ECLI:NL:RBGEL:2021:1106

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 maart 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
21-908
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning voor de bouw van 218 woningen in Nijmegen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die woont aan de [locatie] in [woonplaats], heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, dat op 22 januari 2021 een omgevingsvergunning heeft verleend aan derde-partij voor de bouw van 218 nieuwe woningen op een bestaande fundering. Verzoeker is van mening dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Hij stelt dat de kleur van de buitenmuren van de nieuwe woningen een deprimerende sfeer creëert en dat er in andere straten wel kleur is toegepast.

De voorzieningenrechter heeft op 4 maart 2021 de zitting gehouden, waarbij verzoeker en de gemachtigden van verweerder en derde-partij aanwezig waren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de commissie beeldkwaliteit een positief advies heeft gegeven voor het project en dat verweerder niet aan dit advies gebonden is, maar er wel op mag afgaan. Verzoeker heeft geen tegenadvies overgelegd en geen concrete aanknopingspunten aangedragen voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het welstandsadvies.

Daarnaast heeft verzoeker betoogd dat derde-partij niet beschikkingsbevoegd is om de woningen te renoveren en dat de omgevingsvergunning in strijd is met de Grondwet en internationale verdragen vanwege woningnood. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, hoewel verzoeker gronden heeft aangevoerd over de belangenafweging, deze niet voldoende zijn om het besluit van verweerder te schorsen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bezwaar van verzoeker geen kans van slagen heeft en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/908

uitspraak van de voorzieningenrechter van

in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder(gemachtigde: M. Spoelt).

Als derde-partij neemt aan het geding deel: [derde-partij], te [woonplaats]

(gemachtigde: mr. R.J.G. Poels).

