ECLI:NL:RBGEL:2020:785

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
7 februari 2020
Zaaknummer
05/740574-18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag, verkrachting, poging afpersing en poging diefstal met geweld door verdachte in Arnhem

Op 7 februari 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op Eerste Kerstdag 2018 in Arnhem een 68-jarige vrouw heeft aangevallen. De verdachte heeft geprobeerd de vrouw te doden door haar keel dicht te drukken en haar te verwurgen, wat leidde tot een levensbedreigende situatie. Daarnaast heeft hij de vrouw verkracht en geprobeerd haar geld af te persen met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar en tbs met dwangverpleging opgelegd. De vordering van de benadeelde partij is deels toegewezen, met een schadevergoeding van €30.833,75, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740574-18
Datum uitspraak : 7 februari 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] , z.v.w.o.v.p.h.t.l.,
thans gedetineerd [detentieadres]
raadsman: mr. M.G.W.M. Geurts, advocaat te Duiven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
van 29 maart, 17 mei, 7 juni, 16 augustus, 8 november, 6 december 2019 en 24 januari 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering nadere omschrijving tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) opzettelijk van het leven te beroven,
een arm om haar nek/keel heeft gelegd en/of
de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd/gezicht heeft getrokken en/of
(vervolgens) die capuchon/kraag van de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en/of
haar keel (krachtig) heeft dichtgedrukt en/of
verwurgingshandelingen op haar heeft toegepast en/of
haar tegen haar gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
met zijn lichaam op haar lichaam heeft gedrukt en/of
haar met haar gezicht in de struiken en/of tegen de grond heeft gedrukt,
in elk geval handelingen heeft verricht die de (vrije) ademhaling van haar hebben belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
aan mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele longontsteking en/of loslating van de binnenwand van de (linker) halsslagader, heeft toegebracht door
een arm om haar nek/keel te leggen en/of
de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd/gezicht te trekken en/of
(vervolgens) die capuchon/kraag van de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals (aan) te trekken en/of
haar keel (krachtig) dicht te drukken en/of
verwurgingshandelingen op haar toe te passen en/of
haar tegen haar gezicht te stompen/slaan en/of
met zijn lichaam op haar lichaam te drukken en/of
haar met haar gezicht in de struiken en/of tegen de grond te drukken,
in elk geval handelingen te verrichten die de (vrije) ademhaling van haar hebben belemmerd;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
een arm om haar nek/keel heeft gelegd en/of
de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd/gezicht heeft getrokken en/of
(vervolgens) die capuchon/kraag van de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en/of
haar keel (krachtig) heeft dichtgedrukt en/of
verwurgingshandelingen op haar heeft toegepast en/of haar tegen haar gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
met zijn lichaam op haar lichaam heeft gedrukt en/of
haar met haar gezicht in de struiken en/of tegen de grond heeft gedrukt,
in elk geval handelingen heeft verricht die de (vrije) ademhaling van haar hebben belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
het brengen van zijn penis in haar anus en/of het brengen van zijn penis in haar vagina, in elk geval tussen haar schaamlippen, en/of het kussen op haar mond en/of het betasten van haar onderlichaam/schaamstreek,
welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
een mes heeft getoond en/of
een mes op haar keel/wang/bovenlichaam heeft gezet en/of
haar de bosschages/struiken in heeft gesleurd/geduwd/getrokken en/of
haar op de grond heeft gegooid en/of de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd heeft getrokken en/of
die capuchon/kraag van de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en/of
haar keel (krachtig) heeft dicht gedrukt en/of
verwurgingshandelingen op haar heeft toegepast en/of
tegen haar gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
haar met haar gezicht in de struiken en/of tegen de grond heeft geduwd/gedrukt en/of
met zijn lichaam op haar lichaam heeft gelegen/gedrukt en/of
haar broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken;
3.
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
op de openbare weg, de Rosendaalseweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
mevrouw [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan deze toebehoorde,
nadat hij mevrouw [slachtoffer] eerst om 10 euro althans (een) geld(bedrag) had gevraagd, met een mes in zijn hand op haar is afgelopen en/of een mes heeft getoond en/of heeft gezegd "geld, geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 25 december 2018 te Arnhem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan mevrouw [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen mevrouw [slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
haar heeft gezegd dat hij 10 euro, althans (een) geld(bedrag) wilde en/of haar de woorden "geld, geld", in elk geval woorden van gelijke aard of strekking, heeft toegevoegd en daarbij
een mes heeft getoond en/of
een mes op haar keel/wang/bovenlichaam heeft gezet en/of
haar de bosschages/struiken in heeft getrokken en/of
haar op de grond heeft gegooid en/of
haar capuchon over haar hoofd/gezicht heeft getrokken en/of
die capuchon/kraag van de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en/of
haar tegen haar gezicht heeft gestompt/geslagen en/of
met zijn lichaam haar op de grond heeft gedrukt en/of
met zijn hand(en) in haar zak(ken) heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, primair (poging doodslag), feit 2 (verkrachting) en feit 3 (poging afpersing en poging diefstal met geweld).
