ECLI:NL:RBGEL:2020:5754

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
29 oktober 2020
Zaaknummer
05/881746-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervalsen van documenten en het illegaal naar Nederland brengen van kinderen

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervalsen van documenten en het illegaal naar Nederland brengen van twee kinderen uit Indonesië. De verdachte, geboren in 1974, had samen met zijn medeverdachte, zijn Nederlandse vrouw, geprobeerd om de kinderen, die geen Nederlandse nationaliteit bezaten, naar Nederland te brengen met behulp van valse geboorteakten en laissez-passers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk gebruik had gemaakt van vervalste documenten, wat leidde tot de veroordeling tot een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank constateerde dat de verdachte de gangbare procedures voor een legale adoptie had omzeild, wat ernstige gevolgen had voor de kinderen, die in onzekerheid over hun afkomst verkeerden. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte zijn verklaringen tijdens het proces had gewijzigd en geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De rechtbank verklaarde de verdachte niet-ontvankelijk in de vervolging voor een aantal feiten, waaronder het feit dat de afstamming van de kinderen onzeker was gemaakt, omdat de inschrijving bij de gemeente Tiel niet had plaatsgevonden. De rechtbank legde de straf op met inachtneming van de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881746-14
Datum uitspraak : 27 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats 1] ,
wonende aan het [adres] ,
raadsman: mr. B.W. Newitt, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na de door de rechtbank toegewezen vorderingen wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 oktober 2009 tot en met 31 maart 2017 te Tiel en/of te Arnhem en/of Amsterdam en/of te Jakarta, in elk geval in
Nederland en/of in Indonesië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
A. geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en/of
B. geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] ) en/of
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte en/of dier mededader
A. die geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en/of
B. die geboorteakte op naam van van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
- heeft overlegd op de Nederlandse ambassade te Jakarta (ten behoeve van het aanvragen van (een) laissez passer(s)) en/of
- heeft overlegd bij de gemeente Tiel (ten behoeve van het inschrijven in het GBA) en/of
- heeft gebruikt en/of laten gebruiken in het Raadsonderzoek civiele zaken (uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem) en/of
- heeft gebruikt en/of laten gebruiken bij het "verzoekschrift verklaring voor recht: vaststellen van een met een huwelijk op één lijn te stellen relatie tussen man en moeder van kinderen c.q. vaststellen van een nauwe persoonlijke band tussen man en kinderen en/of voogdij en/of adoptie" (gericht aan de rechtbank Amsterdam)
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
A. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
en/of
B. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is die qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2010 tot en met 15 juli 2013 te Tiel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden heeft/hebben gehad twee reisdocumenten, te weten twee keer een laissez passer, op naam van [naam kind 1] en/of [naam kind 2] waarvan hij en/of zijn mededader wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die reisdocument(en) vals of vervalst was/waren, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat verdachte(n) voor de verkrijging ervan gebruik heeft/hebben gemaakt van vervalste documenten, te weten onder andere
A. geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en/of
B. geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
A. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 1]
(registratienummer [registratienummer 1] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
en/of
B. op die geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer
[registratienummer 2]
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst;
3.
hij op of omstreeks 22 september 2010 en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2010 tot en met 4 november 2010 te Düsseldorf, althans in Duitsland en/of Tiel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een ander, te weten
- NN jongen, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 1] en/of
- NN meisje, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 2]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/haar daartoe gelegenheid en/of middelen heeft verschaft,
immers heeft verdachte en/of dier mededader die NN jongen en/of dat NN meisje met behulp van valse documenten, te weten valse geboorteakte(n) en/of een met die valse geboorteakte(n) verkregen laissez passer(s) door de Nederlandse ambassade afgegeven vanuit Indonesië via Düsseldorf, Duitsland, naar Nederland gebracht, terwijl verdachte en/of dier mededader wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of doorreis wederrechtelijk was;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2010 tot en met 31 maart 2017 te Tiel en/of Arnhem en/of Utrecht en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door enige handeling opzettelijk de afstamming van (een) ander(en), te weten
- NN jongen, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 1] en/of
- NN meisje, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 2]
onzeker heeft gemaakt
immers heeft/hebben hij verdachte en/of dier mededader
- met valse geboorteakten bij de gemeente Tiel die NN jongen en/of dat NN meisje willen laten inschrijven in het GBA en/of
- zich voorgedaan als de biologische vader van die NN jongen en/of dat NN meisje en/of
- zich voorgedaan als de ouder(s) van die NN jongen en/of dat NN meisje en/of
- nadat duidelijk was dat hij niet de biologische vader is niet (onderbouwd met stukken) aan de Raad voor de Kinderbescherming en/of aan de voogden van [naam 7] en/of aan de politie en/of aan de rechtbank Amsterdam en/of aan het Openbaar Ministerie en/of aan die NN jongen en/of dat NN meisje kenbaar heeft gemaakt wie de biologische ouders zijn van de NN jongen en/of het NN meisje;
5.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 24 juli 2015 tot en met 17 mei 2017 te Tiel en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen twee, althans één buitenland(s) kind(eren), te weten:
- NN jongen, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 1] en/of
- NN meisje, door verdachte en/of dier mededader genoemd wordende [naam kind 2]
uit Indonesië, althans buiten Nederland geboren, de Nederlandse nationaliteit niet bezittende minderjarige(n) in de zin van de Nederlandse wet in Nederland heeft/hebben opgenomen met het oog op adoptie zonder dat hij, verdachte en/of zijn medeverdachte daartoe een voorafgaande schriftelijke mededeling heeft/hebben gekregen van de Minister van Justitie dat deze in beginsel voor een zodanige opneming toestemming verleent.

2.Voorvragen – de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Zowel de verdediging als het openbaar ministerie hebben zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ten aanzien van feit 5 niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat dit feit zou zijn verjaard.
De rechtbank constateert dat het onder feit 5 tenlastegelegde een overtreding betreft. In artikel 70, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat het recht op strafvordering van overtredingen vervalt na een periode van drie jaren. De tenlastegelegde pleegperiode van feit 5 eindigt op 17 mei 2017, terwijl in de periode tussen die datum en 17 mei 2020 geen daad van vervolging ten aanzien van de onderhavige overtreding is ingesteld tegen verdachte. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het recht op strafvordering van dit feit op 17 mei 2020 is verjaard. De rechtbank zal het openbaar ministerie ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk verklaren in de vervolging.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Waarover gaat deze strafzaak?
