ECLI:NL:RBGEL:2021:1875

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
14 april 2021
Zaaknummer
381217
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van franchiseovereenkomst en non-concurrentiebeding in kort geding

In deze zaak vorderen eisers, bestaande uit twee natuurlijke personen en een vennootschap onder firma, in kort geding de vernietiging van een franchiseovereenkomst met de besloten vennootschap IJSVOGEL RETAIL B.V. en ontheffing van een non-concurrentiebeding. De franchiseovereenkomst, die op 15 mei 2012 werd gesloten, verleende eisers het recht om een dierenspeciaalzaak te exploiteren volgens de Pets Place-formule. Eisers stellen dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, omdat zij niet correct zijn geïnformeerd over de omzetpotentie en de concurrentie in de omgeving. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot vernietiging van de overeenkomst is verjaard, aangezien eisers al vanaf eind 2012 op de hoogte waren van de vermeende dwaling. De rechtbank concludeert dat de franchiseovereenkomst en het non-concurrentiebeding niet vernietigbaar zijn op grond van dwaling. Daarnaast wordt het beroep van eisers op de onaanvaardbaarheid van het non-concurrentiebeding afgewezen, omdat IJsvogel een legitiem belang heeft bij de handhaving ervan. De vorderingen van eisers worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/381217 / KG ZA 20-484
Vonnis in kort geding van 16 februari 2021
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [woonplaats],
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats],
3. de vennootschap onder firma
[onderneming],
gevestigd te Haarlem,
eisers,
advocaat mr. N.M. Slump te Middelburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IJSVOGEL RETAIL B.V.,
gevestigd te Ede,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.M. Schram te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eisers] en IJsvogel genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 29
  • de brief van 28 januari 2021 van de zijde van IJsvogel met bijgevoegd producties 1 tot en met 11
  • de pleitnota van IJsvogel
  • de pleitnota van [eisers]
  • de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 15 mei 2012 hebben [eisers] en IJsvogel een franchiseovereenkomst gesloten waarbij IJsvogel als franchisegever aan [eisers] als franchisenemer het recht heeft verleend om tot 31 mei 2017 een dierenspeciaalzaak in winkelcentrum Schalkwijk te Haarlem te exploiteren volgens de Pets Place-formule. Als gevolg van verlenging door [eisers] loopt de franchiseovereenkomst tot 31 mei 2021. In de franchiseovereenkomst is onder meer bepaald:
‘(…)
artikel 21: beding van geheimhouding en non-concurrentie
(…)
21.4
Het is franchisenemer verboden gedurende de looptijd van deze overeenkomst, anders dan in het kader van deze overeenkomst, in enigerlei vorm werkzaam of betrokken te zijn bij enige onderneming met activiteiten op een terrein dat gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan, dan wel op enigerlei wijze concurrerend is met dat van PETS PLACE en/of franchisenemer dan wel de activiteiten en dienstverlening van beiden en of een van beiden, dan wel verbandhoudende met mogelijk aan een van hen geleerde ondernemingen, onverschillig of deze uitoefening/deelname door franchisenemer plaatsvindt voor zichzelf of voor anderen, direct of indirect, zelfstandig of in dienstbetrekking, in de vorm ener vennootschap of door middel van deelname door bezit van aandelen, welke niet ter beurze zijn genoteerd, alles in de ruimste zin des woords.
21.5
Ter bescherming van de door PETS PLACE aan franchisenemer overgedragen knowhow is hetgeen in het voorgaande artikellid bepaald onverkort van toepassing gedurende één (1) jaar na beëindiging dan wel ontbinding van deze overeenkomst binnen het in deze overeenkomst omschreven exclusieve rayon. Indien en voor zover de concurrentiebeperking voor het gehele rayon nietig zou zijn op grond van de toepasselijke bepalingen uit de groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten dan wel op grond van (toekomstige) mededingingsrechtelijke wetgeving, geldt dit beding enkel voor de vestiging- c.q. verkooppunt waarin het onroerend goed, als bedoeld in deze overeenkomst, is gelegen.
