In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 10 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen verschillende stichtingen die pensioenregelingen uitvoeren voor de bouwnijverheid en een besloten vennootschap. De eisende partijen, bestaande uit de Stichting Opleidings- en Ontwikkelingsfonds Bouw & Infra (SOOBI), Stichting Aanvullingsfonds Bouw & Infra (SABI) en Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (Bpf), vorderden betaling van premies die ambtshalve waren vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2019. De gedaagde partij, een besloten vennootschap, betwistte de vordering en stelde dat zij niet onder de werkingssfeer van de Stichting viel.
De procedure begon met een dagvaarding op 13 augustus 2020, gevolgd door verschillende conclusies van antwoord en repliek. De eisende partijen stelden dat de gedaagde partij, op basis van een rapport van APG Rechtenbeheer N.V., onder de werkingssfeer van de Stichting viel en dat zij verplicht was om gegevens aan te leveren. De gedaagde partij voerde aan dat de gevorderde bedragen onterecht hoog waren en dat zij al eerder gegevens had aangeleverd.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij onder de werkingssfeer van de Stichting viel, maar wees de vordering tot betaling van rente en buitengerechtelijke kosten af. De rechter oordeelde dat het onaanvaardbaar was dat de gedaagde partij deze kosten verschuldigd zou zijn, gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder het tijdsverloop en de praktische belemmeringen die de gedaagde had ondervonden bij het aanleveren van de benodigde gegevens. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.