderzoeken van het door [eiseres] niet voorgestane twee-bassins-zwembad. Evenmin heeft zij onderbouwd gesteld dat er vóór het bericht van 23 mei 2014 ook al is onderhandeld over de totstandkoming of de inhoud van de intentieovereenkomst. Dat daarover vóór die datum al is onderhandeld kan dan ook niet worden aangenomen. Uit de door [eiseres] in het project gestoken tijd en kosten in de fase van voornoemde politieke beïnvloeding volgt niet dat dat zij gerechtvaardigd erop mocht vertrouwen dat dit zou resulteren in (intentie)overeenkomst, en dit is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, ook verder niet aan te merken als een omstandigheid die het afbreken van de onderhandelingen over de intentieovereenkomst onaanvaardbaar zou maken. Daarbij komt dat [eiseres] niet heeft betwist dat door de gemeente steeds is gezegd dat zij de kosten van [eiseres] , ROC A12 en PFC in die fase niet zou dragen of vergoeden.
De raadsbesluiten
4.5.
Voor zover [eiseres] nog stelt dat de geamendeerde raadsbesluiten van 29 januari 2013 (rov 2.8) en 26 november 2013 (rov. 2.11) bijdroegen aan een gerechtvaardigd vertrouwen dat met de gemeente een (intentie)overeenkomst tot stand zou komen, wordt ook deze stelling als onvoldoende onderbouwd verworpen. Door de gemeente is in dat verband onweersproken aangevoerd dat private partijen, zoals [eiseres] , aan dit soort geamendeerde raadsbesluiten geen rechten kunnen ontlenen en dat het al dan niet uitvoeren van een dergelijk amendement een interne aangelegenheid is tussen gemeenteraad en college, waarover het college alleen verantwoording verschuldigd is aan de gemeenteraad. [eiseres] heeft niet onderbouwd waarom zij daar in dit geval toch rechten aan kon ontlenen of een te respecteren vertrouwen op mocht baseren dat een overeenkomst tot stand zou komen.
Het belang van de gemeente bij inzicht in de financiële stabiliteit van [eiseres] .
4.6.
De gemeente heeft aangevoerd dat de oorzaak dat geen overeenstemming is bereikt en dat de onderhandelingen zijn afgebroken erin is gelegen dat er onvoldoende duidelijkheid was over – kort gezegd – de financiële stabiliteit van [eiseres] en dat [eiseres] op dat punt ook niet alle gevraagde informatie wilde gegeven. Geen punt van geschil is dat in de plannen de investeringskosten van het zwembad gedragen zouden worden door de gemeente en dat zij, voor een ‘gezonde’ langdurige exploitatie, mede afhankelijk was van de afname tegen betaling door [eiseres] , ROC A12 en PFC van gebruiksuren van het zwembad (en de eventueel daarbij te realiseren gymzaal). Evenmin is betwist dat de mogelijkheid dat een (van die) partij(en) niet zou(den) kunnen afnemen een financieel risico voor de gemeente opleverde en dat daarom voor haar ook de vraag relevant was hoe [eiseres] , ROC A12 en PFC er financieel gezien voorstonden en in hoeverre ieder van hen financieel gezien in staat was ook op de lange termijn aan afnameafspraken te voldoen. Dat de gemeente daarom een belang had bij financieel stabiele contractspartners en daarom ook een gerechtvaardigd belang had om over hun financiële stabiliteit, zo veel mogelijk, duidelijkheid te krijgen vóórdat definitieve afspraken werden gemaakt, is evenmin betwist.
Financieel onderzoek en aanleveren van gegevens vóór de totstandkoming van de
intentieovereenkomst
4.7.