(…)
artikel 31: boetebeding
31.1
In geval van overtreding door franchisenemer van de artikelen 11.2, 11.3, 11.9, 11.10, 21 en 22.3 verbeurt franchisenemer een door hem aan PETS PLACE verschuldigde boete van € 15.000,- per overtreding en vervolgens € 1.500,-- voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt. Het vorenstaande laat onverlet de rechten van franchisegever op schadevergoeding en de bevoegdheid van PETS PLACE om deze overeenkomst onmiddellijk te beëindigen.
(…)’
2.2.
Voorafgaande aan het sluiten van de franchiseovereenkomst heeft IJsvogel Van der Pluym Marketing Support ingeschakeld om een vestigingsplaatsanalyse op te stellen voor de door [eisers] te exploiteren winkel volgens de Pets Place-formule in winkelcentrum Schalkwijk te Haarlem. In de vestigingsplaatsanalyse van 13 maart 2012 (hierna: de vestigingsplaatsanalyse) schrijft de betreffende rapporteur onder meer als volgt:
‘(…)
Winkelcentrum Schalkwijk behoort tot de top van de grote overdekte winkelcentra in Nederland. Uit Haarlem en omstreken trekken circa 108.000 bezoekers per week naar dit winkelcentrum. Er zijn meer dan 125 winkels onder één dak gevestigd, van bekende winkelketens tot speciaalzaken.
(…)
Echter rekeninghoudend met alle bovenstaande gegevens, de locatie, de ervaringcijfers van Pets Place, het niveau en de aantrekkingskracht van de Pets Place formule, schatten wij
de omzetpotentie van deze Pets Place vestiging te Haarlem, aan de Rivieradreef, in op circa € 850.000,-
incl. BTW.
Er zal rekeninggehouden moeten worden met een aanloopperiode van circa 3 jaar.
Jaar Omzetindicatie incl. BTW
1e jaar € 750.000,-
2e jaar € 800.000,-
3e jaar € 850.000,-
(…)’
2.3.
In een op 21 oktober 2011 gedateerde exploitatiebegroting (hierna: de exploitatiebegroting), die voorafgaand aan het sluiten van de franchiseovereenkomst is opgesteld door een werknemer van Pets Place, wordt de omzet van de door [eisers] te exploiteren Pets Place-vestiging in het eerste jaar geschat op € 600.000,00, in het tweede jaar op € 650.000,00 en in het derde jaar op € 850.000,00.
2.4.
Bij brief van 8 januari 2013 hebben [eisers] aan (de voormalige directie van) IJsvogel onder meer als volgt bericht:
‘(…)
Naar aanleiding van het begrotingsgesprek wat we kort geleden hebben gehad met [naam 1] en [naam 2] en natuurlijk ook het gevoel wat we hadden, wil ik langs deze weg toch uitspreken dat wij ons grote zorgen maken over de toekomst van Pets Place in Haarlem Schalkwijk.
De plannen zoals ze voor de opening gesteld zijn, zijn helaas nog lang niet bereikt. Natuurlijk zijn er in het v.p.o. wel een paar behoorlijke fouten gemaakt, zoals De bezoekersaantallen zijn gebaseerd op een onderzoek van 2010, in 2011 is de grote sanering van het winkelcentrum begonnen, met als gevolg dat de bezoekersaantallen nu ongeveer de helft bedragen.
Het winkelcentrum is nu weer op de weg terug, maar mede ook door de economische tijden is het winkelcentrum nog lang niet op het nivo van 2010 en zal dat ook niet binnen een korte periode zijn.
De niet in het v.p.o. meegenomen speciaalzaken binnen een straal van 3 km dragen ook zeker niet bij aan de resultaten.
Ook de oorzaken die normaal niet worden meegenomen in een v.p.o. zijn van grote invloed op onze resultaten, denkende aan de supermarkten en de markt.
Maar dit zijn zeker niet de enige redenen waarom de omzet niet doet, wat wij graag zouden willen.
Zolang de omzet niet doet wat hij zou moeten doen, zijn de vaste lasten veel te hoog, met als gevolg een negatief resultaat.
(…)’
2.5.
Bij brief van 10 juni 2018 hebben [eisers] aan de voormalige directeur van IJsvogel in chronologische volgorde laten weten wat er vanaf het aangaan van de franchiseovereenkomst is gebeurd. [eisers] schrijven onder meer:
‘(…)
De volgende was dat er een “klein foutje” in het VPO stond,
Op 2,5 kilometer afstand zit Willemse diervoeders, met een geschatte omzet van ca 1 miljoen. Deze winkel waren ze helaas vergeten mee te nemen in de vpo,
Ook de winkel een paar straten verder (die nu gesloten is), was er niet in meegenomen.