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde onder 1. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet om het slachtoffer van het leven te beroven. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte de intentie had om het slachtoffer te doden. Ook blijkt niet dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Verdachte kan zich er niets van herinneren. Hij heeft een totaal andere beleving van het gebeuren. Mogelijk is sprake geweest van een alcohol black-out, opgetreden door een toestand van dissociatie.
Het subsidiair tenlastegelegde onder 1 kan wel worden bewezen. Ook feit 2 is wettig en overtuigend bewezen volgens de verdediging.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging gesteld dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het slachtoffer heeft verklaard dat de dader in het Nederlands, op normale toon en zonder dialect om geld heeft gevraagd. Verdachte spreekt geen Nederlands, zo blijkt uit het PBC-rapport en de verhoren bij de politie. Verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De bewijsmiddelen
Op 25 december 2018 is er bij de meldkamer van de politie een 112-melding binnengekomen van getuige [getuige 1] over een verdachte situatie met een jongen en een meisje, waarbij het meisje heel veel pijn zou hebben. Getuige [getuige 1] omschrijft de jongen als zijnde circa 20 jaar oud, met een donkere negroïde huidskleur en met donkere kleding aan. [2]
De verbalisanten [naam] en [naam] die na de melding als eerste ter plaatse komen zien een vrouw in de bosjes liggen. Het hoofd van de vrouw was opgezwollen en bebloed, haar onderbroek hing op haar knieën en haar broek op de enkels. Verbalisant [naam] hoort de vrouw verklaren dat zij verkracht was. [3]
Getuige [getuige 2] werd om 7.45 uur wakker van het gegil van een vrouw. Toen het gegil aanhield en zij vanuit haar slaapkamerraam keek, had zij vol zicht op de Rosendaalseweg. Zij zag rechts van de vijver daar, ter hoogte van de struiken, een fiets op het trottoir liggen. Dit was naast de locatie waar het gegil vandaan kwam. Zij zag een persoon uit die struiken komen lopen. De persoon pakte de fiets op en fietste weg in de richting van de Moslaan. De persoon was niet groot, zag er slank uit, droeg een donkere jas met capuchon en een donkere broek. De fiets had rode velgen. [4]
Verbalisanten [naam] en [naam] krijgen via de meldkamer het signalement van verdachte door. Op de Rosendaalseweg zien zij omstreeks 8.18 uur iemand in hoog tempo fietsen. Hij trok de aandacht omdat er verder niemand op straat was. Het signalement van de fietser kwam overeen met het signalement van de verdachte van de verkrachting: ongeveer 20 jaar, donkere huidskleur, donkere muts, jas en spijkerbroek, rood/zwarte [merk] sportschoenen. [5] Hij is aangehouden als verdachte. De fiets van verdachte is inbeslaggenomen. Het betrof een zilverkleurige fiets met daarop in rood met zwarte letters “viper”, met een rode voorvork en een rood los fietsslot. [6]
Bij verdachte werd omstreeks 10.00 uur een onderzoek ingesteld naar de aanwezigheid van middelen. Er werd waargenomen dat verdachte onvast ter been was, dat zijn ogen bijna dicht zaten en dat hij naar alcohol rook. Na een positieve speekseltest op cocaïne, is bij verdachte bloed afgenomen. [7] In het bloed van verdachte is 0,24 mg/ml alcohol en 42 mg/l cocaïne aangetroffen. [8]
Op de plaats van het delict zijn twee zakdoeken aangetroffen, één in het gras en één in de struiken, nabij de benen van aangeefster. Voorts werd, midden op de weg, een aardappelschilmesje aangetroffen, [9] op een afstand van circa 32 meter van de locatie van aangeefster. [10]
Aangever [slachtoffer] (hierna: aangeefster), 68-jaar oud, [11] heeft verklaard dat zij zich in de ochtend van 25 december 2018 op de Rosendaalseweg te Arnhem bevond om haar hondje uit te laten. [12] Aan de overkant van de weg stond een jongen te roken. Hij was op de fiets, [13] een soort sportfiets met handremmen. [14] De jongen stond opeens bij haar en vroeg om geld, [15] 10 euro. [16] Ze voelde iets scherps in haar zij. [17] Toen ze zei dat ze geen geld had, bedreigde hij haar. [18] Hij kwam met een mes op haar af. Hij zette het mes op haar keel. [19] Hij zei “ Geld, Geld”. [20] Hij sloeg zijn arm om haar nek/keel. Zij voelde daardoor pijn in haar hals. [21] Hij trok/sleurde haar mee de bosjes in en gooide haar op de grond. [22] Hij zette het mes op haar keel en zat met zijn hele lichaam op haar te drukken. [23] Hij had met zijn handen in haar zakken gevoeld. [24] In haar jaszakken had zij katoenen zoekdoeken zitten, in elke jaszak een zakdoek.