[eiseres] stelt dat zij erop mocht vertrouwen dat een (zo vergaand) onderzoek naar haar financiën en bedrijfsvoering op de lange termijn als door de gemeente geëist en het daarvoor moeten aanleveren van stukken, pas aan de orde zou komen ná het sluiten van de intentieovereenkomst. Dat was voor [eiseres] ook van belang, zo begrijpt de rechtbank haar stellingen, omdat ook daarna pas voldoende duidelijkheid zou ontstaan over de precieze invulling van de exploitatie van het zwembad, bijvoorbeeld over de exploitatie van de bijbehorende horeca en de vraag of er ook een gymzaal zou worden gerealiseerd. Daarna zou [eiseres] pas een realistisch bedrijfsplan kunnen opstellen en een begroting en financieringsplan met mogelijke investeerders kunnen maken. Dat zij erop mocht vertrouwen dat dit pas later aan de orde zou komen volgt, zo stelt [eiseres] , uit de brief van 23 mei 2014 (rov 2.15), waarin staat dat partijen “zodra de intentieovereenkomst is gesloten” gezamenlijk met elkaar aan de slag kunnen gaan “om te bezien of er daadwerkelijk sprake is van een haalbare ontwikkeling op het gebied van onder andere “het tot stand komen van huur- en exploitatieovereenkomsten” en “financiën”.
4.8.
De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat [eiseres] een belang had om pas na het sluiten van de intentieovereenkomst met een bedrijfs- en begrotingsplan te hoeven komen, niet met zich brengt dat de gemeente op haar beurt geen gerechtvaardigd belang had om daarvóór al inzicht te krijgen in de financiële gesteldheid van haar gesprekspartners, noch dat zij daar in redelijkheid geen onderzoek naar zou mogen doen of bij [eiseres] niet zou mogen vragen om financiële gegevens en bedrijfsplannen. Bovendien is niet betwist dat de gemeente verzocht om
voorlopigebedrijfsplannen, of zoals ter zitting door de gemeente omschreven “een visie op de toekomst” en dat de gemeente daarbij duidelijk heeft gemaakt dat zij rekening hield met de op dat moment nog aanwezige onzekerheden. Anders dan [eiseres] stelt rechtvaardigen de in 4.7. aangehaalde delen van de brief van 23 mei 2014, waarin met zoveel woorden staat dat na het sluiten van de intentieovereenkomst gezamenlijk de financiële haalbaarheid van de plannen en van de huur en exploitatieovereenkomsten zou worden onderzocht, niet het vertrouwen dat de gemeente niet al eerder inzicht in financiële stabiliteit van haar partners zou verlangen.
4.9.
Daarbij komt dat, voor zover [eiseres] er op basis van die brief van 23 mei 2014 al van is uitgegaan dat de gemeente daarnaar geen onderzoek zou doen vóór het sluiten van de intentieovereenkomst, [naam bestuurder] al op 1 juni 2014 (rov. 2.17) schrijft dat hij met [naam ambtelijk projectleider] “geruime tijd geleden” een gesprek heeft gevoerd waarin zij aangaf graag meer onderliggende cijfers van [eiseres] te willen zien. Hij schrijft vervolgens op 2 juni 2014 dat het hem volledig duidelijk is dat “gezien de wijze waarop er in de toekomst samengewerkt gaat worden de gemeente meer achtergrond informatie wenst te zien” en op 9 juni 2014 dat uitgangspunt “was en is” dat de gemeente “de solvabiliteit en de continuïteit van [eiseres] kan beoordelen”. Ook uit de eveneens in rov. 2.17 aangehaalde reacties van [naam ambtelijk projectleider] in diezelfde periode volgt dat door haar en de door de gemeente ingeschakelde accounts een “waslijst” aan financiële gegevens wordt verlangd, waaronder ook een businessplan van [eiseres] en dat de gemeente die noodzakelijk acht voor de risico-inventarisatie. Dat [eiseres] er toen nog redelijkerwijs van mocht uitgaan dat de inhoud van de desbetreffende gegevens of het niet verstrekken daarvan op dat moment, voor de totstandkoming van de intentieovereenkomst, van geen belang zouden zijn is in deze omstandigheden zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet begrijpelijk.
