ECLI:NL:RBGEL:2020:5271

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
4 september 2020
Publicatiedatum
6 oktober 2020
Zaaknummer
C/05/373320 / ZJ RK 20-743
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling in familiezaken met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland op 4 september 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van Jeugdbescherming Gelderland (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ouders van de kinderen, de moeder en de vader, zijn beiden belast met het ouderlijk gezag. De kinderen wonen bij de vader en hebben geen contact met de moeder. De GI heeft verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat de voortgang van de ondertoezichtstelling moeizaam verloopt door wisselingen van gezinsvoogden en de coronamaatregelen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de kinderen, de ouders en een vertegenwoordigster van de GI zijn gehoord.

Tijdens de mondelinge behandeling hebben zowel de kinderen als de ouders aangegeven dat zij geen verlenging van de ondertoezichtstelling wensen. De moeder voelt zich moe van de strijd en twijfelt aan de toegevoegde waarde van de verlenging, terwijl de vader rust in de thuissituatie wil. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling niet goed heeft gefunctioneerd en dat er geen dringende zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. Daarom heeft de kinderrechter het verzoek van de GI afgewezen, met de opmerking dat beide ouders wettelijke verplichtingen hebben om elkaar te informeren over de kinderen.

De kinderrechter heeft de hoop uitgesproken dat er in de toekomst weer contact tussen de kinderen en de moeder mogelijk zal zijn, maar op dit moment is er geen rechtvaardiging voor verlenging van de ondertoezichtstelling. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/373320 / ZJ RK 20-743
Datum uitspraak: 4 september 2020

beschikking verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van
de gecertificeerde instelling,
Jeugdbescherming Gelderland,
hierna te noemen de GI,
locatie Zutphen,
betreffende:
  • [minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2004 te [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
  • [minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2007 te [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
-
[moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
-
[vader], hierna te noemen de vader,
wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de verzoeken met bijlagen van de GI van 8 juli 2020, ingekomen bij de griffie op
10 juli 2020.
Op 27 augustus 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die apart zijn gehoord,
  • de moeder,
  • de vader,
  • een vertegenwoordigster van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de vader.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 2020 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 6 september 2020.

Het verzoek

De GI heeft verzocht:
  • op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen met zes maanden;
  • de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de GI onder meer het volgende naar voren gebracht. De voortgang van de ondertoezichtstelling verloopt zeer moeizaam. Er zijn veel wisselingen van gezinsvoogd geweest, waarvan de laatste wisseling in juni 2020 heeft plaatsgevonden. Mede door uitval van de vorige gezinsvoogd en de coronamaatregelen die van toepassing waren (en nog steeds zijn), is er onvoldoende tegemoetgekomen aan de doelen die in het kader van de ondertoezichtstelling zijn opgesteld. De GI heeft zich daar onvoldoende voor ingezet. De kinderen hebben nog steeds geen contact met de moeder. Daarnaast blijven de problemen tussen de ouders bestaan. Zij wantrouwen elkaar en zij communiceren nauwelijks met elkaar. De impasse is niet doorbroken, waardoor de ontwikkeling van de kinderen wordt geschaad. Eind juni 2020 is het hulpverleningstraject bij [instelling] opgestart. Bij [instelling] wordt onderzocht welke vorm van hulpverlening het meest passend is voor de ouders. De kans is groot dat de ouders de hulpverlening vanuit [instelling] niet zullen toelaten als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd. De vader wil rust in de thuissituatie en de moeder ziet er geen heil in. Verlenging van de ondertoezichtstelling is daarom gewenst.

Het standpunt van de kinderen en de belanghebbenden

[minderjarige 1] en [minderjarige 2]
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben tijdens mondelinge behandeling aangegeven dat zij verlenging van de ondertoezichtstelling niet nodig vinden.
De moeder
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat zij niet weet of verlenging van de ondertoezichtstelling van toegevoegde waarde zal zijn. Het voelt voor haar heel dubbel. Zij wil haar kinderen graag zien, maar zij is moe van de strijd.
De vader
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat verlenging van de ondertoezichtstelling geen zin heeft. De vader is moe van de strijd en de inzet van hulpverlening. Hij wil rust. Hij begrijpt dat de moeder graag contact met de kinderen wil. Hij hoopt dat de kinderen contact met de moeder zullen zoeken als zij rust ervaren. De vader heeft aangegeven dat de moeder hem altijd om informatie over de kinderen mag vragen. De moeder heeft dat echter al lang niet meer gedaan.

De beoordeling

De kinderrechter is op grond van de stukken en de mondelinge behandeling van oordeel dat het verzoek van de GI moet worden afgewezen, nu niet langer is voldaan aan de grond bedoeld in artikel 1:255, lid 1, van het BW.
De kinderrechter overweegt als volgt. Zowel de ouders als de GI zijn het erover eens dat de ondertoezichtstelling van meet af aan niet goed uit de verf is gekomen. Aan de ene kant is het de ouders onvoldoende gelukt om nader tot elkaar te komen als ouders van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en op een constructieve manier met elkaar te communiceren. Aan de andere kant heeft de uitvoering van de ondertoezichtstelling te wensen overgelaten, waarvoor de huidige gezinsvoogd haar excuses heeft aangeboden. De kinderrechter betreurt deze constatering. Desondanks is gebleken dat de kinderen zich naar behoren ontwikkelen. De kinderen hebben echter nog steeds geen contact met de moeder. De moeder accepteert die situatie, maar zij zou dit graag anders zou zien. Hoewel dit zorgelijk is, ziet de kinderrechter dat het afdwingen van contact tussen de kinderen en de moeder, mede gelet op de hulpverlenings-voorgeschiedenis, geen goed zal doen. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat op termijn dit contact wel mogelijk is. Gelet op de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat er thans geen dusdanige zorgen over de kinderen zijn die maken dat verlenging van de ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter zal het verzoek van de GI dan ook afwijzen.
De kinderrechter merkt tot slot op dat de ouders, die beiden met het gezag over de kinderen zijn belast, over en weer wettelijke verplichtingen hebben. Zo is de vader verplicht om de moeder te informeren over het wel en wee van de kinderen en is de moeder op haar beurt verplicht om te informeren naar de kinderen. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de moeder in ieder geval één keer per twee maanden een mail wil sturen over hoe het met de kinderen gaat en wat zij zoal ondernemen. De kinderrechter gaat ervan uit dat beide ouders aan hun verplichtingen zullen voldoen.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, kinderrechter, in tegenwoordigheid van R.A. Ramkhewan als griffier en in het openbaar uitgesproken op
4 september 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.