Hij had de capuchon over haar hoofd gedaan en heel hard aangetrokken bij haar keel. Ze kon niks zien en ze kreeg geen lucht. Ze dacht dat ze dood zou gaan. [25] Hij trok de capuchon steeds strakker om haar hals. Ze kreeg geen lucht. [26]
Hij had bovenop haar gelegen, op haar rug. Hij hield haar vast boven aan haar hoofd en bleef haar maar naar beneden drukken, [27] Hij had haar op de mond gekust en hij had haar op het gezicht geslagen. Hij drukte haar keel dicht en werd steeds agressiever. Hij had haar gezicht in de struiken geduwd. Hij had haar billen aangeraakt toen hij probeerde haar broek uit te doen. [28] De man maakte volgens haar seksuele bewegingen. Hij was aan het “rijen”. Hij hijgde, net alsof hij klaar kwam. [29] Ze had zich gedurende de handelingen verzet en hem tegengewerkt. [30] Ze had geschopt en geschreeuwd om hulp. [31] Ze dacht dat ze buiten bewustzijn was geweest, want ze miste sommige stukken. [32]
Met betrekking tot het aangetroffen letsel bij aangeefster is door forensisch arts [Forensisch arts] een letselverklaring opgesteld. Hij heeft de volgende letsels waargenomen:
“ Er is sprake van uitwendig zichtbare letsels over het gehele lichaam (…) [namelijk: kras- en schaafverwondingen met al dan niet begeleidende kneuzing effecten als onderhuidse bloedingen en zwellingen.]
Daarnaast is er sprake geweest van een overloop van maaginhoud naar de longen, waardoor het longweefsel geïnfecteerd is geraakt en er een dubbelzijdige longontsteking is ontstaan.
Op de CT-scan is waargenomen dat er mogelijk sprake is geweest van een traumatisch letsel aan de baarmoeder.
Op de CT-scan is een loslating van de binnenwand van de linker halsslagader (dissectie arteria carotis waargenomen.”
[Forensisch arts] concludeert – kort gezegd – dat sprake is van potentieel levensbedreigend letsel in de vorm van een dubbele longontsteking en een loslating van de binnenwand van de linker halsslagader. Verder is sprake van potentieel blijvend zwaar lichamelijk letsel in de vorm van de mogelijk neurologische gevolgen van een loslating van de binnenwand van de linker halsslagader. [33]
Bij aangeefster en bij verdachte is DNA-materiaal afgenomen. Op de buitenzijde van de jas van verdachte (aan de achterkant van de linkermouw) is een bloedspoor aangetroffen. Uit het rapport van het NFI van 12 februari 2019 volgt dat het DNA uit het bloedspoor matcht met het DNA van aangeefster. De kans om deze match te vinden is kleiner dan 1 op 1 miljard. [34]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat er bloed van aangeefster op de jas van verdachte is aangetroffen.
Voorts is onder andere de (natte) penis van verdachte bemonsterd. Uit het rapport van het NFI van 28 februari 2019 volgt dat uit die bemonstering een DNA-mengprofiel is verkregen dat matcht/overeenkomt met het DNA van verdachte en aangeefster. Uit hetzelfde rapport volgt voorts dat het vinden van dit DNA-mengprofiel meer dan 1 (een) miljard keer waarschijnlijker is wanneer het verkregen DNA-mengprofiel afkomstig is van verdachte en aangeefster, dan wanneer het DNA-mengprofiel afkomstig is van verdachte en een willekeurig onbekende persoon. [35]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat op de penis van verdachte DNA van aangeefster is aangetroffen.
