ECLI:NL:RBGEL:2020:7210

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 december 2020
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
8365309
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak in verzekeringszaak over autobrand en misleidende informatie door verzekeringnemer

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil tussen de commanditaire vennootschap Voogd & Voogd Verzekeringen en een gedaagde partij in verband met een autobrand. De gedaagde had een motorrijtuigenverzekering afgesloten bij Voogd & Voogd via zijn assurantietussenpersoon. Na een brand in de auto op 28 februari 2016, heeft de gedaagde een schadevergoeding ontvangen van € 3.206,00. Echter, na een onderzoek door EMN Forensic bleek dat de gedaagde onjuiste informatie had verstrekt over de staat van de auto en de omstandigheden van de brand. Voogd & Voogd vorderde daarop terugbetaling van de schadevergoeding en de gemaakte onderzoekskosten, in totaal € 5.666,25. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat Voogd & Voogd geen contractspartij was en dat hij geen onjuiste informatie had verstrekt. De kantonrechter oordeelde dat Voogd & Voogd onvoldoende had aangetoond dat zij gevolmachtigd was om namens de verzekeraar op te treden. De zaak werd aangehouden voor een nadere akte van Voogd & Voogd, waarbij de gedaagde ook de gelegenheid kreeg om te reageren.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Nijmegen
zaakgegevens 8365309 \ CV EXPL 20-686 \ 42693 \ 636
uitspraak van
vonnis
in de zaak van
de commanditaire vennootschap
Voogd & Voogd Verzekeringen
gevestigd te Middelharnis
eisende partij
gemachtigde LAVG Groningen
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
gemachtigde mr. I. van Bekkum
Partijen worden hierna Voogd & Voogd en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 10 juli 2020 en de daarin genoemde processtukken
- de conclusie van repliek met producties
- de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Met ingang van 4 juli 2015 heeft [gedaagde] via zijn assurantietussenpersoon Minos Assurantiën bij Voogd & Voogd een motorrijtuigenverzekering, genaamd AutoPrismaPolis, afgesloten met WA- en beperkt cascodekking voor zijn Audi A4 met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.2.
Op de verzekeringsovereenkomst zijn de Polisvoorwaarden AutoPrismaPolis van toepassing (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. Artikel 11 van de polisvoorwaarden luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
Artikel 11. Verplichtingen verzekeringnemer
Wij verwachten van u als verzekeringnemer dat:
- U eerlijk bent in de informatie die u aan ons verstrekt;
- (…)
Komt u deze verplichtingen niet of niet goed na, dan kan dit gevolgen hebben voor uw dekking of voor het voortzetten van deze overeenkomst. Wij kunnen mogelijk om die reden:
- De verzekering beëindigen
- Bij een schade minder of niets uitkeren
- Eventueel betaalde schade op u verhalen
2.3.
Op 28 februari 2016 is er in de avond brand uitgebroken in de auto.
2.4.
Op 4 maart 2016 is op verzoek van [gedaagde] door de politie een proces-verbaal van aangifte van brandstichting in de auto opgemaakt. Een eerdere aangifte van [gedaagde] op 1 maart 2016 via internet was niet gelukt.
2.5.
Op 16 maart 2016 is aan [gedaagde] een bedrag ter hoogte van € 3.206,00 uitgekeerd. Dit bedrag was opgebouwd uit € 2.990,00, zijnde de dagwaarde van de auto vóór de brand min de restwaarde van de auto na de brand (zoals vastgesteld door CED in een schaderapport van 30 maart 2016) en € 216,00, zijnde een vergoeding per dag dat [gedaagde] de auto moest missen (in dit geval 18 dagen maal € 12,00). De auto was ‘total loss’ verklaard.
2.6.
Op 26 mei 2016 heeft EMN Forensic een rapport uitgebracht naar aanleiding van een toedrachtsonderzoek in opdracht van Voogd & Voogd. In de samenvatting van dat rapport staat het volgende:
- Door de opkoper van de Audi werd geklaagd over motorschade. Hij maakte bekend schade te hebben opgelopen doordat hij niet kreeg wat hij had gekocht.
- In een technisch onderzoek door CED Automotive Zwaar Materieel en Techniek werd vastgesteld dat de klacht van de opkoper gegrond was.