4.10.
In het daarop volgende gesprek van 2 juli 2014, waarvan de inhoud van het door de gemeente opgemaakte verslag (2.18) niet is betwist, wordt [eiseres] door de gemeente medegedeeld dat het “politiek/bestuurlijk” van belang wordt geacht dat “er eerst duiding komst van de financiële situatie”, dat “het sein nu op rood staat” en dat het college naar verwachting niet zal instemmen met de ondertekening zolang de gevraagde gegevens niet zijn verstrekt. In het verslag staat dat [naam bestuurder] heeft gezegd dat nog geen businessplan gereed is omdat de inhoud afhangt van hoe de samenwerking vorm gaat krijgen maar dat door de gemeente is geantwoord dat “ [eiseres] vast al nagedacht heeft over de toekomst en voor wat betreft het businessplan een doorkijk moet kunnen geven”. Vervolgens is blijkens het verslag benadrukt dat het college pas zal besluiten tot het ondertekenen van de intentieovereenkomst als de gevraagde gegevens zijn aangeleverd, dat als uit het onderzoek blijkt dat het sein niet groen wordt, [eiseres] en de gemeente met elkaar “een probleem hebben” en dat de gemeente niet tot samenwerking kan overgaan als het risico op stagnatie in de toekomst te groot wordt geacht. Daarbij staat dat [naam bestuurder] aangeeft zicht dat te realiseren. Vervolgens zijn afspraken gemaakt over de aanlevering van de stukken.
Uit dit gesprek moet het voor [eiseres] zonder meer duidelijk zijn geworden dat hij niet erop mocht vertrouwen dat de gemeente tot ondertekening van de intentieovereenkomst zou overgaan zonder aanlevering van de gevraagde financiële stukken, waaronder een businessplan, zonder nader onderzoek van die stukken en zonder dat dat onderzoek een positieve uitkomst zou hebben.
4.11.
In het vervolgens gevoerde gesprek van 7 juli 2014 (rov. 2.20) is door [eiseres] aangegeven het zij het verstrekken van de stukken “on hold” zet. Op 23 juli 2014 worden de stukken vervolgens alsnog (deels) aangeleverd, maar zonder ontwerp-bedrijfsplan/begroting. Op 11 september 2014 wordt een moment voor het tekenen van de overeenkomst afgelast met als reden dat het financiële onderzoek niet is afgerond en in de brief van 30 oktober 2014 (rov 2.24) wordt alsnog, met een deadline van twee weken gevraagd om de ontwerpbegroting 2014-2018 en het ontwerpbedrijfsplan 2014-2018. Anders dan [eiseres] stelt rechtvaardigt de enkele omstandigheid dat er tussen 23 juli 2014 en 30 oktober 2014 niet meer om die stukken is gevraagd niet het vertrouwen dat de gemeente die stukken niet meer zou verlangen. Gelet op de uitlatingen van de gemeente in het gesprek van 2 juli 2014, alsmede het afblazen van het tekenen van de intentieovereenkomst op 11 september 2014 omdat het financiële onderzoek nog niet was afgerond, kan evenmin worden aangenomen dat [eiseres] vanwege dat enkele tijdsverloop ervan mocht uitgaan dat, in afwijking van wat haar op 2 juli 2014 was medegedeeld, de uitkomsten van het aangekondigde financiële onderzoek voor het sluiten van de intentieovereenkomst geen rol meer zou spelen. [eiseres] heeft verder niet concreet aangevoerd op welke moment en op grond van welke omstandigheden zij daarvan in redelijkheid wel zou hebben mogen uitgaan.
