ECLI:NL:RBGEL:2020:5649

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
23 oktober 2020
Zaaknummer
05.114069.19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met drie minderjarige nichtjes. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 8 oktober 2020. De tenlastelegging omvatte verschillende ontuchtige handelingen gepleegd in de periode van 2009 tot en met 2014, waarbij de slachtoffers minderjarig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 24 december 2011 tot en met 24 september 2012 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt. Daarnaast heeft de rechtbank bewezen verklaard dat de verdachte in de periode van 17 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 2], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte op 11 augustus 2014 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 3], die toen ook nog minderjarig was. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers als consistent en gedetailleerd beoordeeld, en heeft de verdachte in zijn verklaringen grotendeels gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige feiten die de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers hebben aangetast. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 364 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten, en heeft besloten tot een straf die de ernst van de feiten uitdrukt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05.114069.19
Datum uitspraak : 22 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1959 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsvrouw: mr. H. de Kroon, advocaat te Hilversum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 8 oktober 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 december 2009 tot en met 24 september 2012 te Voorst, Apeldoorn, Maasbree, Broek op Langedijk en/of elders in Nederland, in elk geval telkens in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij die [slachtoffer 1] over en/of onder de kleding bij de borsten en/of de billen en/of buik betast en/of die [slachtoffer 1] bewogen zijn geslachtsdeel over de kleding te betasten;
2. hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 in Italië en/of Frankrijk, met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door
- haar over en/of onder de kleding bij de billen te betasten en/of
- haar onder de kleding bij de vagina te betasten en/of
- haar bij de clitoris en/of (daarbij) tussen schaamlippen te betasten en/of
- haar te bewegen zijn geslachtsdeel te betasten en/of hem af te trekken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 in Italië en/of Frankrijk, met de aan zijn zorg, opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij
- haar over en/of onder de kleding bij de billen betast en/of
- haar onder de kleding bij de vagina betast en/of
- haar bij de clitoris en/of over de schaamlippen betast en/of
- haar bewogen zijn geslachtsdeel te betasten en/of hem af te trekken;
3. hij op of omstreeks 11 augustus 2014 te Gendringen, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1999, die die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij
die [slachtoffer 3] over en/of onder de kleding bij de borsten betast.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat al het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Met betrekking tot de onder feit 1 ten laste gelegde pleegperiode heeft de officier van justitie gesteld dat uitgegaan kan worden van de verklaringen van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). Daarnaast wordt de begindatum ondersteund door de omstandigheid dat [slachtoffer 1] vanaf 2010 diverse psychische problemen heeft gekregen. Ook past de leeftijd van [slachtoffer 1] bij het begin van de ontuchtige handelingen in 2009 bij de door verdachte verklaarde seksuele voorkeur, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat ten aanzien van feit 1 slechts bewezen kan worden dat verdachte ontuchtige handelingen heeft verricht in de periode vanaf kerst 2011 tot en met kerst 2012. Ten aanzien van feit 2 kan het ten laste gelegde seksueel binnendringen niet worden bewezen, aldus de verdediging. Voor het overige heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
[slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, heeft verklaard dat verdachte haar op meerdere momenten heeft betast (onder andere) op en onder haar kleding bij haar borsten. [2] Verdachte heeft bekend tijdens meerdere gebeurtenissen seksuele handelingen te hebben verricht bij [slachtoffer 1] . Zo heeft hij verklaard dat hij de borsten van [slachtoffer 1] heeft betast. De eerste keer dat dergelijke handelingen plaatsvonden was tijdens kerst 2011 bij hem thuis in Voorst, aldus verdachte. [3]
De eerste herinneringen van [slachtoffer 1] over seksuele handelingen door verdachte waren van een kerstperiode waarbij zij een wandeling heeft gemaakt met familie, waaronder verdachte. [slachtoffer 1] vermoedde dat deze gebeurtenissen in 2009 plaatsvonden.
Verdachte heeft deze handelingen grotendeels bevestigd, maar volgens hem was dit niet de eerste keer dat hij [slachtoffer 1] heeft betast en vonden deze handelingen plaats in december 2012. Dit heeft hij onderbouwd door te verwijzen naar een foto (p. 94) genomen tijdens de bewuste kerstviering, waarop [slachtoffer 1] te zien zou zijn in een voor verdachte kenmerkend jurkje. Deze foto is op 24 december 2012 genomen. Gezien deze onderbouwing zal de rechtbank verdachte in zijn verklaring over de eerste keer dat dergelijke handelingen plaatsvonden volgen. Daarbij wordt betrokken dat [slachtoffer 1] en haar moeder zich in hun verklaringen baseren op vermoedens en aangeven de beginperiode niet zeker te weten.