Procesverloop

In het besluit van 22 januari 2021 heeft verweerder aan derde-partij een omgevingsvergunning verleend.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2021. Verzoeker is verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Namens derde-partij is F.M.M. Schoenmakers verschenen, bijgestaan door de gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding; het bestreden besluit
1. Verzoeker woont aan de [locatie] in [woonplaats]. Derde-partij is de verhuurder van meerdere woningen, waaronder de woning van verzoeker, in de wijk [locatie]. Derde-partij wil 218 woningen nieuw bouwen op de bestaande fundering (dit is het project [project]). Daarvoor moeten de huidige woningen, waaronder de woning van verzoeker, worden gesloopt. Verzoeker moet vanaf 13 maart 2021 zijn woning beschikbaar stellen voor de sloop en bouw.
2. Verweerder heeft een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en gebruik in strijd met het bestemmingsplan “Nijmegen West”. [1]
Met de vergunning wordt afgeweken van het bestemmingsplan omdat het bouwvlak wordt overschreden door een zuil en door isolerende maatregelen. Daarnaast is de goot-/bouwhoogte 6,275 meter, terwijl het bestemmingsplan maximaal 6 meter toestaat.
3. De voorzieningenrechter beoordeelt op basis van de gronden van verzoeker of er aanleiding bestaat om het besluit te schorsen totdat op het bezwaar van verzoeker is beslist. Die aanleiding kan er zijn als het bezwaar van verzoeker kans van slagen heeft.
Vergunning voor bouwen (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo)
4. Verzoeker voert aan dat de vergunning om te bouwen niet verleend had mogen worden, omdat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Een belangrijk punt voor verzoeker is de kleur van de buitenmuren. De grijze blokkendozen geven volgens hem een bijzonder deprimerende sfeer, met name in de winter. In andere straten hebben woningen wel een kleur gekregen en dat maakt volgens verzoeker een verschil van dag en nacht.
4.1.
De commissie beeldkwaliteit heeft een positief advies gegeven voor het project en geoordeeld dat de aanvraag zowel op zichzelf beschouwd als in relatie tot de omgeving voldoet aan redelijke eisen van welstand.
4.2.
Het is vaste rechtspraak dat, hoewel verweerder niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij verweerder zelf ligt, hij op dat advies mag afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs.
Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [2]
4.3.
Verzoeker heeft geen tegenadvies aan overgelegd. Ook heeft verzoeker geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming, de begrijpelijkheid of de conclusies van het welstandsadvies. Daarom slaagt het betoog van verzoeker niet.
Vergunning voor afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo)
5. Verzoeker betoogt dat derde-partij niet beschikkingsbevoegd is om de woningen te renoveren omdat derde-partij niet de eigenaar maar slechts de beheerder is van de woningen. Daarnaast voert verzoeker aan dat het in strijd is met de Grondwet en internationale verdragen om deze woningen te renoveren, terwijl er sprake is van woningnood. Dit betekent volgens verzoeker dat deze woningen, die nog in goede staat zijn, niet moeten worden gerenoveerd, maar dat het de taak is van derde-partij om in plaats daarvan nieuwe woningen te bouwen. Ook is volgens verzoeker met de renovatie geen sprake van kwaliteitsverbetering of verduurzaming. Verder is volgens hem de meer dan 70% vereiste toestemming van bewoners voor het renovatieplan op misleidende wijze verkregen. Ook zijn bewoners door misleiding overgehaald om te kiezen voor woningen die van het gas af gaan. Verweerder had de omgevingsvergunning daarom moeten weigeren.
5.1.
Verzoeker heeft in zijn gronden niet betwist dat verweerder op zichzelf bevoegd is om een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan. Wel heeft verzoeker gronden aangevoerd over de belangenafweging die verweerder daarbij moet maken.
Bij de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan heeft verweerder beleidsruimte; de voorzieningenrechter moet terughoudend toetsen of verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. [3]
5.2.
Wat verzoeker aanvoert, betreft deels aspecten die zich in het domein van het privaatrecht bevinden. Het gaat dan om het eigenaarschap van derde-partij, de concrete invulling van het renovatieplan voor wat betreft verduurzaming, de keus om van het gas af te gaan en de toestemming van bewoners voor het renovatieplan.
Het is vaste rechtspraak dat voor het oordeel van de bestuursrechter dat een privaatrechtelijke belemmering aan de verlening van een omgevingsvergunning in de weg staat, slechts aanleiding is wanneer deze een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een privaatrechtelijke belemmering in de weg staat aan de uitvoering van een activiteit. Een privaatrechtelijke belemmering is evident als zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld dat voor de realisering van een bouwwerk de toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming van een ander is vereist en die ander die toestemming niet geeft en niet hoeft te geven. [4]
5.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, als hier al sprake zou zijn van een privaatrechtelijke belemmering, er geen sprake is van een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter die zonder nader onderzoek kan worden vastgesteld. Daarvoor heeft verzoeker geen aanknopingspunten geboden. Verweerder had daarom niet om deze redenen de omgevingsvergunning hoeven weigeren. Dit betekent dat verweerder in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken om van het bestemmingsplan af te wijken.
5.4
Verder is de voorzieningenrechter van oordeel dat, voor zover het bouwplan al kan worden getoetst aan artikel 22, tweede lid, van de Grondwet en internationale verdragen over het recht op huisvesting en voor zover op die bepalingen al in rechte een beroep kan worden gedaan, [5] niet valt in te zien dat het bouwplan hiermee in strijd is. Het aantal woningen is na de renovatie immers gelijk aan het huidige aantal woningen.
Het betoog van verzoeker slaagt niet.
Wet natuurbescherming (Wnb)
6. De voorzieningenrechter wijst erop dat het besluit van gedeputeerde staten van de provincie Gelderland waarbij een Wnbontheffing is verleend voor het project een ander besluit is dan het besluit van verweerder om de omgevingsvergunning te verlenen. Daarom vallen de gronden die verzoeker hierover aanvoert buiten de omvang van het geding.
Wat betekent dit voor het verzoek om voorlopige voorziening?
7. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar geen kans van slagen. Daarom wordt het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in aanwezigheid vanmr. M.I. Tuk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:171, en van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2182.
4.Uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:279.
5.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX6485.