Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.De vordering en het verweer in conventie en (voorwaardelijke) reconventie
Kamerstukken II2012/13, 33 685, nr. 4, p. 14 en 15).
Kamerstukken II 2012/13, 33 685, nr. 3). Het begrip lasthebber wordt in het Wetboek van Strafrecht verder niet gedefinieerd. Aansluiting kan worden gezocht bij artikel 7:414 BW waaruit volgt dat een overeenkomst van lastgeving inhoudt dat de lasthebber verplicht is voor de lastgever een rechtshandeling te verrichten. Dat neemt echter niet weg dat aan strafrechtelijke bepalingen en daarin voorkomende begrippen een eigen, autonome betekenis kan toekomen. Ook handelingen die strikt genomen niet voldoen aan de civielrechtelijke definitie van het begrip ‘lastgeving’ (als bedoeld in artikel 7:414 van het Burgerlijk Wetboek), kunnen vallen onder het begrip ‘lasthebber’ als bedoeld in artikel 328ter Sr, gelet op de hiervoor in r.o. 4.10 omschreven strekking van laatstgenoemd wetsartikel. Er moet een bepaalde zakelijke band zijn tussen de ‘lasthebber’ en degene ten behoeve van wie hij optreedt. (vgl. Hoge Raad 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:572; Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 6 juni 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:5081 en Gerechtshof Amsterdam 5 juni 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2264).
no fee to worker’-principe. Dit betekent een verbod om voor arbeidsbemiddeling direct of indirect een tegenprestatie van de werkzoekende te bedingen. Toegang tot arbeid moet vrij en kosteloos zijn. De strekking van dit rechtsbeginsel is bescherming bieden aan werkzoekenden tegen ongure praktijken van bepaalde intermediairs. Dit verbod is volkenrechtelijk vastgelegd in artikel 7 lid 1 van het door Nederland geratificeerde ILO-verdrag 181 en vervolgens in artikel 3 lid 1 Waadi neergelegd (
Kamerstukken II2001/02, 28 465, nr. 3, p. 3). Artikel 3 Waadi is aldus gebaseerd op artikel 7 van ILO-verdrag 181.
arbeidsovereenkomstnaar burgerlijk recht (Regels voor de niet-openbare arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs)
Kamerstukken II1996/97, 25 264, nr. 3).
Focus on human)).
Ruhrlandklinik)).
no fee to worker’- principe vastgelegd, alleen dan specifiek voor uitzendwerk:
De uitzendbureaus rekenen de werknemers geen honoraria aan voor opdrachten in een inlenende onderneming of voor het sluiten van een arbeidsovereenkomst of het aangaan van een arbeidsverhouding met de inlenende onderneming na hun uitzendopdracht in de betrokken inlenende onderneming.”
Kamerstukken II2001/02, 28 465, nr. 3, p. 3). In de memorie van toelichting (
Kamerstukken II2010/11, 32 895, nr. 3, p. 8) wordt over de implementatie van artikel 6, derde lid, van de Uitzendrichtlijn overwogen:
no fee to worker’- principe zoals verwoord in artikel 6, derde lid, van de Uitzendrichtlijn is omgezet in nationaal recht. Bij een richtlijnconforme interpretatie van artikel 9 Waadi, in lijn met het arrest
Focus on human, zou een zzp’er die na een uitzendopdracht een arbeidsverhouding (in de zin van het arrest
Ruhrlandklinik) sluit met de inlenende organisatie, dus wel de bescherming van het ‘
no fee to worker’-principe via de Waadi genieten, terwijl een zzp’er die eveneens met deze organisatie eenzelfde arbeidsverhouding sluit via een bemiddelaar, de bescherming van artikel 3 Waadi, waarin hetzelfde principe is vastgelegd, mogelijk zou ontberen.
no fee to worker’-principe in die zin dient te worden uitgelegd dat de in die bepaling geboden bescherming eveneens geldt voor de totstandkoming van arbeidsverhoudingen. Indien dit het geval is, dient vervolgens te worden beoordeeld of de relatie tussen [gedaagde] en de Zorginstelling een arbeidsverhouding betreft. De overeenkomst waaruit de betalingsverplichting voortvloeit zou gezien het voorgaande in dat geval nietig/vernietigbaar kunnen zijn.