ECLI:NL:RBGEL:2020:5208

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
05.148603.20
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke brandstichting in een opvanglocatie voor mensen met een beperking

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 58-jarige vrouw die beschuldigd werd van opzettelijke brandstichting. De verdachte stak op 4 juni 2020 in haar kamer bij GGNet in Warnsveld brand met hooi, wat leidde tot een gevaarlijke situatie voor de andere bewoners van het pand. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand heeft gesticht, wat levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen met zich meebracht. De officier van justitie stelde dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor levensgevaar. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte, het aansteken van hooi in een gebarricadeerde ruimte, een voorzienbaar gevaar opleverde voor de bewoners van het gebouw. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan opzettelijke brandstichting en legde een gevangenisstraf op, waarbij rekening werd gehouden met haar psychische toestand en de noodzaak voor behandeling en begeleiding. De rechtbank volgde de adviezen van de psychiater en de reclassering en legde bijzondere voorwaarden op aan de verdachte, waaronder behandeling en begeleiding in een forensische zorginstelling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05.148603.20
Datum uitspraak : 1 oktober 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats] , wonende te [adres] .
Raadsman: mr. C.W.J. de Bont, advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 17 september 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 4 juni 2020 te Warnsveld, gemeente Zutphen (in een kamer van een pand (van GGNet) op/aan de Vordenseweg 12) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een douchegordijn, althans met een brandbare stof ten gevolge waarvan dat douchegordijn en/of de douche geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk
geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor alle in dat pand zich bevindende roerende zaken, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor alle in dat pand zich bevindende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor alle in dat pand zich bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat door het handelen van verdachte, het aansteken van hooi in de douche, levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor alle in dat pand zich bevindende personen, zou zijn ontstaan. Wel kan worden bewezen dat het handelen gevaar voor goederen heeft opgeleverd.
Beoordeling door de rechtbank
In de nacht van 4 op 5 juni 2020 heeft verdachte in het douchegedeelte van haar kamer bij GGNet (aan de Vordenseweg 12 in Warnsveld), een opvanglocatie voor mensen met een beperking, een hoeveelheid hooi in brand gestoken. Verdachte was op die momenten boos en wilde dat het brandalarm af zou gaan. [2]
Bij het openen van de (door verdachte gebarricadeerde) deur van de kamer kwam heel veel rook de kamer uit waarna binnen een paar seconden de afdeling vol met rook stond. De rook verspreidde zich zodanig snel dat iedereen de afdeling moest verlaten. De officier van dienst van de brandweer gaf aan dat er een hoge concentratie CO² gehalte werd waargenomen. Iedereen werd om die reden verplicht naar buiten gestuurd. De BHV'ers evacueerden het hele gebouw dat 3 verdiepingen hoog is. [3] Aan beide zijden naast en boven de kamer van verdachte woonden cliënten. [4]
In die doucheruimte waren meerdere goederen aanwezig, waaronder stapels handdoeken, twee plastic tassen met kleding en een kunststof douchegordijn. Door de hitte van de brand was het douchegordijn deels gesmolten. In de coat laag op de betonvloer van de doucheruimte was een beschadiging van ongeveer 90 bij 80 cm groot. [5]
Uit het handelen van verdachte, het aansteken van een klaargezet stapeltje hooi in een ruimte waar meerdere goederen aanwezig waren om het brandalarm af te laten gaan, blijkt het opzet op de brandstichting. Het aansteken van dit hooi in een gebarricadeerde ruimte in de nachtelijke uren in een gebouw waar mensen met een beperking wonen, levert naar algemene ervaringsregels een voorzienbaar gevaar op voor goederen en voor levens of het lichaam van anderen. In een dergelijke geval is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet vereist dat verdachte zelf dat gevaar heeft voorzien (zie onder meer: ECLI:NL:HR:2012:BW4230).