In november 2010 heeft verdachte verzocht twee kinderen, genaamd [naam kind 1] en [naam kind 2] (hierna: de kinderen), in te schrijven bij de burgerlijke stand van de gemeente Tiel, waarbij de hij de geboorteakten van de kinderen heeft afgegeven. De kinderen zouden in oktober 2009 in [geboorteplaats 2] zijn geboren en zouden van hem en van ene [naam 5] zijn, een vrouw die hij in Indonesië had leren kennen en met wie hij een huwelijk naar islamitisch voorschrift had gesloten. Hij had samen met zijn - Nederlandse – vrouw, en tevens medeverdachte [medeverdachte] , de kinderen in september 2010 naar Nederland gehaald.
De gemeenteambtenaar heeft de inschrijving geweigerd omdat het bewijs van het rechtmatig verblijf van deze kinderen in Nederland ontbrak. De betrokken gemeenteambtenaar heeft over deze zaak op 15 januari 2013 een melding gedaan bij de Vreemdelingenpolitie, die een onderzoek heeft ingesteld en verdachte heeft gehoord. Ook de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) is ingeschakeld omdat er twijfels waren over de nationaliteit en het rechtmatig verblijf van de kinderen waardoor zij mogelijk niet verzekerd waren en te zijner tijd allerlei andere problemen, zoals inschrijving op school, konden ontstaan. Ook de Raad heeft een onderzoek ingesteld en op haar verzoek is de Stichting [naam 7] benoemd tot voogd van de kinderen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft in 2014 en in 2016 naar aanleiding van de verklaringen van verdachte, een intern onderzoek ingesteld naar de gang van zaken rondom de verstrekking van de laissez-passers aan verdachte waarmee deze de kinderen naar Nederland kon meenemen. Na aanvankelijke weigering, heeft de IND inmiddels op humanitaire gronden een tijdelijke verblijfsvergunning voor de kinderen verstrekt.
Verdachte heeft in 2013 bij de rechtbank Amsterdam een verzoek ingediend om officieel te erkennen dat tussen hem en de Indonesische moeder van de kinderen een huwelijksrelatie heeft bestaan of om hem met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten. Later is dit verzoek aangevuld met een verzoek tot adoptie van de kinderen. Het Openbaar Ministerie heeft zich in deze procedure in Amsterdam gemengd met de vordering ‘betwisting van staat’ als bedoeld in artikel 1:209 Burgerlijk Wetboek. In september 2013 heeft verdachte op verzoek van [naam 7] meegewerkt aan een verwantschapsonderzoek op basis van DNA-vergelijking. Daaruit bleek dat verdachte niet de biologische vader was van de kinderen.
Hierop is het openbaar ministerie een strafrechtelijk onderzoek begonnen naar verdachte en zijn (Nederlandse) echtgenote en medeverdachte. De gegevens en rapportages van de hiervoor genoemde onderzoeken zijn merendeels aan het strafdossier toegevoegd en maken onderdeel uit van de procedure. Een en ander heeft geleid tot dagvaarding van verdachte en zijn echtgenote, waarbij beiden de volgende feiten worden tenlastegelegd:
1. Het gezamenlijk gebruik maken van de vervalste geboorteakten van beide kinderen bij
- het aanvragen van twee laissez-passers bij de ambassade in Jakarta;
- het laten inschrijven van de kinderen bij de gemeente Tiel;
- het onderzoek van de Raad voor de kinderbescherming;
- de procedure bij de rechtbank Amsterdam.
2. Het gezamenlijk voorhanden hebben van de valse laissez-passers bij het ophalen van de kinderen.
3. Het gezamenlijk ‘smokkelen’ van de kinderen, dat willen zeggen de kinderen naar Nederland brengen, wetende dat zij geen geldige documenten en verblijfsvergunning hebben om hier te zijn.
4. Het gezamenlijk ‘verduisteren van de Staat’ van de kinderen, dat wil zeggen bewust de feiten en bewijsmiddelen over de echte afkomst (hun biologische ouders) kwijtmaken of achterhouden door gebruik te maken van valse geboorteakten en net te doen alsof verdachte de vader van de kinderen is, terwijl hij dat niet is.
5. Het gezamenlijk adopteren van de kinderen uit Indonesië terwijl ze niet voldeden aan de daarvoor geldende regels.
Standpunten
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten één tot en met vier. Ten aanzien van feit 1 hebben zij vrijspraak gevraagd voor de onderdelen van de tenlastelegging die zien op het gebruik van de documenten bij de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem. Ten aanzien van het vierde feit hebben zij aangevoerd dat het willen laten inschrijven van de kinderen in de GBA van de gemeente Tiel en het niet willen vertellen waar de kinderen vandaan komen expliciete gedragingen zijn die hun afstamming onzeker maken.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de verdediging zich op het standpunt dat de rechtbank, indien zij het alternatieve scenario zou volgen, verdachte dient vrij te spreken wegens het ontbreken van opzet. Ten aanzien van het tweede feit heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat een verlopen laissez-passer niet kan worden aangemerkt als een reisdocument in de zin van artikel 231 Sr. Ten aanzien van het derde feit moet verdachte ook worden vrijgesproken omdat bij illegale interlandelijke adoptie van baby’s geen sprake is van medeplichtigheid van de ouders aan het zich verschaffen van toegang tot Nederland door de baby’s. Hiervoor zou volgens de raadsman vereist zijn dat de baby’s zelf een vorm van opzet of inbreng hebben gehad ten aanzien van het delict, en dat is moeilijk denkbaar. De verdediging heeft verzocht verdachte vrij te spreken van het vierde tenlastegelegde feit, omdat geen van de feitelijke concretiseringen uit de tenlastelegging een strafbare handeling oplevert. De verdediging heeft gesteld dat er hoogstens sprake kan zijn van een
pogingtot verduistering van staat, maar dat een dergelijke gedraging niet ten laste is gelegd.