De overeenstemming over de inhoud van de intentieovereenkomst
4.12.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat de intentieovereenkomst gesloten zou worden nu over de inhoud daarvan overeenstemming bestond tussen [eiseres] , ROC A12 en PFC en de gemeente en er zelfs een persmoment was ingelast voor de ondertekening. De gemeente heeft daartegen ingebracht dat er weliswaar op ambtelijk niveau overeenstemming was met de private partijen over welke intentieovereenkomst aan het college zou worden voorgelegd, maar dat het voor [eiseres] duidelijk was dat het college het orgaan was dat daarmee moest instemmen om tot een overeenkomst te komen. De gemeente heeft daarbij gewezen op de onder de feiten aangehaalde uitlatingen van haar ambtenaren aan [eiseres] : De mededeling van [naam gemeenteambtenaar] in het e-mailbericht van 2 juli 2014 (rov 2.19) dat de aanpassingen in de concept-intentieovereenkomst enkele ambtelijk voorgesteld worden omdat het niet duidelijk is hoe het college daar tegenaan zal kijken, omdat de aanpassingen gevolgen kunnen hebben voor het maximale toegestane exploitatietekort; De mededeling van [naam gemeenteambtenaar] in haar mailbericht van 3 september 2014 (rov 2.22) “En nu maar hopen dat het college van Burgemeester en Wethouders instemt met de aangepaste Intentieovereenkomst en aldus donderdag 11-9 a.s. tot ondertekening wenst over te gaan” en de mededeling van [naam ambtelijk projectleider] in haar e-mailbericht van 5 september 2014 (rov 2.23): “Ondertekenen intentieovereenkomst: Ik hoop dat we besluitvorming door ons college qua tijd vóór donderdag redden. Ik houd jullie uiteraard op de hoogte”. Door [eiseres] is daartegen niets ingebracht. De rechtbank gaat daarom ervan uit dat het voor [eiseres] duidelijk moet zijn geweest dat het college het orgaan was met wie namens de gemeente overeenstemming moest worden bereikt en dat overeenstemming op ambtelijk niveau over de tekst van de intentieovereenkomst niet betekende dat het college daarmee ook zou instemmen. Dat er een persmoment was voorbereid voor het geval het college zou instemmen doet daar niet aan af.
4.13.
Uit hetgeen overwogen is in rov 4.6. tot en met 4.12. volgt dat [eiseres] in ieder geval vanaf begin juni 2014 erop bedacht had moeten zijn dat het onderzoek naar haar financiële stabiliteit voor de gemeente van belang was, dat de gemeentelijke besluitvorming daar mede van afhing, dat de gemeente op dat punt zorgen had en nog niet tevreden was gesteld en dat de gemeente daarom ook nog nadere stukken verlangde, met name met betrekking tot – kort gezegd – de toekomst. Gelet daarop wordt de stelling van [eiseres] verworpen dat zowel het verzoek in de brief van 30 oktober 2014 (rov. 2.24) om alsnog de gevraagde extra stukken in te dienen als het, na het weigeren van [eiseres] daarvan in haar brief van 17 november 2014 (rov 2.25), afbreken van de onderhandelingen als een donderslag bij heldere hemel kwam, waarop zij niet voorbereid had hoeven te zijn. Gelet op die omstandigheden, de duidelijke verzoeken van de gemeente en de duidelijke afwijzing daarvan van [eiseres] , wordt ook het standpunt van [eiseres] verworpen dat de gemeente in redelijkheid de onderhandelingen niet had mogen afbreken zonder [eiseres] eerst inzicht te geven in de precieze uitkomsten van het financieel onderzoek – waarvan de gemeente overigens betwist dat dat niet is gebeurd – en zonder [eiseres] nog een kans te geven haar financiële gezondheid – al dan niet na het inroepen van investeerders – nader te onderbouwen. Daarbij weegt mee dat niet is weersproken dat [eiseres] vóór 2 december 2014 niet om laatstgenoemde mogelijkheid heeft verzocht, ook niet naar aanleiding van de brief van de gemeente van 18 november 2014 (rov. 2.26).
