ECLI:NL:RBGEL:2020:5919

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
25 september 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
C/05/376217 / FZ RK 20-2463
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot zorgmachtiging Wvggz aangehouden wegens onvolledige dossierstukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 september 2020 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had een verzoek ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat het dossier niet compleet was. De officier van justitie is verantwoordelijk voor het indienen van een volledig dossier, inclusief alle relevante stukken. Tijdens de mondelinge behandeling, die via beeldbellen plaatsvond vanwege de COVID-19 maatregelen, zijn de betrokkene en zijn advocaat gehoord, evenals een verpleegkundige en de zus van de betrokkene. De advocaat van de betrokkene verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er een forse termijnoverschrijding was in de aanvraag van de zorgmachtiging. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel de termijn was overschreden, de wet hieraan geen fatale consequenties verbond. De rechtbank besloot de zaak aan te houden om de officier van justitie de gelegenheid te geven om een nadere toelichting te geven en actuele bevindingen van de geneesheer-directeur te verstrekken. De rechtbank stelde een uiterste termijn voor de voortzetting van de behandeling op 1 oktober 2020.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/376217 / FZ RK 20-2463
Datum mondelinge uitspraak: 25 september 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
10 september 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 via beeldbellen plaatsgevonden op 25 september 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • mw. [naam 1] , als verpleegkundige factteam verbonden aan GGNet;
  • mw. [naam 2] , zus van betrokkene.
1.4.
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het niet toegestaan betrokkene persoonlijk te bezoeken. Dit levert voor betrokkene en andere aanwezigen een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Om die reden is besloten betrokkene via beeldbellen te horen.
2.2.
Door de advocaat van betrokkene is primair ter zitting verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Op 24 juni 2020 is door de geneesheer-directeur de brief verzonden dat er een zorgmachtiging wordt voorbereid. Pas zeven weken later heeft de officier van justitie de zorgmachtiging aangevraagd. Dat is op grond van artikel 5:16 Wvggz een forse termijnoverschrijding. Subsidiair is de advocaat van mening dat het verzoek moet worden aangehouden. De verklaring van de geneesheer-directeur dateert van 30 juli 2020, waarin de geneesheer-directeur zich uitlaat over de medische verklaring, het zorgplan en de zorgkaart, terwijl de medische verklaring dateert van 14 augustus 2020 en het zorgplan/behandelplan dateert van 31 augustus 2020. De geneesheer-directeur kan dus in zijn bevindingen niet de medische verklaring en het zorgplan hebben meegewogen. Om die reden zal de zaak aangehouden moeten worden teneinde officier van justitie in de gelegenheid te stellen de geneesheer-directeur met een nieuwe, actuele, bevindingen te komen.
2.3.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de advocaat dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet verklaard. Vast staat dat de termijn als bedoeld in artikel 5:16 Wvggz is overschreden, maar nu de wet hieraan geen consequenties verbindt, is geen sprake van een fatale termijn. Er is dan ook geen aanleiding de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek.
2.4.
De rechtbank is, met de advocaat, van oordeel dat de zaak dient te worden aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een nadere toelichting te geven zo nodig voorzien van actuele bevindingen van de geneesheer-directeur.
2.5.
De rechtbank merkt daarbij het volgende op. De officier van justitie heeft in zijn verzoek daterend 10 september 2020 het volgende opgenomen: “
De bevinden van de geneesheer-directeur zijn gedateerd op 30 juli 2020. Dit zou betekenen dat de medische verklaring en het zorgplan nadien zijn opgesteld. Het blijkt echter dat zowel de medische verklaring als het zorgplan wordt betrokken in de bevindingen. De officier van justitie heeft om die reden de geneesheer-directeur verzocht – indien nodig – dit nader toe te lichten op zitting.”De rechtbank is van oordeel dat dit niet de geëigende weg is. De officier van justitie is verantwoordelijk voor het indienen van een compleet dossier, voorzien van stukken die compleet zijn. Indien de officier van justitie constateert dat sprake is van ongerijmdheden in de stukken, ligt het op zijn weg om hieromtrent voor indiening van het verzoek bij de rechtbank helderheid te krijgen, dan wel zelf ter zitting te verschijnen en een toelichting te verstrekken.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om duidelijkheid te verschaffen omtrent de datum van de verklaring van de geneesheer-directeur en zo nodig dit met een actuele verklaring van de geneesheer-directeur te onderbouwen.
2.6.
Nadat de officier van justitie de bevindingen van de geneesheer-directeur heeft verstrekt, zal de rechtbank, na raadpleging van de advocaat van betrokkene, besluiten de zaak schriftelijk of eerst na het plannen van een verdere mondelinge behandeling af te doen. De rechtbank merkt daarbij op dat gelet op de fatale beslistermijn, de zaak uiterlijk op
1 oktober 2020 behandeld dient te worden. De rechtbank zal dan ook beslissen zoals hierna is omschreven.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de stukken in handen van de officier van justitie om deze in de gelegenheid te stellen zich
zo spoedig mogelijk, doch
uiterlijk 29 september 2020 te 12.00 uur, een nadere toelichting te verstrekken zoals boven omschreven;
3.2.
bepaalt dat de behandeling (schriftelijk of mondeling, te bepalen eerst na raadpleging
als mr. Staal) zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 oktober 2020 zal worden voortgezet,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2020 door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 september 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.