Het bewijs [1]
De tenlastegelegde verwijten hebben grotendeels betrekking op één en hetzelfde feitencomplex. Om die reden zal de rechtbank deze verwijten gezamenlijk bespreken en een aantal vaststellingen en conclusies ten aanzien van het bewijs opnemen, waarnaar bij de beoordeling van de individuele feiten alleen nog kort zal worden verwezen. Daarbij wordt, voor zover nodig nog ingegaan op specifieke aspecten van deze feiten en de verweren die daaromtrent zijn gevoerd. De rechtbank zal beginnen met een weergave van het verhaal, zoals dat uit de verklaringen van beide verdachten naar voren komt, namelijk dat de kinderen geboren zouden zijn uit een relatie van hem met een Indonesische vrouw, althans dat hij dat dacht. Gaandeweg zal blijken dat dit verhaal van verdachten innerlijk tegenstrijdig is, dat verdachte en [medeverdachte] zichzelf en elkaar tegenspreken en bovenal dat hun verhaal op tal van onderdelen in strijd is met neutraal en objectief bewijsmateriaal.
Verdachte heeft verklaard dat hij rond het jaar 2006 in Indonesië in contact is gekomen met een vrouw, genaamd [naam 5] , met wie hij enige tijd later een islamitisch huwelijk is aangegaan. Een dergelijk huwelijk zou volgens verdachte weinig voorstellen, maar [naam 5] was niet bereid seks met hem te hebben als ze niet volgens de Islamitische voorschriften waren getrouwd In januari of februari 2009 zou verdachte gehoord hebben dat [naam 5] zwanger was, waarna enkele maanden later het bericht volgde dat het om een tweelingzwangerschap ging. Later dat jaar zou verdachte zijn vrouw, medeverdachte, [medeverdachte] hebben ingelicht over de zwangerschap. In oktober 2009 zijn verdachte en [medeverdachte] naar Indonesië gereisd. Na aankomst zou verdachte gehoord hebben dat [naam 5] was bevallen van een tweeling en dat ze vervolgens was overleden als gevolg van bloedingen. De tweeling zou bestaan uit een jongen en een meisje, die later [naam kind 1] en [naam kind 2] zijn gaan heten.
Verdachte heeft verder verklaard dat hij in 2009 naar de Nederlandse ambassade in Jakarta is gegaan om te regelen dat hij en [medeverdachte] de kinderen mee naar Nederland zouden mogen nemen. Op de ambassade bleek dat hij niet over alle papieren beschikte en daar zou hem verteld zijn dat eerst nog een rechtszaak moest plaatsvinden om zijn vaderschap vast te stellen. In 2010 was deze procedure volgens verdachte afgerond en is hij nogmaals met [medeverdachte] naar Indonesië gegaan om de kinderen op te halen. Hij heeft zich toen wederom tot de ambassade gewend. Daar zijn uiteindelijk twee laissez-passers verstrekt voor de kinderen om zo de reis naar Nederland mogelijk te maken.
Uit een e-mail van [naam 1] , medewerker Consulaire Zaken bij de Nederlandse ambassade in Jakarta, aan gemeenteambtenaar [naam gemeenteambtenaar] blijkt dat de Nederlandse ambassade in september 2010 inderdaad twee laissez-passers heeft afgegeven ten name van de kinderen. Ter verkrijging van deze documenten zijn destijds door verdachte onder meer twee geboorteakten overlegd. [2]
Uit de verklaring van de verdachte en het fotoboek met het levensverhaal van de kinderen dat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] over de kinderen hebben opgeschreven is op te maken dat zij vervolgens met de kinderen vanuit Indonesië naar Nederland zijn gereisd. [3] In de laissez-passers staat vermeld dat de documenten geldig zijn voor een reis naar Nederland, via Dubai en Düsseldorf. [4] Uit de paspoortstempels van verdachten [verdachte] en [medeverdachte] blijkt dat zij op 22 september 2010 zijn uitgereisd uit Indonesië. [5] De laissez-passers zijn op 15 juli 2013 door de Vreemdelingenpolitie ingenomen. [6]
Na aankomst in Nederland heeft verdachte [verdachte] op 4 november 2010 aangifte gedaan van eerste inschrijving van de kinderen in de GBA van de gemeente Tiel. [7] In een e-mailbericht aan consul [naam 2] schrijft gemeenteambtenaar [naam gemeenteambtenaar] dat hij een scan van de geboorteakten van de kinderen heeft bijgevoegd. [8] Daaruit blijkt dat deze akten in het bezit van [naam gemeenteambtenaar] zijn gekomen doordat verdachte [verdachte] (kopieën van) deze akten bij zijn aangifte heeft afgegeven.
Op 23 juli 2013 heeft verdachte, via zijn advocaat mr. B. Wegelin, een verzoekschrift ingediend tot ‘verklaring voor recht: vaststellen van een met een huwelijk op één lijn te stellen relatie tussen man en moeder van kinderen c.q. vaststellen van een nauwe persoonlijke band tussen man en kinderen en/of voogdij en/of adoptie’ bij de rechtbank te Amsterdam. Als bijlage (productie 4) bij dit verzoekschrift zijn de originele geboorteakten op naam van de kinderen gevoegd. [9]
Uit strafrechtelijk DNA-verwantschapsonderzoek is op 25 augustus 2015 gebleken dat verdachte [verdachte] niet de biologische vader is van de kinderen en dat verdachte [medeverdachte] evenmin de biologische moeder is. Uit dit onderzoek is verder gebleken dat de kinderen geen broer en zus van elkaar zijn. [10]
Valsheid van de documenten
Er is onderzoek ingesteld naar de authenticiteit van de door verdachte gebruikte geboorteakten van de kinderen. Allereerst heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken in samenwerking met de Indonesische advocaat Rio Sopacua nader onderzoek gedaan. Sopacua heeft in het kader daarvan de geboorteakten voorgelegd aan [Hoofd Burgerlijke Zaken] , Hoofd Burgerlijke Zaken van de gemeente Jakarta Pusat. [Hoofd Burgerlijke Zaken] heeft verklaard dat de geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] niet zijn geregistreerd in de administratie van de gemeente Jakarta Pusat. [11]
Verder heeft Sopacua verklaard dat het NIP-nummer (Indonesisch ambtenarennummer) van de heer [Hoofd Burgerlijke Zaken] , dat op de geboorteakten van de kinderen staat vermeld (te weten: [nummer 3] ), niet overeenkomt met het nummer van [Hoofd Burgerlijke Zaken] dat op de officiële website van de gemeente Jakarta Pusat staat vermeld (te weten: [nummer 2] [nummer 1] ). [12] De rechtbank constateert dat beide nummers voor wat betreft de lengte en de combinatie van getallen niet met elkaar overeenkomen. Uit het antwoord van de Indonesische autoriteiten op het rechtshulpverzoek is daarnaast gebleken dat de betreffende geboorteakten nooit zijn geregistreerd op het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta. [13]
Ook de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft onderzoek gedaan naar de geboorteakten. Hieruit is onder meer gebleken dat een fragment van de oorspronkelijke tekst door mechanische radering is verwijderd en dat met een afwijkend machineschrift de namen van verdachte en van [naam 5] zijn bij- en overgeschreven. De IND concludeert op basis van deze bevindingen met absolute zekerheid dat de geboorteakten zijn vervalst. [14] De rechtbank neemt die conclusie over.
