De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man uit Laren en twee aan hem verbonden bedrijven. De man werd beschuldigd van het witwassen van grote contante bedragen die hij had ontvangen als aflossingen van verstrekte leningen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de man over het ontvangen van deze bedragen niet ongeloofwaardig waren. Hij had met behulp van zijn administratie aangetoond dat de leningen plaatsvonden in het kader van zijn normale bedrijfsvoering. Het openbaar ministerie had niet inhoudelijk gereageerd op de overgelegde administratie, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat niet bewezen kon worden dat de man wist of had moeten vermoeden dat de ontvangen bedragen mogelijk van illegale herkomst waren.
Hoewel de man werd vrijgesproken van het witwassen, werd hij wel veroordeeld voor het opstellen van een valse vaststellingsovereenkomst. De rechtbank legde hiervoor een taakstraf op van 30 uren. De zaak was behandeld in de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,00. De verdediging pleitte voor vrijspraak, en de rechtbank volgde dit standpunt, mede op basis van eerdere uitspraken in een gerelateerde strafzaak. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C. Aalders, en vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.