ECLI:NL:RBGEL:2020:739

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 februari 2020
Publicatiedatum
6 februari 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6042
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak over vergunning voor omzetting van zelfstandige naar onzelfstandige woonruimte in Nijmegen

In deze zaak heeft de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Gelderland op 5 februari 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de vergunningverlening voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte, ook wel 'verkamering' genoemd. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, dat op 15 mei 2019 een vergunning had verleend aan een derde-partij voor deze omzetting. Eisers, die bezwaar hadden gemaakt tegen dit besluit, hebben beroep ingesteld nadat hun bezwaar ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft de uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2020 gevolgd, waarin artikel 12 van de Huisvestingsverordening Nijmegen 2019 onverbindend werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad niet had aangetoond dat er sprake was van schaarste aan goedkope woonruimte, wat noodzakelijk is voor de vergunningplicht.

De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen twaalf weken een nieuw besluit moet nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen, waaronder de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/6042
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 februari 2020
in de zaak tussen

[Naam A] , en anderen te [woonplaats A] , eisers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [Naam B] , te [plaats B] .

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2019 heeft verweerder aan de derde-partij een vergunning verleend voor het omzetten van een zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte.
Bij besluit van 19 september 2019 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 5 februari 2020. Namens eisers is [Naam A] verschenen, bijgestaan door R. Nieuwenhuijsen. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. M.G.J. Litjens en mr. M. Spoeltman. De derde-partij is ook verschenen.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eisers neemt, met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. De derde-partij is eigenaar van de woning aan [adres A] in [plaats A] . Hij heeft bij verweerder een aanvraag ingediend voor een vergunning voor het omzetten van deze zelfstandige woning in onzelfstandige wooneenheden. Bij het primaire besluit heeft verweerder de gevraagde omzettingsvergunning verleend. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft dat bezwaar ongegrond verklaard bij het bestreden besluit en de verleende omzettingsvergunning in stand gelaten.
Is de uitspraak van de rechtbank van 24 januari 2020 van belang voor deze zaak?
2.1.
Op 24 januari 2020 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank uitspraak gedaan in een drietal soortgelijke zaken. In die zaken ging het om de weigering van verweerder om een vergunning te verlenen voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte. De rechtbank heeft in die zaken beoordeeld of het artikel uit de verordening waarin de vergunningplicht voor de omzetting is opgenomen al dan niet verbindend is.
2.2.
In die uitspraak heeft de rechtbank beschreven hoe de vergunningplicht is geregeld in de Huisvestingswet 2014 en de Huisvestingsverordening Nijmegen 2019 (Verordening). De rechtbank heeft geoordeeld dat artikel 12 van de Verordening onverbindend is. De gemeenteraad heeft namelijk niet onderbouwd dat in Nijmegen sprake is van schaarste aan (goedkope) woonruimte en dat een verordening – met een stelsel van omzettingsvergunningen – noodzakelijk is om onevenwichtige en onrechtvaardige effecten van schaarste aan (goedkope) woonruimte te beperken.
2.3
Omdat het bestreden besluit in de zaak van eisers mede gebaseerd is op het onverbindend verklaarde artikel 12 van de Verordening is die uitspraak ook van belang voor de beroepszaak van eisers.
Welke gevolgen heeft dat voor het bestreden besluit?
3. De rechtbank volgt de uitspraak van de meervoudige kamer van 24 januari 2020. Het verhandelde op de zitting geeft geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen. Er zijn te veel aspecten die nog openstaan, zoals is overwogen in die uitspraak, en dus is er geen ruimte om op de aangevoerde beroepsgronden van eisers in te gaan. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit, wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank ziet ook in deze zaak, net als in de uitspraak van 24 januari 2020, geen mogelijkheid om het geschil definitief te beslechten. Daarom moet verweerder een nieuw besluit op het bezwaar van eisers nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
Proceskosten en griffierechten
4. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken. De rechtbank bepaalt wel dat verweerder aan eisers het betaalde griffierecht vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H.M. Steigenga-Gerritsen, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 5 februari 2020.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.