Uitspraak
Renkums Gemengd Koor "de Vrije Stem"
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, is er een geschil tussen een eiser, die stelt dat hij op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam was voor het Renkums Gemengd Koor 'de Vrije Stem', en het Koor, dat deze stelling betwist. De procedure is gestart na een tussenvonnis van 22 juli 2020, waarin het Koor een incidentele vordering tot niet-ontvankelijkverklaring van de eiser heeft ingesteld. De kantonrechter heeft in het tussenvonnis overwogen dat de vordering van het Koor een verweer in de hoofdzaak betreft en dat er geen sprake was van een incident.
De kantonrechter heeft vervolgens de bindende kracht van een eerdere beschikking van het gerechtshof van 11 september 2019 besproken. In deze beschikking was al onherroepelijk beslist dat er geen arbeidsovereenkomst bestond tussen de eiser en het Koor. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser geen rechtsmiddel heeft ingesteld tegen deze beschikking, waardoor deze gezag van gewijsde heeft. De eiser heeft betoogd dat het gerechtshof nog niet definitief had beslist over de rechtsbetrekking, maar de kantonrechter heeft dit verworpen. De eerdere beslissing van het gerechtshof is bindend en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de eiser om die reden moeten worden afgewezen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter de eiser in het ongelijk gesteld en hem veroordeeld in de proceskosten, die door het Koor zijn gevorderd. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 600,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van het vonnis. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechters J.M. Breimer en E.W. de Groot.