(…)’
2.6.
Bij brief van 20 januari 2020 hebben [eisers] IJsvogel onder meer verzocht om een volledige omschrijving van alle aan [eisers] overgedragen knowhow. Dit verzoek hebben [eisers] vervolgens meermaals herhaald. IJsvogel heeft niet op het verzoek van [eisers] gereageerd.
2.7.
Tussen partijen is tevens een verzoekschriftprocedure aanhangig bij de rechtbank Noord Holland, locatie Haarlem, inhoudende een exhibitieverzoek ex artikel 843a Rv en een verzoek tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. [eisers], voor zover vereist, te ontheffen van het non-concurrentiebeding (dat partijen zijn overeengekomen) en,
subsidiair
2. voor zover vereist, te bepalen dat het non-concurrentiebeding wordt opgeschort totdat het in een te entameren bodemprocedure tussen partijen te wijzen vonnis betreffende de geschillen die in de dagvaarding zijn beschreven en toegelicht in kracht van gewijsde is gegaan, dan wel een zodanige maatregel te treffen als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren en,
primair en subsidiair
3. IJsvogel te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
IJsvogel voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisers] stellen zich primair op het standpunt dat de franchiseovereenkomst vernietigbaar is nu deze tot stand is gekomen onder invloed van (wederzijdse) dwaling als bedoeld in artikel 6:228 lid 1 BW. Het non-concurrentiebeding geldt dan ook niet meer. De dwaling is volgens [eisers] te wijten aan foutieve inlichtingen van IJsvogel in de in opdracht van IJsvogel opgestelde vestigingsplaatsanalyse en de exploitatiebegroting van Pets Place. Zo is de ten tijde van het aangaan van de franchiseovereenkomst reeds bestaande asbestproblematiek in winkelcentrum Schalkwijk niet meegenomen in de vestigingsplaatsanalyse of in de exploitatiebegroting, terwijl dit wel tot een negatief imago van het winkelcentrum heeft geleid met alle gevolgen van dien. Zo is het aantal bezoekers van het winkelcentrum sterk afgenomen, waardoor [eisers] nooit de geprognosticeerde omzet hebben behaald. Ook zijn (meerdere) concurrerende dierenspeciaalzaken niet meegenomen in de omzetprognoses. Nu IJsvogel zich ten tijde van het sluiten van de franchiseovereenkomst kennelijk ook niet bewust was van het negatieve imago van het winkelcentrum is de dwaling mogelijk zelfs wederzijds. IJsvogel stelt hiertegenover dat geen sprake is van dwaling. Voor zover hier wel sprake van zou zijn is de dwaling volgens IJsvogel gelegen in een toekomstige omstandigheid. Voorts kunnen [eisers] zich volgens IJsvogel niet meer op vernietiging wegens dwaling beroepen nu de verjaringstermijn van drie jaar voor een beroep op dwaling inmiddels is verstreken.
4.2.
Tussen partijen is, anders dan [eisers] lijken te veronderstellen, niet in geschil dat (in ieder geval) de vestigingsplaatsanalyse fouten bevat. IJsvogel heeft ter zitting toegelicht dat de asbestproblematiek in winkelcentrum Schalkwijk al in 2010 speelde en dat in 2010 en 2011 te dien aanzien kennelijk saneringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden, dus ruim voordat [eisers] en IJsvogel de franchiseovereenkomst zijn aangegaan. Vaststaat dat in de vestigingsplaatsanalyse wordt uitgegaan van bezoekersaantallen van vóór de asbestproblematiek en verder is niet in geschil dat de bezoekersaantallen sterk zijn gedaald nadat aan het licht kwam dat er sprake was van asbest in het winkelcentrum en de asbestsaneringswerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Ook staat vast dat in de vestigingsplaatsanalyse (in ieder geval) één concurrerende dierenspeciaalzaak binnen een straal van drie kilometer vanaf de winkel van [eisers] niet is meegenomen. Dit betreffen, anders dan IJsvogel stelt, niet uitsluitend toekomstige omstandigheden. De genoemde omstandigheden bestonden immers al ten tijde van het aangaan van de franchiseovereenkomst en het is voorts aannemelijk dat deze omstandigheden een wezenlijke negatieve invloed hebben gehad op de exploitatie van de winkel van [eisers] Het voorgaande kan de conclusie rechtvaardigen dat voorshands aannemelijk is dat in ieder geval [eisers] bij een juiste voorstelling van zaken omtrent de asbestproblematiek, het (in dat verband) te verwachten aantal bezoekers, de nabijgelegen andere dierenspeciaalzaken en de in het licht van het voorgaande te verwachten omzet niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden, in 2012 de franchiseovereenkomst met IJsvogel waren aangegaan en [eisers] te dien aanzien hebben gedwaald.