Verder zijn de binnenste en buitenste schaamlippen van aangeefster en is in en rondom de anus van aangeefster bemonsterd op sporen. Uit het rapport van het NFI van 28 februari 2019 volgt dat het aangetroffen DNA in de bemonsteringen afkomstig kan zijn van aangeefster en verdachte (sperma). Uit hetzelfde rapport volgt dat voor de bemonstering in de anus, de bemonstering rondom de anus en de bemonstering van de buitenste schaamlippen elk geldt dat de matchkans tussen het DNA-profiel uit de bemonstering en het DNA-profiel van verdachte kleiner is dan een op een miljard. [36]
Uit het rapport van het NFI van 28 mei 2019 volgt voor de bemonstering van de binnenste schaamlippen van aangeefster dat het vinden van dit DNA-mengprofiel meer dan 1 (een) miljard keer waarschijnlijker is wanneer het verkregen DNA-mengprofiel uit de bemonstering van de binnenste schaamlippen DNA van aangeefster en verdachte bevat, dan wanneer het DNA van aangeefster en een willekeurige onbekende man bevat. [37]
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat op de binnenste en buitenste schaamlippen en in en rondom de anus van aangeefster DNA (sperma) van verdachte is aangetroffen.
Overwegingen ten aanzien van de bewijsmiddelen
Feit 1
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, leidt de rechtbank af dat verdachte welbewust en doelgericht aangeefster op de grond heeft gegooid en gedrukt, boven op haar is gaan liggen, de capuchon over haar gezicht heeft getrokken en gedurende langere tijd haar keel met kracht heeft dichtgedrukt. Het verzet van aangeefster en het geschreeuw om hulp, weerhield verdachte er niet van om de geweldsuitoefening te beëindigen. Dat het door de verdachte toegepaste geweld aanzienlijk was, vindt bevestiging in de aard en zwaarte van de verwondingen die aangeefster hierdoor heeft opgelopen. Verdachte heeft met zoveel kracht en zo lang aangeefsters keel dichtgedrukt, dat zij hiervan op enig moment zelfs buiten bewustzijn is geraakt. Het behoeft geen nader betoog dat het met kracht dichtknijpen en dichtgeknepen houden van de keel indien voortgezet, in zijn algemeenheid leidt tot de dood van degene die die handeling ondergaat. Een van de meest elementaire functies van het menselijk lichaam, de ademhaling, wordt daardoor immers geblokkeerd. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat het aangeefster hierdoor zou komen te overlijden en is het opzet van de verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin daarop gericht geweest. Het geconstateerde letsel was bovendien potentieel levensbedreigend, zoals uit de letselbeschrijving naar voren komt.
De rechtbank is aldus van oordeel dat verdachte in elk geval voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van aangeefster. Anders dan de officier van justitie heeft de rechtbank niet de overtuiging dat de wil van verdachte gericht was op de dood van aangeefster, ervan uitgaande dat verdachte het geweld heeft gebruikt om de hierna bewezen verklaarde verkrachting mogelijk te maken.
De verdediging heeft aangevoerd dat ook het voorwaardelijk opzet ontbreekt, nu gelet op het alcohol (én cocaïne) gebruik mogelijk sprake is geweest van een toestand van dissociatie. Verdachte zou hierdoor zijn handelingen niet bewust hebben meemaakt. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Het gebruik van medicijnen en alcohol staat slechts dan aan het bewijs van het opzet in de weg indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen door bijvoorbeeld het gebruik van alcohol ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen geeft dat van een toestand van dissociatie sprake is geweest. Verdachte heeft bij de politie een redelijk gedetailleerde (ontkennende) verklaring afgelegd, die deels overeenkomt met de feitelijkheden rondom het incident. Echter was niet verdachte daarin de dader maar een ‘rastaman’. Ook ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij zich alles nog goed kan herinneren van die ochtend. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De rechtbank acht dan ook het primair tenlastegelegde onder 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in het bijzonder gelet op de verklaring van aangeefster aan verbalisant [naam] dat zij is verkracht in samenhang met het aangetroffen sperma van verdachte in de anus en op de binnenste schaamlippen van aangeefster, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft verkracht.