Naar het oordeel van de rechtbank was in dit geval ook daadwerkelijk sprake van gevaar voor de levens van anderen dan wel voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen. Dit nu door de brandweer een zodanige hoge concentratie CO² gehalte is waargenomen, dat het gehele gebouw ontruimd moest worden. Daarbij is van belang dat in het gebouw mensen met een beperking woonachtig waren. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
zij
op ofomstreeks 4 juni 2020 te Warnsveld, gemeente Zutphen (in een kamer van een pand (van GGNet) op/aan de Vordenseweg 12) opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen
met een douchegordijn, althansmet een brandbare stof ten gevolge waarvan een douchegordijn
en/of de douche geheel ofgedeeltelijk is
/zijnverbrand,
in elk
geval brand is ontstaan,en daarvan gemeen gevaar voor alle in dat pand zich bevindende roerende zaken, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
/of levensgevaar voor alle in dat pand zich bevindende personen, in elk gevallevensgevaar voor
een ander ofanderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor alle in dat pand zich bevindende personen, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letselvoor een ander of anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 16 dagen en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 20 maanden met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van vijf jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijke brandstichting. Daarmee heeft zij zichzelf en anderen in hun woning in gevaar gebracht. Zij moesten in de nacht uit hun woningen worden ontruimd. Door het tijdig ingrijpen door de begeleiding bij GGNet en door de brandweer zijn grotere gevolgen voorkomen. Dergelijke feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf. Uit haar strafblad blijkt dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit, wel is zij in 2017 veroordeeld voor vernieling.
Psychiater C.J.F. Kemperman heeft in het rapport van psychiatrisch onderzoek d.d. 20 augustus 2020 beschreven dat bij verdachte sprake was van een schizo-affectieve stoornis, een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, paranoïde, schizotypische en borderline trekken en een verstandelijke beperking. Geadviseerd is het tenlastegelegde haar in verminderde mate aan te rekenen. Gelet op de forse sociaal-emotionele en intellectuele beperkingen bij deze vrouw, die afhankelijk is van anderen en zich nog nooit alleen heeft weten te redden, is (blijvende) behandeling en begeleiding noodzakelijk. Betrokkene en haar behandelaar werken toe naar een
beschermde woonvorm met 7x24 uurszorg. De psychiater adviseert om voort te gaan met de huidige behandeling en begeleiding en dit op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel onder eventueel een verplicht reclasseringstoezicht.
Ook de reclassering heeft in het advies van 2 september 2020 geadviseerd het huidige klinische traject binnen FPA De Boog voort te zetten. Daarbij zou een lange proeftijd (vijf jaar) met een groot voorwaardelijk strafdeel verdachte de mogelijkheid geven haar huidige behandeling te continueren en haar tegelijkertijd een dwingend kader bieden om dit ook op de lange termijn vol te houden.
De rechtbank neemt de adviezen van de psychiater en de reclassering over. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en zal aan het forse voorwaardelijke deel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering.
Ten aanzien van de duur van de proeftijd overweegt de rechtbank als volgt. De psychiater heeft aan de ene kant op klinische gronden een laag recidiverisico ingeschat. Aan de andere kant is erop gewezen dat verdachte vanwege haar verstandelijke beperking en persoonlijkheidsproblematiek met impulsiviteit en beperkte coping mogelijkheden wel kwetsbaar is waarbij zij bij frustraties en stress impulsief kan handelen zonder de gevolgen goed te kunnen overzien en daarbij ook de grenzen van het toelaatbare overgaat. Ook de reclassering heeft het recidiverisico laag ingeschat inde huidige situatie, waarin verdachte de noodzakelijke, gewenste behandeling en begeleiding in een forensische GGZ-instelling ontvangt en in
een gestructureerde omgeving verblijft. Een forensisch kader met toezicht en een fors voorwaardelijk strafdeel, wordt wel als noodzakelijk gezien om verdachte ook op de langere termijn aan behandeling te kunnen binden en daarmee het risico op onttrekking in te perken.
Gelet hierop dient er ernstig rekening te worden gehouden dat verdachte, bij uitblijven van de juiste behandeling en begeleiding, wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank zal daarom een proeftijd van vijf jaren opleggen.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 617 (zeshonderdzeventien) dagen
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
600 (zeshonderd) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op vijf jaren wordt bepaald;
de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • stelt als voorwaarde dat veroordeelde medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich uiterlijk binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland, gevestigd aan de Houtwal 16a te Zutphen, en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
  • zal verblijven in de FPA de Boog te Warnsveld, voor zover en zolang de reclassering zulks nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van een forensisch zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra dit geïndiceerd is door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
  • verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra dit geïndiceerd is door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
 geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis
Dit vonnis is gewezen door mr. D.S.M. Bak, voorzitter, mr. E.H.T. Rademaker en
mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Aalders, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 oktober 2020.
Mr. Ritzer is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal met nummer: PL0600-2020254938, gesloten op 6 juni 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 3 en verklaringen van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 september 2020.
3.Proces-verbaal van aanhouding, p. 20
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 17.
5.Aanvullende proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, proces-verbaalnummer PL0600-2020254938-13, blad 2.