ECLI:NL:RBGEL:2020:7010

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
8 januari 2021
Zaaknummer
05-780041-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak met valse vaststellingsovereenkomst

De rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, heeft op 15 december 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 61-jarige man uit Laren en twee aan hem verbonden bedrijven. De man werd beschuldigd van het witwassen van grote contante bedragen die hij had ontvangen als aflossingen van verstrekte leningen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de man over het ontvangen van deze bedragen niet ongeloofwaardig waren. Hij had met behulp van zijn administratie aangetoond dat de leningen plaatsvonden in het kader van zijn normale bedrijfsvoering. Het openbaar ministerie had niet inhoudelijk gereageerd op de overgelegde administratie, wat de rechtbank ertoe bracht te concluderen dat niet bewezen kon worden dat de man wist of had moeten vermoeden dat de ontvangen bedragen mogelijk van illegale herkomst waren.

Hoewel de man werd vrijgesproken van het witwassen, werd hij wel veroordeeld voor het opstellen van een valse vaststellingsovereenkomst. De rechtbank legde hiervoor een taakstraf op van 30 uren. De zaak was behandeld in de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,00. De verdediging pleitte voor vrijspraak, en de rechtbank volgde dit standpunt, mede op basis van eerdere uitspraken in een gerelateerde strafzaak. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C. Aalders, en vond plaats tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/780041-14
Datum uitspraak : 15 december 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
gevestigd aan het [adres] ,
Raadsman: mr. I.A. van Stralen, advocaat in 's-Gravenhage.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2018, 5 december 2019, 29 januari 2020, 16 en 17 november 2020 en 1 december 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2010
tot en met 17 juni 2012, te Apeldoorn en/of te Laren, gemeente Laren, in elk geval Nederland, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten 170.000 Euro
en/of 61.500 Euro, althans (telkens) een hoeveelheid geld, heeft verworven,
en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van
(een) voorwerp(en), te weten 170.000 Euro en/of 61.500 Euro, althans (telkens)
een hoeveelheid geld, (telkens) de werkelijke aard en/of herkomst vindplaats en/of vervreemding en/of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende(n) van de geld is en/of gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat voornoemd geld (telkens), geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde hoeveelheid/heden geld (telkens) per bank uitgeleend aan [naam 1] en/of voornoemd geld (telkens) contant terugontvangen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geldboete van € 25.000,00.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Voor het feit op deze tenlastelegging is de vertegenwoordiger van verdachte, [naam 2] , eveneens vervolgd (parketnummer 06/950642-12). In die strafzaak is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat niet kan worden bewezenverklaard dat bij de aflossing van onder meer de door verdachte verstrekte leningen met contante geldbedragen sprake was van opzet- dan wel schuldwitwassen. Met inachtneming van hetgeen in dat vonnis is overwogen, komt de rechtbank ook in deze zaak niet tot een bewezenverklaring. Verdachte zal worden vrijgesproken.

4.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. D.S.M. Bak en
mr. P.J.C. Cremers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2020.