Feit 3
De verklaring van aangeefster ten aanzien van de beroving is gedetailleerd en de feitelijkheden vonden plaats voordat aangeefster het bewustzijn had verloren. De verklaring van aangeefster dat verdachte met zijn handen in haar zakken is gegaan, vindt steun in het feit dat de zakdoeken die in de jaszakken van aangeefster zaten, op de plaats delict op de grond zijn aangetroffen. De verklaring van aangeefster dat verdachte een mesje op haar keel/nek had gezet, vindt steun in het feit dat in de nabije omgeving een aardappelschilmesje op straat is aangetroffen.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte niet kan hebben gevraagd om
“Geld”of
“10 euro”omdat verdachte geen Nederlands sprak. Of verdachte nu in het Nederlands of in het Engels om geld heeft gevraagd, kan in het licht van de overige – gedetailleerde – verklaring, die steun vindt in overige bewijsmiddelen zoals hierboven benoemd, onbesproken blijven. De rechtbank heeft dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde onder 3 heeft begaan, in die zin dat verdachte eerst heeft gepoogd aangeefster af te persen door haar om geld te vragen en haar te bedreigen met een mes(je) en dat, toen dat niet lukte, hij heeft gepoogd geld van aangeefster weg te nemen, door met zijn handen in haar zakken te gaan en daarbij geweld te gebruiken.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Arnhem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) opzettelijk van het leven te beroven,
een arm om haar nek/keel heeft gelegd en
/of
de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd/gezicht heeft getrokken en
/of
(vervolgens) die capuchon
/kraagvan de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en
/of
haar keel
(krachtig
)heeft dichtgedrukt en
/of
verwurgingshandelingen op haar heeft toegepast en
/of
haar tegen haar gezicht heeft
gestompt/geslagen en
/of
met zijn lichaam op haar lichaam heeft gedrukt en
/of
haar met haar gezicht in de struiken en
/oftegen de grond heeft gedrukt,
in elk geval handelingen heeft verricht die de (vrije) ademhaling van haar hebben belemmerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Arnhem
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, mevrouw [slachtoffer] (geboren op [geboortedag] 1950) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
het brengen van zijn penis in haar anus en
/ofhet brengen van zijn penis in haar vagina, in elk geval tussen haar schaamlippen, en
/ofhet kussen op haar mond en
/ofhet betasten van haar onderlichaam
/schaamstreek,
welk geweld of andere feitelijkheid en/of welke bedreiging met geweld of andere feitelijkheid hierin heeft/hebben bestaan dat verdachte opzettelijk
een mes heeft getoond en
/of
een mes op haar keel/wang/bovenlichaam heeft gezet en
/of
haar de bosschages/struiken in heeft gesleurd/geduwd/getrokken en
/of
haar op de grond heeft gegooid en
/of
de capuchon van haar jas (stevig) over haar hoofd heeft getrokken en
/of
die capuchon
/kraagvan de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en
/of
haar keel (krachtig) heeft dicht gedrukt en
/of
verwurgingshandelingen op haar heeft toegepast en
/of
tegen haar gezicht heeft
gestompt/geslagen en
/of
haar met haar gezicht in de struiken en
/oftegen de grond heeft geduwd/gedrukt en
/of
met zijn lichaam op haar lichaam heeft gelegen/gedrukt en
/of
haar broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken;
3.
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Arnhem
op de openbare weg, de Rosendaalseweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld
mevrouw [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan deze toebehoorde,
nadat hij mevrouw [slachtoffer] eerst om 10 euro althans (een) geld(bedrag) had gevraagd, met een mes in zijn hand op haar is afgelopen en
/ofeen mes heeft getoond en
/ofheeft gezegd "geld, geld",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en
/of
hij op
of omstreeks25 december 2018 te Arnhem
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een hoeveelheid geld,
in elk geval enig goed,dat geheel
of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan mevrouw [slachtoffer] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen mevrouw [slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden ofgemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
haar heeft gezegd dat hij 10 euro, althans (een) geld(bedrag) wilde en/of haar de woorden "geld, geld", in elk geval woorden van gelijke aard of strekking, heeft toegevoegd en daarbij
een mes heeft getoond en
/of
een mes op haar keel/wang/bovenlichaam heeft gezet en
/of
haar de bosschages/struiken in heeft getrokken en
/of
haar op de grond heeft gegooid en
/of
haar capuchon over haar hoofd/gezicht heeft getrokken en
/of
die capuchon
/kraagvan de jas met veel kracht/strak om haar nek/hals heeft (aan)getrokken en
/of
haar tegen haar gezicht heeft
gestompt/geslagen en
/of
met zijn lichaam haar op de grond heeft gedrukt en
/of
met zijn hand(en) in haar zak
(ken
)heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging doodslag
Ten aanzien van feit 2:
verkrachting
Ten aanzien van feit 3:
poging afpersing
en
poging diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken/bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1, primair, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Zij heeft voorts geëist dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de duur van de gevangenisstraf gelijk te stellen aan de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zodat verdachte zo snel mogelijk kan beginnen aan een klinische behandeling in het kader van de maatregel van terbeschikkingstelling. Een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf is niet in het belang van het slachtoffer, de maatschappij en verdachte.
