10.9.Conclusie is dus dat verweerder met het primaire besluit niet aannemelijk heeft gemaakt dat de last is overtreden.
11. De rechtbank begrijpt dat verweerder in het bestreden besluit via een aantal voorbeelden het standpunt dat de kennisgeving niet klopt, nader heeft geprobeerd te onderbouwen.
Eiseres betwist deze voorbeelden echter en stelt dat in de stoffenlijst vier producten Tropenzorg staan. Een valt er binnen ADR klasse 9, maar heeft alleen H-zin H226. Daarom is deze ingedeeld in ADR klasse 3. Deze redenering van eiseres is door verweerder niet bestreden, zodat de rechtbank niet kan inzien dat het voorbeeld van verweerder over Tropenzorg de onjuistheid van de indeling onderbouwt.
Ook voor het tweede voorbeeld heeft eiseres een verklaring gegeven. De stoffen die vallen in gevaarcategorie P5c en niet in een ADR klasse zijn in tabel 3.3 opgenomen onder Overige niet ADR geclassificeerd met gevaar voor het aquatisch milieu. Deze stoffen zijn niet ingedeeld in gevaarcategorie P5c. Datzelfde geldt voor artikelnr. 12817, waar uit de informatie van de leveranciers blijkt dat deze producten in ADR klasse 3 vallen en gevaarcategorie P5c en deze op die wijze in tabel 3.2 zijn opgenomen. Dit artikel valt dus, anders dan verweerder stelt, volgens informatie van de producent, niet in ADR klasse 2. Deze verklaringen van eiseres zijn door verweerder onvoldoende bestreden, zodat ook deze naar het oordeel van de rechtbank geen onderbouwing geven dat de kennisgeving onjuist of onvolledig zou zijn. Dit nog daargelaten dat de voorbeelden zijn gebaseerd op de stoffenlijst uit november 2018 en niet uit januari 2018.
Dat betekent dat ook de voorbeelden in het bestreden besluit geen aanknopingspunten geven dat de kennisgeving niet volledig of niet juist was.
12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de tegenwerpingen in het primaire en bestreden besluit niet tot overtreding van de last leiden. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten dat de kennisgeving van 22 december 2017, op 2 januari 2018 ingediend, onvolledig of onjuist was. Dit betekent dat verweerder ten onrechte een dwangsom heeft ingevorderd.
De rechtbank zal daarom het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, zelf in de zaak voorzien en het primaire besluit herroepen. De zaak is daarmee finaal beslecht.
Proceskosten en griffierecht
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten in bezwaar en beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.136 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 534 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.