Gedeeltelijke vrijspraken
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de geboorteakten heeft overgelegd aan de Raad voor de Kinderbescherming ten behoeve van het opstellen van een rapport. Uit het dossier blijkt dat de Raad kopieën van deze akten heeft ontvangen van de politie. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die hierop betrekking hebben.
Verder acht de rechtbank niet bewezen dat de vervalsing van de geboorteakten bestaat uit het gebruik van een afwijkend format en het gebruik van een stempel die qua maat afwijkend is.
Het enige bewijs hiervoor vloeit voort uit de bevindingen van Sopacua, die de geboorteakten van de kinderen heeft vergeleken met de geboorteakte van zijn eigen dochter. Voor deze vergelijking zijn niet de originelen, maar kopieën van de geboorteakten van de kinderen gebruikt, zodat een vergelijking van het format en de maat van de stempel niet als voldoende betrouwbaar kan worden beschouwd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onderdelen van de tenlastelegging die hierop betrekking hebben.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de geboorteakten heeft gebruikt in de periode na 23 juli 2013. Dit is de datum van het verzoekschrift voor de verklaring voor recht dat is ingediend bij de rechtbank te Amsterdam en waarbij de geboorteakten als bijlagen zijn gevoegd.
Eerste bewijsconclusie
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank het volgende bewezen:
- De geboorteakten op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] ) zijn vervalst.
- Bij beide geboorteakten bestaat de vervalsing uit de volgende feitelijkheden:
o op beide akten staat een NIP-nummer vermeld dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website van de gemeente Jakarta Pusat staat vermeld;
o de beide aktes zijn niet ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat;
o de beide aktes zijn nooit geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta.
- De beide geboorteakten zijn door verdachte in de periode van september 2009 tot en met 23 juli 2013 gebruikt op de volgende wijze:
o de akten zijn overhandigd op de Nederlandse ambassade in Jakarta ten behoeve van het aanvragen van de laissez-passers;
o de akten zijn overgelegd bij de gemeente Tiel ten behoeve van het inschrijven van de kinderen in het GBA;
o de akten zijn gebruikt bij het ‘verzoekschrift verklaring voor recht: vaststellen van een met een huwelijk op één lijn te stellen relatie tussen man en moeder van kinderen c.q. vaststellen van een nauwe persoonlijke band tussen man en kinderen en/of voogdij en/of adoptie’, gericht aan de rechtbank Amsterdam.
- De geboorteakten waren hierbij bestemd om als echt en onvervalst bewijs te dienen dat verdachte de vader van de kinderen was.
- Verdachte heeft twee laissez-passers, op naam van [naam kind 1] en [naam kind 2] , voorhanden gehad in de periode van 22 september 2013 tot en met 15 juli 2013. Verdachte heeft ter verkrijging van deze laissez-passers gebruik gemaakt van de vervalste geboorteakten.
- Verdachte heeft omstreeks 22 september 2010 een jongen en een meisje die [naam kind 1] en [naam kind 2] genoemd worden, vanuit Indonesië naar Nederland gebracht. Dit heeft hij gedaan met behulp van laissez-passers die door de Nederlandse ambassade zijn afgegeven, nadat verdachte hiertoe vervalste geboorteakten heeft overlegd.
Opzet van de verdachte
Verdachte heeft meerdere keren verklaard dat hij tot het moment waarop de uitslag van de DNA-test aan hem werd medegedeeld in de overtuiging leefde dat hij de vader van de kinderen was. Hij heeft verklaard dat hij de geboorteakten van de kinderen, de overlijdensakte van [naam 5] en het huwelijksboekje van het huwelijk tussen [naam 5] en hemzelf pas na het overlijden van [naam 5] heeft gekregen van haar broer [naam 3] . De rechtbank merkt op dat het volgen van dit alternatieve scenario zou betekenen dat niet bewezen kan worden dat verdachte wist van de valsheid van deze documenten en daarmee geen opzet zou hebben gehad op het gebruik van de vervalste geboorteakten en de op grond van deze akten verleende laissez-passers. Evenmin zou dan bewezen kunnen worden dat verdachte wist of zou moeten weten dat de toegang van de kinderen vanuit Indonesië tot Nederland wederrechtelijk was.
De rechtbank overweegt echter dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Verdachte heeft zijn verklaringen niet onderbouwd met nadere gegevens of documenten. Hij heeft daarentegen zijn verklaringen wel meerdere keren gewijzigd en hij heeft na enige tijd gezegd dat hij zich niet meer kon herinneren hoe alles precies is gegaan. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat de verschillende verklaringen van verdachte op cruciale onderdelen onderling tegenstrijdig zijn.