4.3.
Uit de door partijen over en weer in het geding gebrachte stukken blijkt echter ook dat [eisers], zoals IJsvogel heeft aangevoerd, reeds vanaf eind 2012 c.q. begin 2013 op de hoogte waren van de fouten in de vestigingsplaatsanalyse. Dit blijkt onder meer uit de brief van 8 januari 2013 waarin [eisers] aan IJsvogel berichten dat in de vestigingsplaatsanalyse een paar behoorlijke fouten zijn gemaakt, zoals het baseren van de bezoekersaantallen op cijfers van vóór de asbestsanering in het winkelcentrum en het gegeven dat in de vestigingsplaatsanalyse niet alle dierenspeciaalzaken binnen een straal van drie kilometer zijn meegenomen. Voorts hebben [eisers] bij brief van 10 juni 2018 aan de toenmalige directeur van IJsvogel chronologisch verslag gedaan van wat er vanaf 2012 is gebeurd, waarin [eisers] beschrijven dat er fouten zijn gemaakt in de vestigingsplaatsanalyse. Gesteld noch gebleken is verder dat [eisers] zich in de periode vanaf het aangaan van de franchiseovereenkomst tot aan deze procedure op enig moment op dwaling hebben beroepen. Nu een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling in geval van dwaling ex artikel 3:52 lid 1 sub c BW verjaart na drie jaren nadat de dwaling is ontdekt en [eisers] reeds vanaf eind 2012 dan wel begin 2013 van de dwaling op de hoogte waren, komt aan [eisers] thans geen beroep meer op vernietiging van de franchiseovereenkomst wegens dwaling toe. [eisers] hebben ter zitting nog gesteld dat het beroep van IJsvogel op verjaring in het onderhavige geval in strijd is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid maar [eisers] hebben niet kunnen onderbouwen welke omstandigheden maken dat in dit specifieke geval een beroep op verjaring onaanvaardbaar moet worden geacht. Van belang is in dit verband dat uit de eigen stellingen van [eisers] volgt dat de omzet van de door hen geëxploiteerde winkel vanaf het begin van de franchiserelatie met IJsvogel beduidend lager is dan in de vestigingsplaatsanalyse en de exploitatiebegroting van Pets Place geschetst. Desondanks hebben [eisers], toen de franchiseovereenkomst op 31 mei 2017 afliep, voor verlenging van de franchiserelatie met IJsvogel gekozen onder dezelfde voorwaarden. Het voorgaande brengt met zich dat het beroep van IJsvogel op verjaring slaagt. De franchiseovereenkomst en het daarin vervatte non-concurrentiebeding zijn dus niet vernietigbaar op grond van dwaling. Op deze grond is de vordering niet toewijsbaar.
4.4.