De verdediging heeft voorts verzocht artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht toe te passen voor wat betreft de feiten 1 en 2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
  • het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 24 september 2019;
  • een reclasseringsadvies van Novadic Kentron, gedateerd 1 mei 2019;
  • een reclasseringsadvies, gedateerd 25 februari 2019;
  • een reclasseringsadvies van Novadic Kentron gedateerd 26 november 2019;
  • een trajectconsult van het NIFP, opgesteld door [naam] , justitieel forensisch psychiater, gedateerd 22 januari 2019;
  • een Pro Justitia rapportage, opgesteld door [naam] , psychiater, gedateerd 26 april 2019;
  • een Pro Justitia rapportage, opgesteld door drs. [naam] GZ-psycholoog, gedateerd 23 april 2019;
  • een rapport van het Pieter Baan Centrum, opgesteld door [naam] , GZ-psycholoog, en [naam] , psychiater, d.d. 28 november 2019.
Verdachte heeft zich in de vroege ochtend van Eerste Kerstdag schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en verkrachting van een (toen) 68-jarige vrouw die haar hondje uitliet. Hij heeft het slachtoffer op straat aangesproken en getracht haar geld af te persen. Toen dat niet lukte heeft hij gepoogd haar te beroven, waarbij hij het slachtoffer bedreigde met een mesje. Vervolgens heeft hij haar in de bosjes op de grond geduwd en haar gezicht in de grond gedrukt. Hij is boven op haar rug gaan liggen, heeft haar keel dichtgedrukt en haar capuchon over haar hoofd getrokken. Ook heeft hij haar broek en onderbroek omlaag getrokken en haar vervolgens op brute wijze verkracht. Verdachte is na de verkrachting weggefietst en heeft het slachtoffer achtergelaten in de struiken.
Door het toegepaste geweld op de hals en de ademweg is de binnenwand van de linker halsslagader van het slachtoffer losgelaten. Het slachtoffer is door de verwurgingshandelingen buiten bewustzijn geraakt, waarbij de maaginhoud de longen van het slachtoffer is ingelopen. Het slachtoffer heeft daar een dubbele longontsteking aan over gehouden, die potentieel levensbedreigend was. Daarnaast had het slachtoffer over het hele lichaam kras- en schaafverwoningen en bloeduitstortingen. Voorts is mogelijk traumatisch letsel aan de baarmoeder geconstateerd.
Uit de toelichting van de schadevordering van de benadeelde partij blijkt dat het slachtoffer een jaar later nog steeds onder behandeling staat van een fysiotherapeut, omdat haar lichaam nog steeds verkrampt is. Zij heeft ook nog steeds ondersteunende gesprekken met de psycholoog van de huisarts en is begin 2020 in het ziekenhuis doorverwezen voor noodzakelijke EMDR therapie. Verder blijkt uit de toelichting dat het slachtoffer niet meer slaapt ‘s-nachts. Zij ziet zichzelf telkens in de bosjes liggen. De tranen lopen dan over haar wangen. Zij had echt het gevoel dat zij dood zou gaan. Had hij haar maar doodgemaakt, denkt ze wel eens. De glans is van haar leven af. Kerst is voor het slachtoffer en haar familie en donkere periode geworden. Het zijn geen feestdagen meer. Uit de ter terechtzitting voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer naast woede ook veel angst heeft. Ze voelt zich gevangen in haar eigen huis en buurt sinds het incident. Ze wil zo graag haar vrijheid terug, zonder de angst in haar buik te voelen en alleen maar achterom te kijken of er niemand is, aldus het slachtoffer.
Het voorgaande maakt duidelijk dat de gebeurtenis voor het slachtoffer dan ook grote gevolgen heeft gehad. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit en gezondheid van aangeefster op grove wijze geschonden en zich daarmee schuldig gemaakt aan een van de ernstigste misdrijven uit ons strafrechtstelsel. De ernst van de feiten rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank dan ook een langdurige gevangenisstraf.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte, is verdachte niet eerder in Nederland met politie en justitie in aanraking geweest. Uit het dossier volgen echter wel aanwijzingen dat verdachte in zijn geboorteland, althans in het buitenland, met politie en justitie in aanraking is geweest. De rechtbank verbindt hier, bij gebrek aan verifieerbare informatie, geen gevolgen aan bij de bepaling van de straf.
