ECLI:NL:RBGEL:2020:5868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
C/05/374960 / KG ZA 20-301
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling na intrekking van een inbreukzaak op auteursrechten

In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de rechtbank Gelderland op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan over een proceskostenveroordeling na de intrekking van een inbreukzaak door Koninklijke Philips N.V. tegen Hesdo B.V. Philips had een verbod gevorderd tegen Hesdo voor verdere inbreuk op haar auteursrechten met betrekking tot de vormgeving van de Avent flessenwarmer. De zitting was gepland op 21 september 2020, maar Philips trok haar vordering in op 18 september 2020, omdat zij meer tijd nodig had voor onderzoek naar de houdbaarheid van haar vorderingen na het indienen van producties door Hesdo.

Na de intrekking van de zaak heeft Hesdo verzocht om een kostenveroordeling van Philips, waarbij zij de kosten begrootte op € 25.052,62. Philips heeft hiertegen verweer gevoerd, stellende dat Hesdo de kosten niet voldoende had gespecificeerd en dat de gevorderde kosten niet redelijk en evenredig waren volgens artikel 1019h van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De voorzieningenrechter oordeelde dat Hesdo de opgevoerde kosten niet voldoende had gespecificeerd, waardoor Philips zich niet adequaat kon verweren. De rechtbank heeft de kosten daarom op een gebruikelijke wijze begroot op € 1.636,00, inclusief griffierecht en salaris advocaat. De kostenveroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/374960 / KG ZA 20-301
Vonnis in kort geding van 5 oktober 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE PHILIPS N.V.,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres,
advocaten mrs. S.A. Klos en A. Ringnalda te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HESDO B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde,
advocaat mr. R.J. Veenhuysen te Maastricht-Airport.
Partijen zullen hierna Philips en Hesdo worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 14 van Philips
  • de producties 1 tot en met 3 van Hesdo
  • het bericht van intrekking van 18 september 2020 van Philips
  • de brief van 21 september 2020 met productie 4 waarin Hesdo om een kostenveroordeling van Philips vraagt
  • de brief van 23 september 2020 met bijlage 1 van Philips.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Philips heeft een dagvaarding uitgebracht waarin zij kort gezegd een verbod voor Hesdo vorderde verdere inbreuk te maken op de auteursrechten van Philips op de vormgeving van de behuizing van de Avent flessenwarmer. De zitting in deze zaak stond gepland op 21 september 2020. Vooruitlopend op haar verweer ter zitting heeft Hesdo op
17 september 2020 een drietal producties in het geding gebracht, waarop zij zich ter zitting zou gaan beroepen. Philips heeft zich naar aanleiding daarvan bij brief van
18 september 2020 op het standpunt gesteld dat zij op basis van die producties nader onderzoek moet verrichten naar de houdbaarheid van haar vorderingen, dat zij daarvoor voorafgaand aan de zitting onvoldoende tijd had en dat zij de zaak daarom introk.
2.2.
Hesdo heeft in reactie daarop bij brief van 21 september 2020 verzocht Philips te veroordelen in de volledige kosten, inclusief advocaatkosten, die Hesdo heeft moeten maken ter voorbereiding van de ingetrokken inbreukzaak. Hesdo heeft deze kosten begroot op een totaalbedrag van € 25.052,62.
2.3.
Philips heeft bij brief van 23 september 2020 verweer gevoerd en tot afwijzing van de gevorderde kostenveroordeling geconcludeerd.

3.De beoordeling van het geschil

3.1.
Vooropgesteld wordt dat dit kort geding enkel nog betrekking heeft op de proceskosten. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 3 juni 2016 (ECLI:NL:HR:2016:1087) geoordeeld dat het mogelijk is voor een gedaagde partij om, in geval een eisende partij een kort geding intrekt, alsnog een proceskostenveroordeling te vorderen zoals Hesdo in dit geval heeft gedaan. Dat geldt ook voor kort gedingen met betrekking tot het Intellectueel Eigendomsrecht.
3.2.
Ter onderbouwing van haar opgevoerde kosten heeft Hesdo vier declaraties in het geding gebracht. Daaruit kan worden afgeleid dat in totaal € 24.565,12 aan advocaatkosten zijn gefactureerd en dat medewerkers van Hesdo daarnaast zelf tot een bedrag van
€ 487,50 aan kosten hebben gemaakt. Daarmee komt het totaal op € 25.052,62. Philips is in de gelegenheid gesteld te reageren op de gevorderde kostenveroordeling. In de kern genomen komt het verweer van Philips erop neer dat Hesdo de opgevoerde kosten niet toereikend heeft gespecificeerd en dat het gevorderde totaalbedrag gelet op de stand van het kort geding op het moment van intrekking bovendien niet redelijk en evenredig is als bedoeld in artikel 1019h Rv en de billijkheid zich tegen toewijzing daarvan verzet.
3.3.
De voorzieningenrechter constateert dat Hesdo de door haar gestelde kosten niet heeft gespecificeerd, anders dan door overlegging van drie declaraties waarop slechts in zijn algemeenheid een honorarium en een bedrag aan kantoorkosten, vermeerderd met BTW, staan vermeld. Deze declaraties bevatten geen opgave van het totale aantal uren dat mr. Veenhuysen aan de voorbereiding van de zaak heeft besteed noch een specificatie van de door hem in die uren verrichte werkzaamheden en het gehanteerde (uur)tarief. Ook de kosten die door de medewerkers van Hesdo zelf zijn opgevoerd, zijn niet (nader) gespecificeerd en onderbouwd. Dit leidt ertoe dat Philips zich (inhoudelijk) niet, althans niet behoorlijk tegen de ingediende declaraties en daarmee het gevorderde totaalbedrag heeft kunnen verweren en dat niet kan worden vastgesteld of de opgevoerde kosten redelijk en evenredig zijn als bedoeld in artikel 1019h Rv. Wel is aannemelijk dat Hesdo zich (uitvoerig) op de geplande zitting van 21 september 2020 heeft voorbereid en dat in verband daarmee de nodige kosten zijn gemaakt. De te vergoeden kosten zullen daarom op de gebruikelijke wijze worden begroot (zie onder andere HR 20 december 2013, CLI:NL:HR:2013:2057) op:
  • griffierecht € 656,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.636,00

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt Philips tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Hesdo tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.636,00, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat,
4.2.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.3.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.T. Boks en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 5 oktober 2020.