[eisers] stellen zich subsidiair op het standpunt dat aan IJsvogel geen beroep toekomt op het in de franchiseovereenkomst neergelegde non-concurrentiebeding, omdat geen sprake is van aantoonbaar aan [eisers] overgedragen en beschermingswaardige knowhow. Ingevolge artikel 1 van de Verordening (EU) nr. 330/2010 van de Commissie van 20 april 2010 betreffende de toepassing van artikel 101, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op groepen verticale overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen (hierna: de vrijstellingsverordening) mag echter enkel een non-concurrentiebeding worden overeengekomen als de franchisegever knowhow als gedefinieerd in de vrijstellingsverordening aan een franchisenemer overdraagt. [eisers] hebben IJsvogel meermaals om een volledige beschrijving van de door IJsvogel gestelde knowhow gevraagd, een en ander om na te gaan of deze knowhow voldoet aan de criteria uit de vrijstellingsverordening. IJsvogel heeft hier echter nooit op gereageerd, zo stellen [eisers] IJsvogel heeft gemotiveerd weersproken dat geen knowhow is overgedragen aan [eisers] en ter zitting toegelicht dat alle franchisenemers van IJsvogel een opleiding krijgen aan haar eigen Academy en dat IJsvogel hen tevens voorziet van specifieke kennis over het meest optimale assortiment in de winkel, vlekkenplannen, schappenplanning, de optimale ‘routing’ in de winkels en de positionering van (actie) artikelen. Ook biedt IJsvogel kennis en advies over de automatisering, uitstraling, presentatie en inrichting van de winkel en begeleidt zij franchisenemers bij de exploitatie van hun winkels. IJsvogel wijst er verder op dat zij een team van dertig werknemers heeft die zich dagelijks bezighouden met het bepalen en optimaliseren van het assortiment van Pets Place, afgestemd op behoefte en prijs/kwaliteit, en dat deze kennis wordt overgedragen aan de franchisenemers. Bovendien worden franchisenemers tweemaal per jaar bijgepraat over de trends in de markt en nieuwe producten. Ook krijgen zij regelmatig een nieuwsbrief van IJsvogel over de ontwikkelingen op de markt en worden franchisenemers geïnformeerd over specificaties en gebruiksmogelijkheden van producten.
4.5.
Voorop moet worden gesteld dat de bedoeling van artikel 21.5 in combinatie met het bepaalde in artikel 21.4 van de franchiseovereenkomst kennelijk is dat [eisers] gedurende één jaar na het einde van de franchiseovereenkomst binnen het contractgebied niet op enigerlei wijze betrokken mogen zijn, in de ruimste zin van het woord, bij activiteiten soortgelijk aan die zij in het kader van de franchiseovereenkomst hebben ontplooid, een en ander ter bescherming van de aan [eisers] overgedragen knowhow. De voornoemde bepalingen komen er feitelijk gezien op neer dat [eisers] vanaf de beëindiging door opzegging van de overeenkomst tot 31 mei 2022 in hetzelfde contractgebied geen dierenspeciaalzaak mogen voeren dan wel werkzaam mogen zijn bij een dierenspeciaalzaak, omdat de kans aanwezig is dat [eisers] dit zouden blijven doen volgens de (verschillende onderdelen van de) Pets Place-formule die door IJsvogel aan [eisers] ter beschikking is gesteld. [eisers] hebben niet gemotiveerd betwist dat zij de door IJsvogel gestelde knowhow in het kader van de franchiserelatie hebben ontvangen. In reactie op de spreekaantekeningen ter zitting van IJsvogel, waarin IJsvogel een niet-limitatieve opsomming geeft van de door haar aan [eisers] overgedragen knowhow, hebben [eisers] slechts betwist dat aan hen beschermingswaardige knowhow is overgedragen in de zin van de vrijstellingsverordening. Het gaat volgens [eisers] om algemene en vrij verkrijgbare kennis. [eisers] kunnen naar eigen zeggen bij akte toelichten waarom aan de door IJsvogel gestelde knowhow geen bescherming toekomt, maar voor een nadere akte(wisseling) is in het beperkte bestek van dit kort geding geen plaats. Daarmee hebben [eisers] onvoldoende aannemelijk gemaakt dat aan hen geen beschermingswaardige knowhow is overgedragen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat een non-concurrentiebeding zoals overeengekomen ter bescherming daarvan geldig is, zodat ook hetgeen [eisers] in dit verband stellen niet tot toewijzing van de vordering kan leiden.
4.6.
