ECLI:NL:RBGEL:2020:5067

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 september 2020
Publicatiedatum
28 september 2020
Zaaknummer
8718256
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering van zieke werknemer tegen werkgever wegens niet-uitbetaling en verrekening van boete

In deze zaak vordert de eiser, een operationeel manager bij de Pantergroep, zijn achterstallige salaris na een ziekmelding op 19 juni 2020. De eiser is sinds zijn indiensttreding op 1 september 2019 niet volledig uitbetaald door de Pantergroep, die een boete van € 15.000,- heeft opgelegd wegens vermeende overtreding van een verbod op nevenactiviteiten. De eiser betwist deze overtreding en stelt dat de Pantergroep ten onrechte zijn salaris heeft verrekend met deze boete. De kantonrechter oordeelt dat de Pantergroep op grond van artikel 7:629 lid 1 BW verplicht is het loon door te betalen, aangezien de eiser arbeidsongeschikt is. De rechter wijst de vordering van de eiser toe, omdat de Pantergroep niet voldoende heeft aangetoond dat de eiser het verbod op nevenactiviteiten heeft overtreden. De vordering tot betaling van het achterstallige salaris wordt toegewezen, met inachtneming van de wettelijke verhoging en rente. De gevorderde dwangsommen worden afgewezen, maar de Pantergroep wordt wel in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaakgegevens 8718256 \ VV EXPL 20-112 \ 498 \ 40141
uitspraak van
vonnis in kort geding
in de zaak van
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eisende partij
gemachtigde mr. M.J. Hamer te Bussum
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PanterGroep B.V.
gevestigd te Culemborg
gedaagde partij
vertegenwoordigd door mr. E.W. Kühne
Partijen worden hierna [eiser] en de Pantergroep genoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 26 augustus 2020 met producties;
- de e-mail van de Pantergroep van 4 september 2020 met producties;
- de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 6 september 2020, 10.55 uur met bijlage;
- de e-mail van de gemachtigde van [eiser] van 6 september 2020, 13.01 uur met akte vermeerdering eis;
- de mondelinge behandeling van 7 september 2020 waar [eiser] verschenen is, met zijn gemachtigde en waar namens de Pantergroep verschenen zijn mr. E.W. Kühne (commercieel directeur) en de heer M. Willemse (casemanager). Mr. Hamer heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen die zijn overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Op 1 september 2019 is [eiser] in dienst getreden, als operationeel manager, bij de Pantergroep, een arbodienst. Het ging om een dienstverband voor onbepaalde tijd, tegen een salaris van € 6.500,- bruto, exclusief 8% vakantiegeld en overige emolumenten.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst staat in artikel 11 getiteld “verbod op nevenactiviteiten” en in artikel 12 getiteld “Beboeting” het volgende:

11.1 Werknemer onthoudt zich van het verrichten van werkzaamheden voor derden gelijk aan, of vergelijkbaar met de voor werkgever te verrichten werkzaamheden, van het doen van zaken voor eigen rekening gelijk aan of vergelijkbaar met de activiteiten van werkgever, alsmede van elke directe of indirecte betrokkenheid of financiële interesse bij dergelijke werkzaamheden of zaken, een en ander behoudens uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever.
12.1
Bij overtreding van het artikel op het VERBOD OP NEVENACTIVITEITEN (…), verbeurt werknemer aan werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete van € 15.000,-, zonder dat werkgever gehouden zal zijn schade te bewijzen en onverminderd het recht van werkgever om schadevergoeding te vorderen, indien en voor zover de schade het bedrag van de boete overtreft.”
2.3.
Op 19 juni 2020 heeft [eiser] zich ziekgemeld.
2.4.
Het salaris van [eiser] is vanaf juli 2020 niet volledig door de Pantergroep uitbetaald.

3.De vordering en het verweer

3.1.
Na vermeerdering van eis vordert [eiser] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, dat de Pantergroep wordt veroordeeld om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen:
I. binnen 48 uur na het te wijzen vonnis het achterstallige salaris over de maand juli 2020, te weten een bedrag van € 1.685,31 netto op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per week dat de Pantergroep daarmee in gebreke is met een maximum van € 15.000,-;
II. binnen 48 uur na het te wijzen vonnis het achterstallige salaris over de maand augustus 2020, te weten een bedrag van € 2.402,24 netto op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per week dat de Pantergroep daarmee in gebreke is met een maximum verbeurte van € 15.000,-;
III het overeengekomen salaris vanaf 1 september 2020 totdat er rechtsgeldig een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst, binnen drie dagen na de vervaldata (de laatste dag van de maand), op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per week dat de Pantergroep daarmee in gebreke is met een maximum verbeurte van € 15.000,-;
te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente over de achterstallige salarisbetalingen over de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 2020 te betalen binnen vijf dagen na de datum van de betekening van het vonnis en met veroordeling van de Pantergroep in de proceskosten.
3.2.
Aan zijn vordering legt [eiser] , samengevat, ten grondslag dat hij sinds 19 juni 2020 arbeidsongeschikt is als gevolg van psychische klachten, De Pantergroep is daarom verplicht het loon door te betalen. De Pantergroep heeft ten onrechte een boete van € 15.000,- opgelegd wegens overtreding van het verbod op nevenactiviteiten en die boete ten onrechte verrekend met zijn salaris. Verder heeft de Pantergroep ten onrechte loonheffing ingehouden voor de auto die is ingeleverd en een eigen bijdrage verrekend.
3.3.
De Pantergroep heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij stelt, samengevat, dat [eiser] artikel 11 van zijn arbeidsovereenkomst heeft overtreden door middels zijn bedrijf Innerkracht werkzaam te zijn. De Pantergroep is hier onder meer achter gekomen door eigen onderzoek en doordat [eiser] zijn leaseauto liet inleveren door de heer Van Zanten, de compagnon van [eiser] . [eiser] had geen toestemming voor de nevenactiviteiten. Vanwege overtreding van het verbod is [eiser] de boete verschuldigd, welke verrekend is met het salaris. Dat dit mag volgt uit artikel 5 van de arbeidsovereenkomst en artikel 7:632 en 7:650 BW.
4. De beoordeling
4.1.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Nu [eiser] sinds 19 juni 2020 onafgebroken arbeidsongeschikt is wegens ziekte, is de Pantergroep in beginsel, op grond van art. 7:629 lid 1 BW, verplicht het loon aan [eiser] door te betalen.
4.3.
Het beroep van de Pantergroep op verrekening slaagt niet. Door [eiser] is gemotiveerd betwist dat hij nevenactiviteiten (werkzaamheden) verricht en het verbod van art. 11.1 van de arbeidsovereenkomst overtreden heeft. De enkele inschrijving van Innerkracht in de KvK, welke inschrijving al van ver voor de indiensttreding van [eiser] bij de Pantergroep dateert, is onvoldoende om aannemelijk te achten dat het verbod op nevenactiviteiten door [eiser] is overtreden. Wat de Pantergroep verder ter onderbouwing van haar stelling dat het verbod op nevenactiviteiten is overtreden aanvoert (een telefoon die werd aangenomen door de heer Van Zanten, een website en een oud rapport opgemaakt door Innerkracht), kan niet tot een ander oordeel leiden.
4.4.
Bovendien, ten overvloede, staat ook art. 7:632 lid 2 BW aan verrekening in de weg. Blijkens lid 1 is verrekening van salaris met boetes tijdens dienstverband weliswaar onder bepaalde omstandigheden toegestaan, maar blijkens lid 2 slechts voor een bepaald (beperkt) deel, rekening houdend met onder andere de beslagvrije voet. Artikel 7:632 BW biedt dus geen grondslag voor (algehele) verrekening.
4.5.
Nu in het kader van dit kort geding niet voldoende is komen vast te staan dat het verbod op nevenactiviteiten door [eiser] is overtreden en [eiser] derhalve enige boete verschuldigd is, zal de loonvordering van [eiser] worden toegewezen. De hoogte van het door [eiser] gevorderde loon is door de Pantergroep niet betwist, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Onbetwist gebleven is gesteld door [eiser] dat ten onrechte loonheffing ingehouden is voor de auto die is ingeleverd en dat ten onrechte een eigen bijdrage is verrekend, zodat ook daarvan zal worden uitgegaan.
4.6.
De door [eiser] gevorderde dwangsommen zullen worden afgewezen. De maximale wettelijke verhoging (art. 7:625 BW – 50%) zal worden toegekend en dat kan als voldoende prikkel tot betaling en nakoming in de toekomst worden gezien.
4.7.
De Pantergroep wordt in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
rechtdoende als voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de Pantergroep om aan [eiser] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 4.087,55 netto (€ 1.685,31 + € 2.402,24), te vermeerderen met de wettelijke verhoging (met een maximum van 50%) en te vermeerderen met de wettelijke rente over de achterstallige salarisbetalingen over de periode van 1 juli tot en met 31 augustus 2020 te betalen binnen vijf dagen na de datum van de betekening van het vonnis;
5.2.
veroordeelt de Pantergroep om aan [eiser] te betalen binnen drie dagen na de vervaldata (de laatste dag van de maand) het overeengekomen salaris vanaf 1 september 2020 totdat er rechtsgeldig een einde is gekomen aan de arbeidsovereenkomst;
5.3.
veroordeelt de Pantergroep in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 106,47 aan dagvaardingskosten, € 124,- aan griffierecht en € 480,- aan salaris voor de gemachtigde
;
5.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. E.W. de Groot en in het openbaar uitgesproken op