Zo heeft verdachte aanvankelijk verklaard dat hij in november 2008 voor het laatst seks zou hebben gehad met [naam 5] tijdens een vakantie in Indonesië (dossier, p. 1303). Als verdachte wordt geconfronteerd met het feit dat hij gelet op de stempels in zijn paspoort in die periode niet in Indonesië is geweest, wijzigt hij zijn verklaring. Hij verklaart dan dat hij omstreeks 5 december 2008 voor het laatst seks heeft gehad met [naam 5] (dossier, p. 1303). Zij verbleef volgens verdachte op dat moment voor een weekend met haar moeder in een hotel in Antwerpen. Echter, de kinderen zijn geboren op 14 oktober 2009 zodat volgens deze verklaring van verdachte de zwangerschap ruim tien maanden geduurd zou hebben. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat een zwangerschap normaal gesproken ongeveer negen maanden duurt. Zelfs als de verklaring van verdachte over het moment en de plaats waarop hij voor het laatst seks had met [naam 5] geloofwaardig zou worden geacht, dan zou verdachte uit dit tijdsverloop kunnen en moeten concluderen dat hij niet de vader van de kinderen kon zijn.
Verder valt op dat dat de verklaring van verdachte over het moment dat hij wist dat [naam 5] was overleden, namelijk pas na aankomst in 2009 in Indonesië (dossier, p. 1298), verschilt van de verklaringen van anderen van het moment dat zij van verdachte over het overlijden hadden gehoord. Zo verklaarde [medeverdachte] dat verdachte dat haar heeft verteld tijdens de tussenstop van de reis naar Indonesië in Abu Dabi. [15] Getuige [getuige] , de voormalig werkgever van verdachte, heeft verklaard dat verdachte hem voorafgaand aan de reis naar Indonesië in 2009 had gezegd dat het een familiedrama was en later begreep hij dat de moeder van de kinderen was overleden. [16]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het alternatieve scenario van verdachte ongeloofwaardig en volstrekt onaannemelijk is, zodat zij dit terzijde zal leggen en verder uit zal gaan van de eerder besproken bewijsmiddelen. Verdachte moet van meet af aan, vanaf het moment dat hij in oktober 2009 met zijn vrouw op het vliegtuig stapte naar Indonesië om de kinderen op te halen geweten hebben dat hij niet de vader van de kinderen was en dat de geboorteakten dus vervalst waren. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het gebruik van de valse geboorteakten en de op grond van deze akten verleende laissez-passers. Ook acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat de toegang van de kinderen tot Nederland wederrechtelijk was, aangezien hij wist dat hij gebruik maakte van de aldus vervalste reisdocumenten.
Medeplegen
Ten aanzien van alle feiten is tenlastegelegd dat verdachte deze feiten gepleegd zou hebben samen met zijn vrouw, medeverdachte [medeverdachte] . Het openbaar ministerie heeft daartoe ter terechtzitting aangevoerd dat de verklaringen van verdachte [medeverdachte] (over haar wetenschap omtrent het vaderschap van verdachte [verdachte] , de echtheid van de geboorteakten en de feitelijke gang van zaken voorafgaand aan de reis naar Nederland in 2010) onderling tegenstrijdig en in meerdere opzichten onaannemelijk zijn. Deze enkele constatering is echter onvoldoende om bewezen te achten dat [medeverdachte] voor de uitslag van het eerste NDA-onderzoek dat plaatsvond in september 2013 haar bekend was, wist dat verdachte [verdachte] niet de biologische vader van de kinderen was en dat de documenten op basis waarvan de laissez-passers werden verleend vals waren.
Bij gebreke hiervan kan niet worden bewezen dat [medeverdachte] een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd aan het opzettelijk plegen van de tenlastegelegde feiten door verdachte [verdachte] , mede gelet op het feit dat zij ook geen uitvoerende handelingen heeft verricht bij het doen toekomen van de vervalste bescheiden aan de betrokken instanties. De rechtbank zal verdachte [verdachte] dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
Tweede bewijsconclusie
Op grond van de hiervoor genoemde overwegingen acht de rechtbank het volgende bewezen:
- Verdachte heeft bij de eerder genoemde gelegenheden opzettelijk gebruik gemaakt van de vervalste geboorteakten.
- Verdachte wist dat de afgegeven reisdocumenten (laissez-passers) vals waren, waarbij de valsheid hierin bestond dat hij voor de verkrijging ervan gebruik heeft gemaakt van de vervalste geboorteakten.
- Verdachte wist dat dat de toegang van de kinderen vanuit Indonesië tot Nederland wederrechtelijk was, aangezien hij bewust gebruik maakte van valse reisdocumenten (laissez-passers).
Feit 1
Op basis van het voorgaande acht de rechtbank feit 1 bewezen met inachtneming van de hiervoor aangegeven vrijspraken op onderdelen.
Feit 2 nader
De raadsman heeft betoogd dat een laissez-passer niet kan worden aangemerkt als reisdocument als bedoeld in artikel 231 Wetboek van Strafrecht omdat het slechts tijdelijk geldig is en daarom niet de functie van legitimatiemiddel of identiteitsbewijs heeft.
De rechtbank zoekt bij de definiëring van het begrip ‘reisdocument’ in de zin van artikel 231 Wetboek van Strafrecht aansluiting bij hetgeen hieromtrent is bepaald in de Paspoortwet. In artikel 2, eerste lid onder f, van de Paspoortwet is bepaald dat een nooddocument wordt aangemerkt als een reisdocument. Een laissez-passer wordt bij uitstek verstrekt als nooddocument, bedoeld om de houder ervan vrije doorgang over de landsgrenzen te verstrekken, zoals een paspoort dat ook doet, en moet daarmee onder de definitie van een reisdocument moet worden geschaard. Voor een bewezenverklaring is niet vereist dat de laissez-passers gedurende de gehele tenlastegelegde periode geldig waren. De Hoge Raad heeft immers bepaald dat ook een verlopen reisdocument valt binnen de delictsomschrijving van artikel 231 Wetboek van Strafrecht (HR 12 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5866). Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verweer van de raadsman verwerpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Zoals onder de algemene paragraaf reeds is weergegeven, is niet bewezen dat sprake was van medeplegen zodat verdachte hiervan wordt vrijgesproken.
Feit 3 nader
Verwezen wordt naar de eerder opgenomen bewijsoverwegingen omtrent het door verdachte vanuit Indonesië naar Nederland brengen van de kinderen, het gebruik van de valse documenten hierbij en de wetenschap van verdachte over de wederrechtelijkheid van de toegang van de kinderen tot Nederland.