Het betasten van de borsten van zijn minderjarige nichtje is onmiskenbaar ontuchtig van aard. De rechtbank zal bewezen verklaren dat verdachte in de periode van 24 december 2011 tot en met 24 september 2012 ontuchtige handelingen heeft verricht bij [slachtoffer 1] . De overige seksuele handelingen waarover is verklaard en die door verdachte zijn bekend, vallen buiten de ten laste gelegde periode, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), geboren op [geboortedag 3] 1994, was in de periode van 17 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 met verdachte en zijn vrouw op vakantie in Italië en Frankrijk. Aldaar heeft verdachte [slachtoffer 2] over en onder haar kleding betast aan haar billen en vagina. Ook heeft hij de hand van [slachtoffer 2] tegen zijn penis gehouden waarbij [slachtoffer 2] zijn penis streelde. [4]
Verder heeft [slachtoffer 2] verklaard dat verdachte haar bij die handelingen vingerde. Hij zat met zijn vingers aan haar clitoris en aan haar schaamlippen. [5] Er bestaat geen aanleiding voor twijfel aan de verklaringen van [slachtoffer 2] . Ze heeft gedetailleerd en consistent verklaard. Daarbij worden haar verklaringen (grotendeels) bevestigd door verdachte. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de schaamlippen van [slachtoffer 2] heeft gestreeld, waarbij hij een paar keer op en neer heeft bewogen en waarbij hij had gemerkt dat ze vochtig was. [6]
Gelet op de verklaringen dat verdachte [slachtoffer 2] vingerde, daarbij haar clitoris heeft geraakt en daarbij vocht heeft opgemerkt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [slachtoffer 2] tevens tussen haar schaamlippen moet hebben betast. Er is dan ook sprake van het seksueel binnendringen zoals ten laste gelegd. Dat [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte niet met zijn vingers in haar vagina is geweest, maakt niet dat geen sprake is van seksueel binnendringen. Het begrip ‘seksueel binnendringen’ kent een eigen juridische betekenis en kan verdergaan dan wat in het normale spraakgebruik onder binnendringen wordt verstaan. Ook een aanraking tussen de schaamlippen en waarbij de clitoris is aangeraakt kan worden aangemerkt als seksueel binnendringen zoals bedoeld in artikel 245 Wetboek van Strafrecht. Vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 18 mei 2010 met vindplaats ECLI:NL:HR:2010:BK6910.
De hiervoor omschreven handelingen bij het op dat moment aan zijn zorg toevertrouwde nichtje dat de leeftijd van 16 jaar nog niet had bereikt, zijn onmiskenbaar ontuchtig van aard. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring.
Ten aanzien van feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 43 en 44;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 oktober 2020.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1. hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 24 december 2011 tot en met 24 september 2012 te Voorst
, Apeldoorn, Maasbree, Broek op Langedijk en/of elders in Nederland, in elk geval telkens in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedag 2] 1996, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij die [slachtoffer 1] over en
/ofonder de kleding bij de borsten
en/of de billen en/of buikbetast
en/of die [slachtoffer 1] bewogen zijn geslachtsdeel over de kleding te betasten;
2. hij op
een of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 17 juli 2009 tot en met 27 juli 2009 in Italië en/of Frankrijk, met de aan zijn zorg
, opleiding en/of waakzaamheidtoevertrouwde [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedag 3] 1994, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , door
- haar over en
/ofonder de kleding bij de billen te betasten en
/of
- haar onder de kleding bij de vagina te betasten en
/of
- haar bij de clitoris en
/of(daarbij) tussen schaamlippen te betasten en
/of
- haar te bewegen zijn geslachtsdeel te betasten en/of hem af te trekken;
3. hij op
of omstreeks11 augustus 2014 te Gendringen,
in elk geval in Nederland,met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedag 4] 1999, die die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft hij
die Angenent
over en/ofonder de kleding bij de borsten betast.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1 en 3, telkens:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
ten aanzien van feit 2:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige het feit begaat tegen een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij dient de meldplicht te worden opgelegd als bijzondere voorwaarde.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor een schuldigverklaring zonder straf, dan wel voor aanzienlijke matiging van de door de officier van justitie gevorderde straf.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het misbruiken van drie nichtjes. Hiermee heeft hij hun lichamelijke en geestelijke integriteit ernstig aangetast. Beschreven is dat vóór het handelen van verdachte de familieband hecht was en de nichtjes een goede band hadden met verdachte. Een van de nichtjes was zelfs aan zijn zorg toevertrouwd tijdens een vakantie in het buitenland. Van deze band en dit vertrouwen heeft verdachte groot misbruik gemaakt, enkel ter bevrediging van zijn eigen behoeften.
Bij slachtoffers van dergelijke delicten kunnen lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname in de samenleving in hoge mate worden belemmerd. Daarnaast kan seksueel misbruik – zoals verdachte als afgestudeerde kinder- en jeugdpsycholoog als geen ander had kunnen weten – een gezonde seksuele ontwikkeling in de weg staan.
De reclassering heeft de kans op recidive door verdachte ingeschat als laag en vindt verdere interventie of toezicht niet nodig. Dit advies wordt overgenomen.
Verdachte heeft grensoverschrijdend gehandeld en verdient hiervoor een straf. Meer dan de officier van justitie zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheid dat verdachte zich op eigen initiatief voor langere tijd heeft laten en nog steeds laat behandelen, en met het tijdsverloop sinds het gereedkomen van het strafdossier. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte, zoals blijkt uit het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 8 september 2020, niet eerder voor een misdrijf is veroordeeld.
Alles afwegende kiest de rechtbank, ondanks de ernst van de feiten, voor een taakstraf als strafmodaliteit. Dat is wel de maximale taakstraf om de ernst van de feiten uit te drukken. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 365 dagen waarvan 364 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Het onvoorwaardelijk deel is omdat de rechtbank acht heeft geslagen op het taakstrafverbod. Het voorwaardelijk deel is om de ernst van het feit uit te drukken.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 245,247 en 248 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 364 (driehonderdvierenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens het voor het einde van de proeftijd, die op twee jaren wordt bepaald, niet nakomen van de voorwaarde dat verdachte zich niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt verdachte ook tot een
Dit vonnis is gewezen door mr. E.H.T. Rademaker, voorzitter, mr. D.S.M. Bak en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 oktober 2020. Mr. Aalders is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam] van de politie Oost-Nederland, dienst regionale recherche, opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0600-2018399180, gesloten op 8 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , p. 20.
3.Verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2020.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 32, proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 83, en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 8 oktober 2020.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , p. 32 en 33.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 84.