[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
primair:
I. te bepalen dat [verzoekende partij] niet zelf ontslag heeft genomen, en indien zij dat naar het oordeel van de kantonrechter wel heeft gedaan, dit ontslag te vernietigen;
II. te verklaren voor recht dat [verwerende partijen] de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] heeft opgezegd;
III. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen:
a. tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
b. tot betaling van 23 maandsalarissen van € 3.500,00 bruto ter zake loon over de opzegtermijn en onregelmatige opzegging, vermeerder met de volledige wettelijke verhoging wegens vertraging;
c. om aan [verzoekende partij] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van het gevorderde zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, tot een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na zeven dagen na de datum van deze beschikking dat [verwerende partijen] daar niet aan voldoet;
d. tot betaling van de wettelijke rente over de onder sub a, b en c genoemde bedragen, vanaf het moment van opeisbaar worden tot de dag van volledige betaling;
e. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking;
f. tot betaling van de juridische kosten van € 5.566,00 dan wel een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
subsidiair, indien de kantonrechter van oordeel is dat de arbeidsovereenkomst nog van kracht is:
IV. de arbeidsovereenkomst te ontbinden;
V. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen:
a. tot betaling van een billijke vergoeding van € 50.000,00 bruto, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
b. tot betaling van 23 maandsalarissen van € 3.500,00 bruto ter zake loon over de opzegtermijn, vermeerderd met de volledige wettelijke verhoging wegens vertraging;
c. om aan [verzoekende partij] schriftelijke en deugdelijke netto/bruto specificaties te verstrekken, waarin de bedragen en betalingen van het gevorderde zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per dag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, tot een maximum van € 10.000,00 voor elke dag na zeven dagen na de datum van deze beschikking dat [verwerende partijen] daar niet aan voldoet;
d. tot betaling van de wettelijke rente over de onder sub a, b en c genoemde bedragen, vanaf het moment van opeisbaar worden tot de dag van volledige betaling;
e. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking;
f. tot betaling van de juridische kosten van € 5.566,00 dan wel een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
meer subsidiair, indien de kantonrechter van oordeel is dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst:
VI. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen:
a. tot betaling aan [verzoekende partij] van een schadevergoeding van 23 maal € 3.500,00;
b. in de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van deze beschikking;
c. tot betaling van de juridische kosten van € 5.566,00 dan wel een bedrag dat de kantonrechter juist acht;
uiterst subsidiair, voor het geval de kantonrechter oordeelt dat aan [verzoekende partij] niet de bovenstaande verzochte vergoedingen toekomen, en nadat [verzoekende partij] een termijn is gegeven haar primaire verzoek in te trekken en zij daar gebruik van heeft gemaakt:
VII. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen [verzoekende partij] binnen vierentwintig uur na deze beschikking op te roepen voor een consult met de Arboarts, subsidiair haar in de gelegenheid te stellen de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, of straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [verwerende partijen] in gebreke blijft daaraan te voldoen;
VIII. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan [verzoekende partij] van:
a. het loon ten bedrage van € 3.500,00 bruto per maand over het tijdvak november 2020;
b. het loon van € 3.500,00 bruto voor iedere maand vanaf 1 december 2020 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
c. de vakantiebijslag over de toekomstige perioden vanaf 1 oktober 2020 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
d. de volledige wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over alle gevorderde loonbedragen;
e. de wettelijke rente over de som van voornoemde bedragen, voor wat betreft de bedragen die opeisbaar zijn vanaf 1 november 2020, en voor wat betreft de bedragen die nadien opeisbaar zijn geworden vanaf het tijdstip van opeisbaarheid van die bedragen, tot aan de dag van betaling;
IX. [verwerende partijen] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding en de daadwerkelijke juridische kosten van [verzoekende partij] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van deze beschikking, en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening.