ECLI:NL:RBGEL:2020:5162

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
C/05/376217 / FZ RK 20-2463
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 1 oktober 2020 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de zorgmachtiging toegewezen naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie. Betrokkene, die lijdt aan een paranoïde waanstoornis, heeft geen inzicht in zijn ziekte en onderkent niet dat hij baat heeft bij medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak overwogen, waaronder het gedrag van betrokkene dat leidt tot ernstig nadeel, zoals verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de voorgestelde verplichte zorg evenredig en effectief is, en dat de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden wordt verleend. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door rechter A.L.M. Steinebach-de Wit, met de griffier L. Stoevenbelt aanwezig. De beschikking is vastgesteld op dezelfde datum.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/376217 / FZ RK 20-2463
Datum mondelinge uitspraak: 1 oktober 2020
Beschikking machtiging tot het verlenen van verplichte zorg Wvggz
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.

1.Het verdere procesverloop

1.1.
Het verdere procesverloop blijkt uit:
  • de (tussen)beschikking van deze rechtbank van 25 september 2020;
  • het e-mailbericht met bijlage van de officier van justitie van 29 september 2020;
  • de brief van mr. Staal van 29 september 2020.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De rechtbank neemt over hetgeen in de (tussen)beschikking van 25 september 2020 is overwogen en beslist en volhardt daarin.
2.2.
In voormelde (tussen)beschikking heeft de rechtbank de zaak aangehouden teneinde de officier van justitie de gelegenheid te geven om duidelijkheid te verschaffen omtrent de datum van de verklaring van de geneesheer-directeur en dit zo nodig met een actuele verklaring van de geneesheer-directeur te onderbouwen.
2.3.
Uit het door de officier van justitie verstuurde emailbericht met bijlagen van
29 september 2020 is naar voren gekomen dat een onjuiste datum is vermeld in de bevindingen van de geneesheer-directeur. De bevindingen van de geneesheer-directeur zijn opgesteld op 1 september 2020, en niet zoals vermeldt staat op 30 juli 2020.
2.4.
De raadsvrouw van betrokkene heeft in haar brief van 29 september 2020 de rechtbank kenbaar gemaakt dat de officier van justitie en de geneesheer-directeur wat betrokkene betreft nu duidelijk hebben uitgelegd dat de bevindingen pas 1 september 2020 zijn geschreven en dus na de datum van de medische verklaring en het zorgplan. Betrokkene heeft geen behoefte aan een voortzetting van de mondelinge behandeling, de zaak kan verder schriftelijk worden afgedaan.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van een paranoïde waanstoornis. Betrokkene is bekend met een kwetsbaarheid voor het ontwikkelen van paranoïde psychosen. De laatste keer in juni 2020 ging gepaard met verbale agressie en dreigend gedrag naar medebewoners en het behandelteam. Betrokkene is toen enkele tijd opgenomen binnen de [instelling] . Er blijft een gevaar op recidief bij toename van de stress of vermindering van de medicatie. Betrokkene acht zichzelf niet ziek, onderkent niet dat antipsychotica hem helpen en hij houdt aanpassingen bij oplopende spanningen af.
2.6.
Het gedrag dat uit de stoornis voortvloeit leidt, zoals door de raadsvrouw bepleit, tot ernstig nadeel gelegen in:
  • ernstige verwaarlozing;
  • maatschappelijke teloorgang.
Voor zover in het verzoek andere ernstige nadelen worden benoemd is de rechtbank van oordeel dat deze noch in de stukken noch tijdens de mondelinge behandeling voldoende zijn onderbouwd.
2.7.
Om het ernstig nadeel af te wenden en de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank is van oordeel dat de in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg en de daarbij aangegeven duur noodzakelijk zijn, mede gelet op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van zorg bestaan uit:
  • het toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische behandelmaatregelen;
  • het beperken van de bewegingsvrijheid;
  • het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
  • het opnemen in een accommodatie;
allen voor de maximale duur van zes maanden,
waarbij ten aanzien van de vormen van verplichte zorg te weten:
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het opnemen in een accommodatie;
geldt dat deze alleen mogen worden toegepast op het moment dat de andere vormen van zorg niet verder volstaan. In geval van een gedwongen opname zal deze zo kort mogelijk dienen te duren en zal een actuele verklaring van een onafhankelijke psychiater de opname moeten ondersteunen.
2.9.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Het gebruik van medicatie en het toezicht daarop is nodig om een terugval te voorkomen. Er is sprake van een wisselend ziektebesef en een ambivalentie ten aanzien van het gebruik van medicatie. Zonder medicatie is de kans op een opname groot, wat slecht is voor de kwaliteit van leven van betrokkene.
2.10.
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.11.
Hetgeen namens en door betrokkene als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 september 2020 heeft de verpleegkundige van het FACT-team aangegeven dat betrokkene op dit moment geen depotmedicatie krijgt omdat hij heeft aangegeven de medicatie tezamen met de verpleging te zullen nemen. De afspraken die daarover zijn gemaakt, komt betrokkene na en er is derhalve geen sprake van depotmedicatie. Zelfs al zou betrokkene de gemaakte afspraken in de toekomst niet meer (voldoende) nakomen, dan nog kan niet maar zo worden gestart met depotmedicatie ondanks dat er sprake is van een zorgmachtiging. Er zal daarvoor eerst een traject gestart moeten worden. Betrokkene hoeft dus niet te vrezen dat hij van het ene op het andere moment depotmedicatie toegediend krijgt. De rechtbank is echter wel van oordeel dat deze vorm van verplichte zorg toegewezen dient te worden omdat de verwachting bestaat dat als betrokkene de medicatie niet neemt, hij snel decompenseert en een opname dan noodzakelijk is.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, om welke reden de rechtbank zal beslissen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen als genoemd in 2.8. kunnen worden getroffen;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk
31 maart 2021.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2020 door mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, rechter, in tegenwoordigheid van L. Stoevenbelt, griffier, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 1 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.