In deze zaak, die zich afspeelt in Arnhem, betreft het een kort geding tussen twee buren over onrechtmatige hinder door een giertank en een bouwlamp. De eisers, wonende aan [adres 1], hebben een kantoorruimte met vensters die uitkijken op het weiland van de gedaagden, die aan [adres 2] wonen. De eisers vorderen de gedaagden te veroordelen tot het verwijderen van een giertank die op 11 april 2020 op het weiland van de gedaagden is geplaatst, en een bouwlamp die gericht is op hun perceel. De eisers stellen dat de giertank hun lichtinval en uitzicht belemmert, terwijl de bouwlamp 's nachts hinder veroorzaakt. De gedaagden voeren aan dat de giertank niet van hen is en dat de bouwlamp als tegenactie is geplaatst tegen een lamp van de eisers.
De rechtbank oordeelt dat de giertank onrechtmatige hinder toebrengt aan de eisers, omdat deze het uitzicht en de lichtinval aanzienlijk belemmert. De rechtbank beveelt de gedaagden om de giertank te verwijderen en verwijderd te houden. Wat betreft de bouwlamp oordeelt de rechtbank dat deze ook onrechtmatige hinder veroorzaakt en beveelt de gedaagden om deze te verwijderen. In reconventie vorderen de gedaagden dat de eisers hun vensters blinderen en de lamp aan de gevel van hun kantoor niet meer laten branden. De rechtbank wijst deze vorderingen toe, met de verplichting voor de eisers om de vensters ondoorzichtig te maken en de lamp alleen te laten branden als deze is uitgerust met een bewegingsmelder.
De rechtbank legt dwangsommen op voor het niet naleven van de veroordelingen en veroordeelt beide partijen in de proceskosten. Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.