ECLI:NL:RBGEL:2020:7183

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
28 december 2020
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
C/05/ 379022 / KG RK 20-796
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure wegens procedurele beslissing over zittingsvorm

Op 28 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], had verzocht om wraking van mr. M.J.P. Heijmans, rechter in een civiele zaak tussen verzoeker en Belastingkantoor Arnhem. De wraking was gebaseerd op de beslissing van de rechter om de mondelinge behandeling via een telefonische zitting te laten plaatsvinden, in plaats van een reguliere fysieke zitting. Verzoeker stelde dat hij zich niet serieus genomen voelde en dat de rechter koste wat kost de zaak wilde doorzetten, wat hem het zwijgen oplegde.

De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek op 30 oktober 2020, gevolgd door een schriftelijke reactie van de rechter op 19 november 2020. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 december 2020 was verzoeker niet aanwezig, en de rechter had ook aangegeven niet te zullen verschijnen. De wrakingskamer oordeelde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De wrakingsgronden van verzoeker werden als onvoldoende beschouwd, aangezien de beslissing om een telefonische zitting te houden een procedurele beslissing is die in beginsel geen grond voor wraking kan vormen.

De wrakingskamer concludeerde dat de motivering van de rechter voor het houden van een telefonische zitting geen blijk gaf van vooringenomenheid. Daarom werd het wrakingsverzoek afgewezen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Zutphen
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/379022 / KG RK 20-796
Beslissing van 28 december 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. M.J.P. Heijmans,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 30 oktober 2020;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 19 november 2020;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling op 14 december 2020.
1.2.
De verzoeker is niet verschenen bij de mondelinge behandeling van de zitting. De rechter heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de zaak
met nummer 7962739 AZ VERZ 19-37 tussen verzoeker en Belastingkantoor Arnhem. De rechter heeft bepaald dat de mondelinge behandeling van de zaak zou plaatsvinden via een beeldverbinding, omdat verzoeker had aangegeven dat zijn huisgenoten Covid-19 klachten hebben, waarvan één zeer waarschijnlijk Covid-19 heeft. Nadat verzoeker had aangegeven geen beschikking te hebben over internet heeft de rechter bepaald dat de mondelinge behandeling via een telefonische zitting zal plaatsvinden.
2.2
Verzoeker heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker heeft aangegeven dat een telefonische zitting ongeschikt is voor de behandeling van zijn zaak, omdat hij de rechter niet in de ogen kan kijken. Hieruit blijkt dat de rechter hem niet serieus neemt. Volgens hem wil de rechter de zaak koste wat kost door laten gaan en wordt hem op deze manier het zwijgen opgelegd.
2.3
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
3. De beoordeling
3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De wrakingsgronden van verzoeker zien er in de kern op dat verzoeker geen telefonische zitting wil, maar een ‘reguliere mondelinge behandeling’.
3.3.
Het wettelijke uitgangspunt is dat een terechtzitting in fysieke vorm wordt gehouden. Op grond van artikel 2 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid kan, indien in verband met de uitbraak van COVID-19 in een burgerlijke zaak – wat de onderliggende zaak is – een fysieke zitting niet mogelijk is een mondelinge behandeling plaatsvinden middels een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel.
3.4.
De beslissing op welke wijze een zitting wordt gehouden, is een procedurele beslissing. Procedurele beslissingen kunnen als zodanig in beginsel geen grond vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van een procedurele beslissing. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak. Ook de motivering van een procedurele beslissing kan in beginsel geen grond vormen voor wraking, ook niet indien het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de procedurele beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven (HR 25 september 2018, nr. 18/02675, ECLI:NL:HR:2018:1413).
3.5.
De wrakingskamer is van oordeel dat de motivering van de rechter van haar beslissing om in het onderhavige geval een telefonische zitting te houden geen blijk geeft van (de schijn van) vooringenomenheid.
3.6.
Het voorgaande leidt ertoe dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. L.J.P. Lambooij, voorzitter, mr. D.S.M. Bak en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. R. Roosma en in openbaar uitgesproken op 28 december 2020.
de griffier is verhinderd te ondertekenen de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.