Verschil tussen eisen aan verschillende partijen.
4.14.
Anders dan [eiseres] stelt, levert ook de omstandigheid dat de gemeente bij ROC A12 en PFC niet de zelfde gegevens opvroeg voor [eiseres] geen gerechtvaardigd vertrouwen op zij die gegevens ook niet zou hoeven geven. Zoals overwogen volgt uit de hiervoor aangehaalde gesprekken en correspondentie dat de gemeente aan [eiseres] duidelijk heeft gemaakt dat zij die informatie van haar wel verlangde. Voor zover een onderscheid tussen de verschillende beoogde contractspartijen op dat punt al ongerechtvaardigd zou zijn rechtvaardigt dat, gelet op de duidelijke uitlatingen van de gemeente, geen vertrouwen dat [eiseres] die stukken niet zou hoeven aanleveren of dat de uitkomst van het aangekondigde financiële onderzoek voor de intentieovereenkomst van geen belang zou zijn. Verder heeft de gemeente, onweersproken, aangevoerd dat zij ten aanzien van alle drie de private partijen [eiseres] , ROC A12 en PFC een eerste financieel onderzoek heeft laten uitvoeren en dat alleen de bevindingen ten aanzien van [eiseres] aanleiding gaven voor nader onderzoek. Er kan dan ook niet worden aangenomen dat het onderscheid tussen voornoemde partijen ongerechtvaardigd was, nog daargelaten dat ook niet onderbouwd is dat verschillen tussen [eiseres] , ROC A12 en PFC in bijvoorbeeld rechtspersoonlijkheid en de beoogde rol in de plannen geen onderscheid zou rechtvaardigen.
4.15.
De conclusie is dat onvoldoende onderbouwd is dat bij [eiseres] een gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat de intentieovereenkomst tussen haar en de gemeente tot stand zou komen. [eiseres] heeft ook overigens onvoldoende omstandigheden aangevoerd die met zich brengen dat het afbreken van de onderhandelingen door de gemeente, met in achtneming van de in rov. 4.2. weergegeven strenge maatstaf, onaanvaardbaar was. Er is dan ook geen sprake van onrechtmatig handelen van de gemeente op dit punt. De gevorderde verklaring voor recht en veroordeling tot een, nader bij staat op te maken, schadevergoeding zullen worden afgewezen. Het verweer van de gemeente dat het afbreken van de onderhandelingen hoe dan ook niet tot schade heeft geleid, mede gelet op het bepaalde in de artikelen 8.1. en 14 van de conceptovereenkomst (rov 2.16) over het niet schadeplichtig zijn van partijen bij het afbreken van de onderhandelingen, kan daarom onbesproken blijven.
4.16.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat de gemeente haar oneigenlijk onder druk heeft gezet om naar buiten te brengen dat [eiseres] de samenwerking wilde beëindigen, door in strijd met de afspraken te dreigen gevoelige informatie te delen. Zoals overwogen in rov 4.1. is geen geschilpunt dat, in afwijking van de strekking van het bericht van [eiseres] van 4 december 2014, het college de onderhandelingen en de samenwerking heeft beëindigd. Wat er verder ook zij van de door [eiseres] gestelde en door de gemeente betwiste oneigenlijk druk, laat de rechtbank dit punt verder onbesproken, nu [eiseres] verder niet heeft onderbouwd dat en hoe zij daardoor schade heeft geleden en zij aan de gestelde onrechtmatigheid op dit punt verder ook geen concreet rechtsgevolg heeft verbonden.
4.17.
Nu ook het gestelde handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur verder niet is onderbouwd, wordt ook de vordering tot een verklaring voor recht dat daarvan sprake is afgewezen.
4.18.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
1.126,00(2,0 punten × tarief € 563,00)
Totaal € 1.782,00
4.19.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de gemeente tot op heden begroot op € 1.782,00, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2021.