De deskundigen van het Pieter Baan Centrum concluderen in het rapport van 28 november 2019 – ondanks een aantal beperkingen bij het onderzoek – dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens samenhangend met zijn verstandelijke beperking die tenminste matig is. Tevens is er sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en tenminste matige stoornis in het gebruik van alcohol. Zowel de verstandelijke beperking als ziekelijke stoornis waren aanwezig ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde. De deskundigen achten, indien bewezen, een doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling in combinatie met overmatig cocaïne- en alcoholgebruik in het ten laste gelegde zeer waarschijnlijk en aannemelijk. De mate waarin kan op dit moment – vanwege beperkingen in het onderzoek – niet precies beredeneerd worden, maar de deskundigen gaan uit van een tenminste verminderde mate van doorwerking.
De deskundigen adviseren dan ook de ten laste gelegde feiten in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De deskundigen hebben met betrekking tot de risicotaxatie opgemerkt dat het gebrek aan verkregen gegevens de precieze inschatting van het recidiverisico belemmert. Slechts de klinische inschatting resteert om het recidiverisico te bepalen. Deze laat een ontkennende verdachte zien die weinig beschermende steun heeft, waarschijnlijk rondzwerft, cocaïne en alcohol misbruikt en zich in een drugsvrije omgeving op momenten explosief dreigend manifesteert. Zijn verstandelijke beperking is daarbij blijvend invaliderend voor handhaving in de voor hem relatief nieuwe Nederlandse omgeving. Zo zijn problemen te verwachten op taalvaardigheidsniveau en de zelfstandige toepassing van schoolse vaardigheden benodigd voor werk. Verdachte zal hierbij structurele hulp nodig hebben. Ook in het sociale domein zijn problemen te verwachten als verdachte niet begeleid wordt en op praktisch niveau kan hij, zoals nu ingeschat, slechts met grote moeite zelfstandig functioneren op het terrein van dagelijks levensonderhoud en hygiëne (bijvoorbeeld mondzorg).
Waar het risico op geweld volgens de deskundigen als evident hoog wordt geschat op korte termijn, omdat dit in de observatie is gebleken (verbale bedreiging van de rechters en zijn vader) en dit ook in de PI bleek (tweemaal een incident), valt dit voor het recidive op seksueel geweld moeilijker te bepalen. Hierbij staat het ontbreken van een delictanalyse centraal in samenhang met verdachtes weigering om over zijn seksuele ontwikkeling te spreken. Specifiek onderzoek is benodigd om een eventuele onderliggende rancuneuze drijfveer naar oudere vrouwen uit te sluiten, gezien de leeftijd van het slachtoffer. De deskundigen zijn van mening dat de psychopathologie van verdachte behandeling, begeleiding en bovendien nader onderzoek behoeft om het recidivegevaar te beperken. Bij het ontbreken van een steunkader, en gelet op wisselingen in verklaringen van verdachte waardoor hij als onbetrouwbaar wordt ingeschat, in combinatie met de gebleken psychopathologie, menen de deskundigen dat elk voorwaardelijk kader gedoemd is te mislukken. Er bestaan bovendien op dit moment nog vele onzekerheden in het leven van verdachte. Een stevig klinisch kader met een hoog veiligheidsniveau is nodig om verdere diagnostiek te kunnen verrichten en het klinische beeld te vervolgen. Dit kan volgens de deskundigen alleen plaatsvinden binnen het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Zij adviseren dan ook dit aan verdachte op te leggen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies van 26 november 2019. De reclassering adviseert, conform het advies van het Pieter Baan Centrum om aan verdachte de maatregel van tbs met dwangverpleging op te leggen. Behandeling is volgens de reclassering noodzakelijk om de kans op recidive te kunnen verminderen.
