Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
een gedeelte van het perceel Gemeente [plaats] sectie [sectieletter] nummer [nummer 3] , ter grootte van circa zes hectare en zevenentachtig are (6.87.00 Ha.);
+haaks daarop het verlengde van bestaand raster.”
3.De vordering en het verweer in conventie
4.De vordering en het verweer in (voorwaardelijke) reconventie
5.De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
parallel) aan bestaand hek”; ook dit komt overeen met de (aanwijzing op de) tekening bij de akte van 14 mei 2001 (“grens 5 m // (
parallel) aan bestaand hekwerk”). Dit alles wijst erop dat, anders dan [gedaagde] stelt, bij de kadastrale meting van 17 augustus 2001 de grens (de doorgetrokken lijn ten zuiden van het hek) zoals weergegeven op de tekening bij de akte van 14 mei 2001 als uitgangspunt is genomen. Het stukje grond dat [gedaagde] stelt te hebben ‘teruggekocht’ is daarmee dus wel degelijk verwerkt in het kadaster in 2001 en daarmee is dus uitvoering gegeven aan het bepaalde in artikel 2.2 van de akte. In ieder geval heeft [gedaagde] niet gesteld, ook niet na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld na de mondelinge behandeling, dat los van de kadastrale vastlegging nog op een andere wijze uitvoering aan artikel 2.2 van de akte zou of had moeten worden gegeven maar dat dit nooit is gebeurd. Dat is verder ook niet gebleken. Tot slot wordt nog opgemerkt dat als de kadastrale tekening/kaart uit 2019 (zie 2.5.) wordt vergeleken met de tekening bij de akte uit 2001 (zie 2.2.), deze met elkaar overeen lijken te komen. Hoewel de kantonrechter dit niet doorslaggevend acht voor het hierboven al gegeven oordeel, kan dit wel worden gezien als een (meer algemene) aanwijzing dat al uitvoering is gegeven aan het bepaalde in de akte van 2001.