Iemand behulpzaam zijn het land binnen te komen is weliswaar
naar zijn aardeen accessoir handelen, maar is in artikel 197a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht als zelfstandige vorm van medeplichtigheid strafbaar gesteld. Een implicatie hiervan is dat – anders dan bij de medeplichtigheid op grond van artikel 48 Wetboek van Strafrecht – de strafbaarstelling van artikel 197a, eerste lid, Wetboek van Strafrecht geen eigen gronddelict behoeft. De stelling van de raadsman dat de kinderen voor een bewezenverklaring ten aanzien van de verdachten ook zelf opzet of inbreng moeten hebben gehad ten aanzien van het gronddelict vindt geen steun in de wet. De rechtbank zal dit verweer dan ook verwerpen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met uitzondering van het medeplegen.
Feit 4 nader
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van dit feit is vereist dat door een gedraging van de verdachte de afstamming van een ander onzeker is gemaakt. Deze gedraging moet ertoe geleid hebben dat de wettelijke staat van die ander niet langer zeker is. De rechtbank is van oordeel dat het enkele zich voordoen als de biologische ouders van een kind, of het niet expliciet kenbaar maken niet de biologische ouder te zijn, onvoldoende is om de staat van het betrokken kind te verduisteren.
In de tenlastelegging is slechts één gedraging omschreven die in beginsel zou kunnen leiden tot een bewezenverklaring van verduistering van staat, te weten het aanbieden van de vervalste geboorteakten van de kinderen met daarin de vermelding dat hij de vader is aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in de gemeente Tiel. De tenlastelegging vermeldt echter terecht dat verdachte daarin niet is geslaagd (‘
heeft […] willen laten inschrijven’). De gemeente Tiel heeft de door verdachte gedane aangifte tot inschrijving in het GBA immers na enige tijd buiten behandeling gesteld, waardoor inschrijving van de kinderen nooit heeft plaatsgevonden. Daarom zou de handeling zoals deze is omschreven in de tenlastelegging enkel zou kunnen leiden tot een bewezenverklaring van een
pogingtot verduistering van staat. Nu deze delictsvorm niet ten laste is gelegd, zal de rechtbank verdachte integraal vrijspreken van dit feit.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van september
2010tot en met
23 juli 2013te Tiel en
/of te Arnhem en/ofAmsterdam en
/ofte Jakarta
, in elk geval in Nederland en/of in Indonesië tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van
(een) vals(e) ofvervalst
(e
)
A. geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en
/of
B. geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
en/of
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die
/datgeschrift
(en
)(telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte
en/of diens mededader
A. die geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en
/of
B. die geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
- heeft overgelegd op de Nederlandse ambassade te Jakarta (ten behoeve van het aanvragen van
(een)laissez passer
(s
)) en
/of
- heeft overgelegd bij de gemeente Tiel (ten behoeve van het inschrijven in het GBA) en
/of
- heeft gebruikt en/of laten gebruiken in het Raadsonderzoek civiele zaken (uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming te Arnhem) en/of
- heeft gebruikt
en/of laten gebruikenbij het "verzoekschrift verklaring voor recht: vaststellen van een met een huwelijk op één lijn te stellen relatie tussen man en moeder van kinderen c.q. vaststellen van een nauwe persoonlijke band tussen man en kinderen en/of voogdij en/of adoptie" (gericht aan de rechtbank Amsterdam)
en bestaande die
valsheid ofvervalsing hierin dat
A. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
en
/of
B. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
2.
hij
op één of meer tijdstippenin of omstreeks de periode van 22 september 2010 tot en met 15 juli 2013 te Tiel, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,voorhanden heeft
/hebbengehad twee reisdocumenten, te weten twee keer een laissez passer, op naam van [naam kind 1] en
/of[naam kind 2] waarvan hij
en/of zijn mededaderwist
(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoedendat
dat/die reisdocument
(en) vals
of vervalst was/waren, bestaande de valsheid
of vervalsinghieruit dat verdachte
(n)voor de verkrijging ervan gebruik heeft
/hebbengemaakt van vervalste documenten, te weten onder andere
A. geboorteakte op naam van [naam kind 1] (registratienummer [registratienummer 1] ) en
/of
B. geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer [registratienummer 2] )
bestaande die
valsheid ofvervalsing hierin dat
A. ten aanzien van die geboorteakte op naam van [naam kind 1]
(registratienummer [registratienummer 1] )
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
en
/of
B. op die geboorteakte op naam van [naam kind 2] (registratienummer
[registratienummer 2]
- een NIP nummer (Indonesisch ambtenarennummer) vermeld staat dat qua lengte en combinatie van getallen niet overeenkomt met het nummer dat op de officiële website (http://pusat.jakarta.go.id/data-pejabat/kasudin-dukcapil/) staat van de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- een format gebruikt is dat afwijkend is en/of
- een stempel gebruikt is dat qua maat afwijkend is en/of
- niet is ingeschreven in de gemeente Jakarta Pusat en
/of
- het nooit is geregistreerd bij het Bureau van de Burgemeester van de Gemeente West Jakarta
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die
/datgeschrift
(en) (telkens) echt en onvervalst;
3.
hij
op ofomstreeks 22 september 2010
en/of op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 september 2010 tot en met 4 november 2010te Düsseldorf,
althans in Duitsland en/of Tiel, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,een ander, te weten
- NN jongen, door verdachte
en/of dier mededadergenoemd wordende [naam kind 1] en
/of
- NN meisje, door verdachte
en/of dier mededadergenoemd wordende [naam kind 2]
behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland
en,een andere lidstaat van de Europese Unie
, IJsland, Noorwegen, in elk gevaleen staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem/haar daartoe gelegenheid en
/ofmiddelen heeft verschaft,
immers heeft verdachte
en/of dier mededaderdie NN jongen en
/ofdat NN meisje met behulp van vervalste of valse documenten, te weten vervalse geboorteakte
(n
)en
/ofeen met die vervalste geboorteakte
(n
)verkregen laissez passer
(s
)door de Nederlandse ambassade afgegeven vanuit Indonesië via Düsseldorf, Duitsland, naar Nederland gebracht, terwijl verdachte
en/of dier mededaderwist
(en) of ernstige redenen had(den) te vermoedendat die toegang
of doorreiswederrechtelijk was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 2:
Een reisdocument voorhanden hebben waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals is, meermalen gepleegd;
Ten aanzien van feit 3:
Mensensmokkel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 t/m 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om in het geval van een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen en de strafoplegging te beperken tot een taakstraf en een voorwaardelijke vrijheidsstraf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de strafoplegging gelet op de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Hierbij is onder meer gelet op:
- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 28 augustus 2020 en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, ongedateerd.
