4.4.Aan zijn primaire verzoeken legt [verweerder] - samengevat - het volgende ten grondslag:
- over de maand juni 2020 heeft [verweerder] geen loon ontvangen. Hij verzoekt om betaling van zijn gebruikelijke salaris en niet van het (gematigde) salaris dat Pijtra op de pro forma loonstrook van juni, tevens eindafrekening, heeft weergegeven. Het gebruikelijke salaris bestaat uit een basisloon van € 2.568,15 bruto en vakantietoeslag van € 205,45 bruto. Deze bedragen volgen uit eerdere loonstroken. Daarnaast is een bedrag van € 2.125,07 bruto aan overwerk 130% (110,75 uur) en een bedrag van 132,84 bruto aan overwerk 200% (4,5 uur) verschuldigd. In totaal dus een bedrag van € 5.031,51 bruto;
- over de maand juni 2020 is geen onkostenvergoeding uitbetaald. [verweerder] heeft wel recht op die cao onkostenvergoeding. Dat blijkt uit de pro forma loonstrook die Pijtra heeft verstrekt. Het gaat om een bedrag van € 516,10 netto;
- op 16 juni 2020 en op 2 juli 2020 is aan [verweerder] een overzicht van openstaande doch niet genoten verlofdagen verstrekt. Conform dat overzicht en met aftrek van opgenomen vakantiedagen had [verweerder] recht op 58,69 verlofdagen (vakantie- en ATV). Dat had tot een uitbetaling van € 6.930,12 bruto moeten leiden aan openstaande doch niet genoten vakantiedagen (58,69 dagen x 8 uur x 14,76 uurloon). De vakantietoeslag daarover bedraagt € 554,41 bruto (8%). In totaal gaat het dus om een bedrag van € 7.484,53 dat Pijtra nog verschuldigd is aan [verweerder];
- [verweerder] heeft recht op een bedrag van € 382,56 aan saldo Keuzebudget. Elke maand gaat het om een bedrag van € 63,76. In totaal (zes maanden) is daarom € 382,56 verschuldigd;
- omdat de uitbetaling van loon, onkostenvergoeding, vakantiedagen, vakantietoeslag en uitbetaling keuzebudget te laat is gebeurd, is over die bedragen de wettelijke rente verschuldigd op grond van artikel 7:686a lid 1 BW jo. artikel 6:119 BW. Over het gevorderde achterstallig loon en vakantietoeslag is ook de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW verschuldigd;
- de buitengerechtelijke incassokosten zijn verschuldigd omdat Pijtra gehouden is de redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte te vergoeden (artikel 6:96 lid 2 sub c BW). De kosten zijn berekend conform de staffel buitengerechtelijke incassokosten.