[eisers] voeren meer subsidiair aan dat IJsvogel als dienstverlener van ‘waardevolle diensten’ structureel tekort is geschoten in de op grond van de franchiseovereenkomst op haar rustende zorgplicht jegens [eisers] kunnen naar eigen zeggen vanwege het voortdurende verzuim zijdens IJsvogel niet gehouden worden aan de verplichtingen uit hoofde van de franchiseovereenkomst, waaronder ook het non-concurrentiebeding. Geconstateerd moet worden dat hetgeen [eisers] in dit verband ter onderbouwing hebben aangevoerd van zeer feitelijke aard is. Hetgeen [eisers] stellen wordt verder door IJsvogel gemotiveerd betwist. Gelet op de sterk uiteenlopende standpunten van partijen en de over en weer in het geding gebrachte stukken is voor de vraag of, en zo ja, in hoeverre, IJsvogel jegens [eisers] gedurende de jarenlange franchiserelatie tekort is geschoten in enige op haar rustende zorgplicht, nader onderzoek naar de feiten nodig, waarvoor zich een procedure in kort geding niet leent. Aan hetgeen [eisers] in dit verband stellen zal daarom voorbij worden gegaan.
4.7.
Tot slot stellen [eisers] dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ex artikel 6:248 lid 2 BW onaanvaardbaar is dat IJsvogel hen houdt aan het non-concurrentiebeding. [eisers] wijzen er in dit verband op dat IJsvogel geen enkel belang heeft bij de handhaving van het non-concurrentiebeding op de locatie in kwestie terwijl het (inkomens)belang van [eisers] bij vrijstelling van het non-concurrentiebeding groot is. [eisers] naderen de pensioengerechtigde leeftijd en door het exploiteren van een dierenspeciaalzaak onder eigen vlag kunnen [eisers] bestaande schulden aflossen en een beperkt vermogen opbouwen. In het kader van de in dit verband te maken belangenafweging is van belang dat IJsvogel niet, zoals [eisers] veronderstellen, afziet van het exploiteren van een vestiging van Pets Place in (de nabije omgeving van) winkelcentrum Schalkwijk. Ter zitting heeft IJsvogel toegelicht dat zij wel degelijk een eigen vestiging volgens de Pets Place-formule in het betreffende gebied zal openen en exploiteren zodra de franchiseovereenkomst met [eisers] is geëindigd. IJsvogel is naar eigen zeggen reeds op zoek naar een nieuwe winkellocatie in Schalkwijk, hetgeen zij ook heeft onderbouwd. In tegenstelling tot hetgeen [eisers] stellen kan dan ook niet worden gezegd dat IJsvogel geen belang heeft bij de handhaving van het non-concurrentiebeding, nu het belang van IJsvogel, om in het betreffende contractgebied geen concurrent, die volgens de Pets Place-formule heeft gewerkt en daarvan kennis heeft, te hoeven dulden, evident is. Het belang van [eisers], om uit het non-concurrentiebeding te worden ontslagen, weegt hier onvoldoende tegenop, mede in aanmerking genomen dat [eisers] nu eenmaal het non-concurrentiebeding zijn overeengekomen in de wetenschap dat zij daaraan gebonden zouden zijn en zij ter zitting desgevraagd te kennen hebben gegeven dat, zodra IJsvogel een eigen vestiging van Pets Place opent in (de nabije omgeving van) winkelcentrum Schalkwijk, een door [eisers] te voeren dierenspeciaalzaak niet rendabel kan worden geëxploiteerd. Dat [eisers] na afloop van de franchiseovereenkomst nog gedurende drie jaren gebonden zijn aan een huurovereenkomst met de eigenaar van het pand, zoals [eisers] hebben toegelicht, is ook onvoldoende om de weegschaal in het voordeel van [eisers] te laten uitvallen, te meer nu IJsvogel ter zitting te kennen heeft gegeven dat met haar te praten valt over de overname van de huurovereenkomst doormiddel van indeplaatststelling. Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden gezegd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat IJsvogel [eisers] aan het non-concurrentiebeding houdt.
4.8.
Bij deze stand van zaken bestaan er voorshands geoordeeld onvoldoende aanknopingspunten die ontheffing van [eisers] uit het concurrentiebeding, dan wel schorsing van het non-concurrentiebeding totdat in een bodemprocedure tussen partijen is beslist, rechtvaardigen. [eisers] zijn daarom tot één jaar na afloop van de franchiseovereenkomst, dat wil zeggen tot 31 mei 2022, gebonden aan het non-concurrentiebeding, tenzij partijen onderling andersluidende afspraken maken. De slotsom is dan ook dat de vorderingen van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.9.
[eisers] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van IJsvogel worden tot op heden begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.647,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van IJsvogel tot op heden begroot op € 1.647,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken door mr. S. Kropman op 16 februari 2021.