In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, bestaande uit twee personen die bevriend waren met de overledene, om in de gelegenheid gesteld te worden afscheid te nemen van de overledene, [naam 1], die op 26 januari 2021 is overleden. De eisers hebben na het overlijden contact opgenomen met de ouders van de overledene, gedaagde, met het verzoek om afscheid te mogen nemen. De ouders hebben aanvankelijk geweigerd, maar hebben uiteindelijk, om een kort geding te voorkomen, toestemming gegeven voor een afscheid op de avond van 25 januari 2021. Tijdens dit afscheid waren echter ook andere familieleden aanwezig, wat leidde tot onvrede bij de eisers, die zich boos hebben teruggetrokken.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat er geen rechtsregel bestaat die eisers, die geen familie zijn van de overledene, het recht geeft om op hun voorwaarden afscheid te nemen. De ouders van de overledene hebben het recht om te bepalen hoe de lijkbezorging en het afscheid plaatsvinden, en dit omvat ook de voorwaarden waaronder anderen afscheid kunnen nemen. De rechtbank heeft de emotionele belangen van de eisers erkend, maar heeft geconcludeerd dat de ouders niet verplicht zijn om hen opnieuw in de gelegenheid te stellen om afscheid te nemen, vooral gezien de omstandigheden van het overlijden en de emotionele toestand van de ouders.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de grenzen van de rechten van niet-familieleden in situaties van afscheid nemen van een overledene en de autonomie van de ouders in deze emotioneel beladen context.