De rechtbank realiseert zich dat aan deze strafzaak een voor alle betrokkenen intensief traject van vele jaren vooraf is gegaan. Niet alleen heeft het strafrechtelijk onderzoek zo’n zeven jaar geduurd, daarnaast zijn ook langdurige civielrechtelijke en bestuursrechtelijke procedures gevoerd. De implicaties daarvan - zowel juridisch als emotioneel - zullen voor verdachte, medeverdachte [medeverdachte] , betrokken hulpverleners en vooral de kinderen ingrijpend (geweest) zijn. Hetzelfde geldt voor de uitkomst van de onderhavige strafrechtelijke procedure. De rechtbank wijst er echter op dat zij zich dient te beperken tot een strafrechtelijk oordeel over het handelen van verdachte op grond van de tenlastelegging. Meer concreet betekent dit dat de rechtbank dient te bepalen welke straf voor verdachte passend is bij de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het wederrechtelijk naar Nederland brengen van twee zeer jonge kinderen uit Indonesië. Verdachte en zijn vrouw zijn niet de biologische ouders van deze kinderen. Om de reis toch mogelijk te maken heeft verdachte twee laissez-passers aangevraagd bij de Nederlandse ambassade in Jakarta en daartoe twee vervalste geboorteakten overgelegd. Met deze op valse gronden verstrekte reisdocumenten is hij vervolgens met de kinderen naar Nederland gereisd. In Nederland heeft verdachte de vervalste geboorteakten nogmaals gebruikt bij een poging om de kinderen in te laten schrijven in de GBA van de gemeente Tiel en bij een procedure bij de Rechtbank Amsterdam over de juridische verhouding tussen hem en de kinderen.
De rechtbank overweegt dat verdachte door zo te handelen heeft geprobeerd de gangbare procedures voor een legale interstatelijke adoptie te omzeilen. Deze procedures zijn in het leven geroepen om de belangen van de betrokken kinderen, de biologische ouders en de wensouders te waarborgen. Het is bekend dat een dergelijke procedure vaak veel tijd, geld en energie vergt. Dit rechtvaardigt echter op geen enkele wijze dat verdachte zijn kennelijke kinderwens op illegale wijze heeft verwezenlijkt en daaraan mogelijk de genoemde belangen – op de korte en langere termijn – van de biologische ouders en vooral de kinderen ondergeschikt heeft gemaakt.
Het gevolg van de door verdachte gepleegde feiten is dat de kinderen tot op heden in het ongewisse zijn over hun afkomst en dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat zij ook in de toekomst niet over deze informatie kunnen beschikken. De kinderen zijn hiermee aangetast in hun fundamentele grondrecht om te weten wie hun ouders zijn. Daarnaast heeft de handelwijze van verdachte ook andere, verregaande problemen opgeleverd voor de kinderen. Zo zijn zij nog steeds stateloos en heeft het lang geduurd voordat zij over een (tijdelijke) verblijfsvergunning en de benodigde verzekeringen konden beschikken. De kans is reëel dat zij ook in de toekomst nog met deze problemen zullen worden geconfronteerd, als zij bijvoorbeeld willen gaan studeren of een woning willen huren of kopen. Ook bestaat er onzekerheid over de vraag of zij na het bereiken van de meerderjarigheid in Nederland mogen blijven. De rechtbank rekent verdachte deze nadelige gevolgen voor de kinderen aan.
Ook houdt de rechtbank bij de straftoemeting rekening met de proceshouding van verdachte. Zoals overwogen heeft hij gedurende het onderzoek telkens zijn verklaringen gewijzigd en bij voortduring een verkeerde voorstelling van zaken gegeven. Hiermee heeft hij er blijk van gegeven dat hij geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedragingen.
Gelet op alles wat hiervoor is overwogen acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden in beginsel passend. De rechtbank merkt daarbij op dat zij uitgaat van een bewezenverklaring die minder feiten bevat dan de officieren van justitie in hun requisitoir hebben betoogd. De rechtbank wijkt af van de door de raadsman aangehaalde uitspraken van andere rechtscolleges, waarin goeddeels is volstaan met een taakstraf. Er is slechts een beperkt aantal uitspraken beschikbaar in zaken die gaan over illegale/informele adoptie. Bovendien laten deze zaken zich moeilijk vergelijken met de onderhavige.
De rechtbank houdt daarnaast in strafverminderende zin rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak. Op grond van artikel 6 EVRM heeft iedere verdachte recht op een berechting van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Deze termijn vangt aan op het moment dat een verdachte redelijkerwijze de verwachting kan hebben dat tegen hem een strafrechtelijke vervolging zal worden ingesteld. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een strafzaak in eerste aanleg binnen twee jaren na dat moment moet hebben geresulteerd in een eindvonnis. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn in deze zaak is aangevangen op het moment dat door de Vreemdelingenpolitie op 23 januari 2013 aan verdachte een proces-verbaal is aangezegd wegens het niet verplicht melden van twee illegale vreemdelingen (het proces-verbaal van de Vreemdelingenpolitie, p. 71 en p. 75). Sindsdien zijn bijna acht jaren verstreken. De rechtbank is van oordeel dat dit tijdsverloop niet in hoofdzaak is te wijten aan de opstelling van de verdachte en zijn raadsman. Ook de complexiteit van de zaak kan een tijdsverloop van deze omvang niet verklaren. De rechtbank ziet dan ook grond om de op te leggen gevangenisstraf met de helft terug te brengen ten opzichte van het eerder door de rechtbank gekozen uitgangspunt.