- Dat de motor van de auto stuk was en niet meer kon functioneren.
- Dat dit geen gevolg was van de brand.
- Dat deze gebreken voor de brand al aanwezig waren.
- Dat de bestuurder van dit voertuig dit gemerkt moet hebben.
- Uw verzekerde verklaarde niet wist hoe de brand ontstond.
- Uw verzekerde de motorschade verzweeg.
2.7.
Op 12 september 2016 heeft EMN Forensic een aanvullend rapport uitgebracht naar aanleiding van het toedrachtsonderzoek in opdracht van Voogd & Voogd. In de samenvatting van dat rapport staat, naast een herhaling van de samenvatting van het eerdere rapport:
- De vader verklaarde in het weekend van de schade niet met de auto te hebben gereden en niet thuis te zijn geweest.
- Dat met de verklaring van de vader de verklaring van de zoon/uw verzekerde over het gebruik hiervan niet klopt.
Door uw verzekerde werd eerder meegedeeld dat hij de verzekerde auto bij de woning van zijn vader parkeerde en vervolgens de sleutel aan zijn vader gaf. De auto zou hierbij in goede staat verkeren met een goed functionerende motor. Uit het onderzoek is gebleken dat de motor van de auto stuk is en dit geen gevolg was van de brand in de auto en voor de brand aanwezig moet zijn geweest. Tevens werd duidelijk dat het stuk gaan van de motor aan een berijder van de auto bekend moet zijn. Uit de verklaring van de vader werd bekend dat deze niet met de auto gereden heeft maar ook in het bedoelde weekend in het geheel niet thuis was. Uw verzekerde moet dus bekend zijn geweest met de motorschade omdat hij volgens zijn verklaring de auto zelf reed naar de plek waar de auto later verbrandde.
2.8.
Bij brief van 29 september 2016 heeft Nationale Nederlanden van [gedaagde] de schade-uitkering teruggevorderd. De brief heeft een bijlage met de volgens de verzekeraar relevante polisvoorwaarden, waaronder artikel 7:941 BW over de verplichtingen tussen verzekeraar en verzekeringnemer. In de brief staat (onder meer):
“U misleidde onze gevolmachtigde met onjuiste informatie over de feiten en omstandigheden rond uw claim. U heeft daarom geen recht op schadevergoeding. Onze gevolmachtigde vordert daarom de uitkering van u terug.
Wij beëindigen uw verzekering (…) Als gevolg van de onware opgave heeft onze gevolmachtigde extra kosten moeten maken. Deze extra gemaakte onderzoekskosten vordert zij van u terug. U ontvangt hier nog een brief over. (…) Uw naam komt in verschillende registers”.
2.9.
Bij brief van 30 september 2016 heeft Voogd & Voogd, onder verwijzing naar de brief van een dag eerder van Nationale Nederlanden, het volgende aan [gedaagde] geschreven:
“Onze volmachtgever heeft u geïnformeerd over de conclusies uit het uitgevoerde onderzoek. Op grond daarvan kunt u geen rechten ontlenen aan de verzekeringsovereenkomst. Dat betekent dat u het eerder door ons uitgekeerde bedrag moet terugbetalen.
Op 16 maart hebben wij een bedrag aan u overgemaakt van € 3.206,00. Dit bedrag vorderen wij van u terug. Tevens vorderen wij de door ons gemaakte kosten terug die wij gemaakt hebben voor het doen van onderzoek. Wij betaalden daarvoor een bedrag van € 2.460,25.
In totaal vorderen wij een bedrag van € 5.666,25. Wij ontvangen uw betaling graag door overschrijving op IBAN (…)
Wij verzoeken u dit bedrag binnen vier weken na dagtekening terug te betalen.(…)”
2.10.
[gedaagde] heeft dit bedrag, ondanks diverse aanmaningen, niet betaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Voogd & Voogd vordert dat de kantonrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, [gedaagde] zal veroordelen:
a. a) om aan haar een bedrag van € 6.916,75 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.666,25 vanaf 17 februari 2020 tot aan de dag van algehele voldoening;
b) om aan haar de kosten van deze procedure te betalen.
3.2.
