In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, op 24 december 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte. De verhuurder, [naam eiseres], vorderde ontruiming van de gehuurde ruimte en betaling van huurachterstand, terwijl de huurder, [naam gedaagde], een restaurant exploiteert en zich beroept op huurprijsvermindering vanwege de coronamaatregelen. De huurder had eerder een huurachterstand opgebouwd, maar had een deel van deze achterstand inmiddels voldaan. De kantonrechter oordeelde dat de gebreken aan het gehuurde, waaronder lekkage en rioolproblemen, voldoende waren hersteld, waardoor de huurder geen recht meer had op opschorting van de huurbetalingen. Echter, de rechter erkende ook dat de coronamaatregelen een onvoorziene omstandigheid vormden die invloed had op de exploitatie van het restaurant. Daarom werd een huurprijsvermindering van 50% voor de periode van 15 maart 2020 tot 1 juni 2020 en 25% voor de periode van 1 juni 2020 tot 15 oktober 2020 toegewezen. De gevorderde ontruiming werd afgewezen, omdat de huurder een deel van de huurachterstand had voldaan en de rechter oordeelde dat de bodemrechter in een eventuele procedure waarschijnlijk niet tot ontbinding van de huurovereenkomst zou overgaan. De kantonrechter compenseerde de proceskosten en verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.