Alles afwegende acht de rechtbank in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend.
Aanvullende verzoeken van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie heeft een drietal aanvullende verzoeken gedaan.
Het eerste verzoek houdt in dat de rechtbank ervoor zorgt dat het strafdossier in deze zaak langer dan gebruikelijk wordt bewaard in het archief. Strafdossiers worden bewaard volgens de daarop toepasselijke wettelijke regeling, waaronder de Archiefwet en uitvoeringsregels. De rechtbank ziet geen wettelijke basis om van deze regels af te wijken, nog afgezien van de omstandigheid dat op dit moment niet duidelijk is of de rechtbank de instantie wordt die het dossier bewaart, of het gerechtshof, indien hoger beroep wordt ingesteld. Het verzoek wordt afgewezen.
Het tweede verzoek ziet erop dat de rechtbank in het vonnis zou moeten opnemen dat het openbaar ministerie ervoor heeft gezorgd dat de belangrijkste onderdelen van het dossier reeds zijn veiliggesteld in een kluis bij notariskantoor [naam 6] te Arnhem. De rechtbank constateert dat door het enkele noemen van dit verzoek in het vonnis al aan het verzoek is voldaan.
Het derde verzoek ziet erop dat het vonnis in deze zaak zal worden gepubliceerd op de website van de Rechtspraak. De rechtbank merkt slechts op dat vonnissen van enig maatschappelijk of juridisch belang, zoals ook het onderhavige, altijd worden gepubliceerd.
Overwegingen ten aanzien van het beslag
Ter terechtzitting is gebleken dat op de volgende voorwerpen van de beslaglijst nog steeds beslag rust en nog geen beslissing tot teruggave is gegeven:
2 Huwelijksboekje [verdachte] - [naam 5] ;
5 Overlijdensakte [naam 5] ;
6 Twee deels ingevulde GBA-aangiftes op naam van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
8 en 9 Twee laissez-passers op naam van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
10 en 11 Kopieën van de geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
15 Vertaling overlijdensakte [naam 5] ;
16 en 17 Vertalingen van de geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
18 en 19 Originele geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] ;
20 Afschrift huwelijksakte [verdachte] - [medeverdachte] ;
22 Gelegaliseerde kopie van overlijdensakte [naam 5] .
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de voorwerpen met nummers 2, 6, 8-11, 15-20 en 22 onttrokken dienen te worden aan het verkeer en dat het voorwerp met nummer 5 verbeurd dient te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen met de nummers 2, 5, 6, 8, 9, 10, 11, 15, 16, 17, 18, 19 en 22 onttrokken dienen te worden aan het verkeer. Uit het dossier is naar voren gekomen dat dit valse, vervalste, dan wel inhoudelijk niet juiste (afschriften van) documenten zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan dan wel met behulp van welke de feiten zijn begaan of voorbereid. Het ongecontroleerde bezit van deze documenten is in strijd met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat niet valt in te zien waarom nummer 20, het afschrift van de huwelijksakte van [verdachte] en [medeverdachte] , aan het verkeer zou moeten worden onttrokken of verbeurd zou moeten worden verklaard. Dit afschrift heeft immers in het geheel niets te maken met de onderhavige strafbare feiten. De rechtbank zal dan ook beslissen dat dit goed wordt teruggegeven aan de veroordeelde.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 57, 63, 197a, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart de
officier van justitie niet-ontvankelijkin de strafvervolging ten aanzien van
feit 5;

spreekt verdachte vrijvan het onder
feit 4tenlastegelegde;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

veroordeelt verdachtewegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beslissing ten aanzien van het beslag:

onttrekt aan het verkeerde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
o huwelijksboekje [verdachte] - [naam 5] (voorwerpnummer 2);
o overlijdensakte [naam 5] (voorwerpnummer 5);
o twee deels ingevulde GBA-aangiftes op naam van [naam kind 1] en [naam kind 2] (voorwerpnummer 6);
o twee laissez-passers op naam van [naam kind 1] en [naam kind 2] (voorwerpnummers 8 en 9);
o kopieën van de geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] (voorwerpnummers 10 en 11);
o vertaling van de overlijdensakte van [naam 5] (voorwerpnummer 15);
o vertalingen van de geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] (voorwerpnummers 16 en 17);
o originele geboorteakten van [naam kind 1] en [naam kind 2] (voorwerpnummers 18 en 19);
o gelegaliseerde kopie van overlijdensakte [naam 5] (voorwerpnummer 22);

gelast de teruggavevan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de veroordeelde, te weten:
o afschrift huwelijksakte [verdachte] - [medeverdachte] (voorwerpnummer 20).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Wasmann, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.W. Elbersen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 oktober 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, team Migratiecriminaliteit en Mensenhandel, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20160922, gesloten op 23 september 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.E-mail van mevrouw [naam 1] van 8 november 2010, p. 71.
3.De verklaring van verdachte, p. 1294-1295, scan van het fotoboekje, p. 1274.
4.Twee scans van beide laissez-passers, p. 131-134.
5.Twee scans van beide paspoorten, p. 151-158.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129.
7.Twee inlichtingenformulieren betreffende [naam kind 2] resp. [naam kind 1] , p. 59-64, brief van [naam 4] (coördinator Burgerzaken bij gemeente Tiel) aan [verdachte] van 14 december 2010, p.54.
8.E-mail van [naam gemeenteambtenaar] van 5 november 2010, p. 69.
9.Verzoekschrift met bijlagen van 23 juli 2013, p. 122, 128 en 139-146.
10.NFI rapport van augustus 2015 inzake DNA verwantschapsonderzoek, p. 958.
11.Onderzoeksrapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 10 november 2014, p. 195.
12.Onderzoeksrapport van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 10 november 2014, p. 191.
13.Brief van het Indonesische ministerie van Buitenlandse Zaken van 28 juli 2017 met vertaling, p. 2034.
14.Onderzoeksrapport van de IND van 27 oktober 2015, p. 273.
15.Proces-verbaal van verhoor van R. [medeverdachte] , p. 1356.
16.Proces-verbaal van verhoor van [getuige] , p.1150.