Voogd & Voogd stelt dat [gedaagde] haar heeft misleid met onjuiste informatie over de feiten en omstandigheden rondom zijn claim tot vergoeding van schade na de autobrand. Zij stelt daarom en op grond van artikel 15 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) recht te hebben op betaling door [gedaagde] aan haar van een bedrag van € 5.666,25 wegens de uitgekeerde schade en de onderzoekskosten. Bij repliek heeft Voogd & Voogd de grondslag van haar vordering gewijzigd in die zin dat zij de schade-uitkering primair terugvordert op grond van artikel 11 van de polisvoorwaarden en subsidiair op grond van onrechtmatig handelen. Ook de onderzoekskosten van € 2.460,25 vordert zij als schadepost op grond van onrechtmatig handelen. Ingevolge de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten is [gedaagde] € 658,31 aan haar verschuldigd, alsmede btw daarover van € 138,25 en wettelijke rente, tot 17 februari 2020 berekend op € 453,94, aldus Voogd & Voogd.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van Voogd & Voogd in haar vordering, dan wel afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Voogd & Voogd in de proceskosten. Ten eerste betwist [gedaagde] dat Voogd & Voogd zijn contractuele wederpartij is en dat zij gerechtigd is om hem in rechte te betrekken. Vervolgens betwist hij de juistheid van de gestelde grondslag van de vordering. Ten slotte betwist hij op de hoogte te zijn geweest van gebreken aan de motor van de auto. Van het verstrekken van onjuiste informatie is volgens hem geen sprake geweest.
3.4.
Voogd & Voogd erkent dat zij geen contractspartij is bij de tussen [gedaagde] enerzijds en Nationale Nederlanden en Bovemij (die beide voor 50% risicodragers zijn, waarbij Nationale Nederlanden als ‘leader’ acteert) anderzijds gesloten verzekeringsovereenkomst, maar stelt dat zij is gevolmachtigd om namens Nationale Nederlanden (en Bovemij), onder meer, schadeuitkeringen te verrichten en regres te voeren, hetgeen zij in deze procedure doet. Ter onderbouwing legt zij bij repliek een overzicht over, afkomstig uit het register van de Autoriteit Financiële markten, met verzekeraars die haar een volmacht hebben verstrekt. Zij tekent ook de polissen in de hoedanigheid van gevolmachtigde, met vermelding van de risicodragers op het polisblad, aldus Voogd & Voogd.

4.De beoordeling

4.1.
Eerst moet de vraag worden beantwoord of Voogd & Voogd ontvankelijk kan worden verklaard in haar vordering, nu [gedaagde] aanvoert dat Voogd & Voogd géén contractspartij is bij de onderhavige verzekeringsovereenkomst.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. Tegenover het verweer van [gedaagde] heeft Voogd & Voogd onvoldoende onderbouwd dat zij is gevolmachtigd om namens Nationale Nederlanden als formele procespartij op te treden in deze zaak, waarin zij haar vordering primair grondt op schending van de in artikel 11 van de polisvoorwaarden opgenomen informatieplicht. Dat blijkt in elk geval niet voldoende uit het door haar overgelegde overzicht van verzekeraars die haar een volmacht hebben verstrekt. Het is de kantonrechter onvoldoende duidelijk of deze volmacht ook inhoudt dat zij namens de verzekeraar zelfstandig een rechtsvordering mag instellen. Uit het exploot van dagvaarding blijkt niet dat zij in deze procedure de risicoverzekeraar(s) vertegenwoordigt, zoals bijvoorbeeld wel het geval was bij een assuradeur in een uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 4 februari 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:863).
4.3.
Omdat uit de door Voogd & Voogd overgelegde brief van Nationale Nederlanden aan [gedaagde] van 29 september 2020 wel blijkt dat Nationale Nederlanden instemt met het door Voogd & Voogd buiten rechte terugvorderen van de reeds uitgekeerde schade-uitkering, zal Voogd & Voogd in de gelegenheid worden gesteld om een nadere akte te nemen over hetgeen hiervoor onder 4.2. is overwogen. [gedaagde] zal in de gelegenheid worden gesteld om daarop bij antwoordakte te reageren.
4.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 8 januari 2021voor een akte als hiervoor onder 4.3. aangeduid aan de zijde van Voogd & Voogd;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2020.