In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (hierna: [naam]) een kort geding aangespannen tegen Akzo Nobel Nederland B.V. en Akzo Nobel N.V. (hierna gezamenlijk: Akzo Nobel c.s.) over de levering van producten onder een distributieovereenkomst. De eiseres vorderde dat de voorzieningenrechter Akzo Nobel c.s. zou veroordelen om haar verplichtingen uit de distributieovereenkomst na te komen en schadevergoeding te betalen. De eiseres stelde dat er een aparte mondelinge distributieovereenkomst bestond voor de levering van producten van het merk AwlGrip, die niet was opgezegd.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van [naam] niet toewijsbaar zijn. De rechter oordeelde dat de eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een separate distributieovereenkomst met Akzo Nobel c.s. en dat de eerder gesloten schriftelijke distributieovereenkomst met International Paint (Nederland) B.V. inmiddels was geëindigd. De rechter wees ook op het forumkeuzebeding in de vaststellingsovereenkomst, waaruit bleek dat de vordering niet op een geschil over deze overeenkomst was gebaseerd. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [naam] afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld.
Het vonnis is op 19 augustus 2020 uitgesproken door mr. R.J.B. Boonekamp en betreft een kort geding waarin de spoedeisendheid van de vorderingen van [naam] werd beoordeeld. De rechter concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er een separate overeenkomst bestond, en dat de beëindiging van de levering van producten van het merk AwlGrip rechtmatig was.