De rechtbank neemt de adviezen over en maakt deze tot de hare.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van TBS noodzakelijk is. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling dan wel een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht voorts, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, verpleging van overheidswege noodzakelijk en overweegt daarbij dat de maatregel van TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Daarnaast acht de rechtbank, gelet op de ernst van de gepleegde feiten, een langdurige gevangenisstraf passend en geboden. Zij zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Dit is lager dan de eis van de officier van justitie. Ten eerste is dit gelegen in het feit dat de rechtbank geen vol, maar voorwaardelijk opzet op de dood bewezen verklaard vindt, waar de officier van justitie vol opzet bewezen vond. Voorts is dit gelegen in het feit dat de rechtbank meer dan de officier rekening houdt met de omstandigheid dat de deskundigen uit gaan van
een tenminste verminderde matevan doorwerking van de gebrekkige ontwikkeling/ziekelijke stoornis van de geestvermogens in het tenlastegelegde, maar dat zij dit niet precies kunnen beredeneren in verband met de beperkingen in het onderzoek
.De rechtbank houdt daarom rekening met de mogelijkheid dat de mate waarin het bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend minder is dan nu uit de rapportage naar voren komt.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 45.833,75, bestaande uit € 833,75 aan materiële schade en € 45.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot betaling van het bedrag van € 45.833,75 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van de materiele schade. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging matiging van het bedrag verzocht. In de zaken waarbij aansluiting is gezocht is een nog verdergaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, persoonlijke levenssfeer en persoonlijke bewegingsvrijheid, dan in onderhavige zaak het geval is geweest. De verdediging heeft verwezen naar een vergelijkbare zaak uit 2013 (ECLI:NL:RBMNE:2013:CA1641) waarin een bedrag van ongeveer € 10.000,- is toegewezen.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de draagkracht van verdachte (nihil) een matigende invloed op de hoogte van de immateriële schade zou moeten hebben.
Beoordeling door de rechtbank
Materiële schade
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van € 833,75 aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar.
Immateriële schade
Voor wat betreft de immaterieel gevorderde schade overweegt de rechtbank het volgende.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de gemotiveerde en onderbouwde stellingen van de benadeelde partij en de omstandigheid dat het causaal verband tussen de bewezenverklaarde feiten en het ontstaan van de schade zijdens de verdachte niet is betwist.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de omvang van de immateriële schade in het bijzonder gelet op de ingrijpende aard van het handelen van de verdachte, de gevolgen voor de benadeelde partij – onder meer bestaande uit zwaar lichamelijk letsel, slaapproblemen en (andere) psychische klachten van serieus te nemen aard – en de omstandigheid dat de benadeelde partij zich onder behandeling heeft moeten stellen, alsook op de schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen door rechters is toegekend. De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op de uitspraken waar door de benadeelde partij aan wordt gerefereerd. De rechtbank merkt daarbij op dat iedere uitspraak gebaseerd is op een eigen feitencomplex (waarbij bijv. de mate van gebruikt geweld verschilt) en daardoor reeds lastig één op één is toe te passen is op een andere zaak.
De rechtbank zal de omvang van de immateriële schade op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid schatten op € 30.000,00.
De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan derhalve dat deel van haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen vergoeding voor proceskosten is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 25 december 2018.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 242, 287, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikkingwordt
gestelden beveelt dat de ter beschikking gestelde
van overheidswege zal worden verpleegd.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
 veroordeelt verdachte ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 30.833,75(dertigduizend achthonderd drieëndertig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 30.833,75(dertigduizend achthonderd drieëndertig euro en vijfenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 december 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 189 dagen gijzeling zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter), mr. J.M. Hamaker en mr. C.A.H. Pouwels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.M.P. van der Meulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 februari 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Eenheid Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Afdeling Thematische Opsporing, Team Zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2018578769, gesloten op 2 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 38-39.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 83-84; proces-verbaal van bevindingen, p. 87.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 76-77.
5.Proces-verbaal van aanhouding, p. 19-24.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 118.
7.Proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten, p. 139-140.
8.NFI-rapport d.d. 18 januari 2019, p. 143-144.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 95-96.
10.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 179.
11.Proces-verbaal aangifte, p. 50.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-41.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 92.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-41.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 42; proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
17.Proces-verbaal aangifte, p. 53.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40; proces-verbaal aangifte, p. 53.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40; proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
24.Proces-verbaal van aangifte, p. 53; Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 54.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-41.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 93.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 43.
29.Proces-verbaal aangifte, p. 54.
30.Proces-verbaal aangifte, p. 53.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 40-41.
32.Proces-verbaal aangifte, p. 54.
33.Letselverklaring door mr. drs. [Forensisch arts] d.d. 13 mei 2019, p. 268-277.
34.NFI-rapport d.d. 12 februari 2019, p. 295.
35.NFI-rapport d.d. 28 februari 2019, p. 300, 302.
36.NFI-rapport d.d. 28 februari 2019, p. 301.
37.NFI-rapport d.d. 28 mei 2019.