ECLI:NL:RBGEL:2020:4512

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 juli 2020
Publicatiedatum
2 september 2020
Zaaknummer
C/05/372687
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over ontruiming woonwagen en grasland na niet-nakoming vaststellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 22 juli 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente West Maas en Waal en een gedaagde, die een woonwagen en percelen grasland huurde. De Gemeente vorderde ontruiming op basis van een vaststellingsovereenkomst die was gesloten na een eerder vonnis waarin de huur- en pachtovereenkomst was ontbonden. De Gemeente stelde dat de gedaagde zich niet aan de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst hield, omdat hij de gebruikersvergoeding te laat betaalde en overlast veroorzaakte. De gedaagde betwistte deze claims en voerde aan dat hij door de coronamaatregelen in financiële problemen was gekomen, wat zijn late betalingen verklaarde. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde, ondanks enkele te late betalingen, niet in ernstige mate in gebreke was gebleven en dat de gestelde overlast niet voldoende was aangetoond. De rechter verbood de Gemeente om het eerdere vonnis ten uitvoer te leggen en veroordeelde de Gemeente in de proceskosten van de gedaagde. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de gedaagde, vooral in het licht van de coronacrisis.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/372687 / KG ZA 20-224 57 / 1496
Vonnis in kort geding van 22 juli 2020
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE WEST MAAS EN WAAL,
zetelend te West Maas en Waal,
eiseres,
gemachtigde mr. S.A.A.M. Wentink,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats], gemeente [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. P.M. Jongeling te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Gemeente West Maas en Waal en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal ex art. 438 lid 4 Rv van 29 juni 2020 van toegevoegd gerechtsdeurwaarder Baks-van Haaften,
  • het exploot van oproeping van Gemeente West Maas en Waal en [gedaagde] van zes juli 2020,
  • de brief van 13 juli 2020, met bijgevoegd producties 1 tot en met 3, van de zijde van Gemeente West Maas en Waal,
  • de e-mailberichten van 13 juli 2020, met bijgevoegd producties 1 tot en met 3, van de zijde van [gedaagde],
  • de pleitaantekeningen van [gedaagde],
  • de mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekening heeft gehouden.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Gemeente West Maas en Waal heeft aan [gedaagde] verhuurd een woonwagen met standplaats staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] tegen betaling van € 779,96 per maand. Daarnaast heeft Gemeente West Maas en Waal aan [gedaagde] verpacht twee percelen grasland waarop de woonwagen staat.
2.2.
Tussen partijen is op 24 april 2019 een verstekvonnis (hierna: het vonnis) gewezen, waarin de kantonrechter van de rechtbank Gelderland heeft beslist om:
 de huur- en pachtovereenkomst te ontbinden per datum uitspraak;
 [gedaagde] te veroordelen om het gehuurde en gepachte met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en te verlaten onder afgifte van de sleutels binnen veertien dagen na betekening van het vonnis;
 [gedaagde] te veroordelen om aan Gemeente West Maas en Waal te betalen
€ 3.899,80, alsmede € 779,00 (en eventuele wettelijke verhogingen) voor elke maand of gedeelte daarvan, na de maand april 2019, dat [gedaagde] de woonwagen en standplaats in gebruik zal houden tot aan de dag der algehele ontruiming toe, vermeerderd met wettelijke rente;
 [gedaagde] te veroordelen om aan Gemeente West Maas en Waal de proceskosten te betalen.
2.3.
[gedaagde] heeft de op basis van het vonnis verschuldigde geldbedragen aan Gemeente West Maas en Waal betaald.
2.4.
Gemeente West Maas en Waal en [gedaagde] hebben op 6 juni 2019 een vaststellingsovereenkomst (hierna: VSO) gesloten. Daarin staat onder andere het volgende:
(…)
I. Door de onderhavige regeling overeen te komen, kan gebruiker ([gedaagde], toevoeging rechtbank) het gebruik van het gehuurde en gepachte voorlopig behouden. Gedeeltelijke of volledige betaling van de achterstand betekent niet dat het ontruimingsvonnis van 24 april 2019 vervalt.
II. De Gemeente houdt het ontruimingsvonnis aan voor de periode van twee jaar na datum van de vaststellingsovereenkomst. Indien zowel:
a. door gebruiker de volledige achterstand ineens betaald wordt, dan wel voor 15 juni 2019 een betalingsvoorstel wordt gedaan, alsook;
b. door gebruiker voor een periode van twee jaar de volledige gebruikersvergoeding vóór de eerste dag van iedere maand betaald wordt, alsook;
c. gebruiker zich in alle andere opzichten als goed gebruiker gedraagt;
dan blijft de tenuitvoerlegging van de gerechtelijke ontruiming op basis van dit vonnis achterwege.
III. Onder
gedragen als goed gebruikerin de zin van de vorige paragraaf wordt onder meer inbegrepen (…), het niet veroorzaken van overlast, waaronder geluidsoverlast, overlast door het plaatsen van objecten op de openbare weg, zoals containers, oud ijzer en andere voorwerpen en overlast door verkeerd geparkeerde voertuigen op de openbare weg (…).
IV. De Gemeente heeft gebruiker erop gewezen dat zij de gerechtsdeurwaarder opdracht geeft om het ontruimingsvonnis uit te laten voeren als er opnieuw een betalingsachterstand ontstaat of wanneer gebruiker zich op een andere wijze in strijd met het in paragraaf II en paragraaf III gestelde gedraagt, bijvoorbeeld door geluidsoverlast of andere overlast te veroorzaken.
V. Na correcte nakoming van het in deze vaststellingsovereenkomst vastgelegde voor de duur van twee jaar na de datum van deze vaststellingsovereenkomst, herleeft de door de rechter ontbonden huur- en pachtovereenkomst tussen gebruiker en Gemeente West Maas en Waal onder dezelfde voorwaarden waaronder deze waren gesloten.
VI. Gebruiker is ervan op de hoogte dat dit een laatste kans is.
(…)
2.5.
[gedaagde] heeft een uitkering aangevraagd bij Gemeente West Maas en Waal op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (hierna: TOZO). Gemeente West Maas en Waal heeft op 5 juni 2020 en op 9 juni 2020 uitkeringen ingevolge de TOZO gedaan.
2.6.
Gemeente West Maas en Waal heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder Baks-van Haaften opdracht gegeven om de grosse van het vonnis ten uitvoer te leggen door ontruiming van de woonwagen en de percelen grasland.

3.Het geschil

3.1.
Krachtens het proces-verbaal ex art. 438 lid 4 Rv heeft toegevoegd gerechtsdeurwaarder Baks-van Haaften zich bij de voorzieningenrechter vervoegd ten einde deze in kort geding tussen de Gemeente West Maas en Waal en [gedaagde] te doen beslissen. Zij wenst van de voorzieningenrechter te vernemen of zij tot ontruiming van de woonwagen en de percelen grasland mag overgaan.
3.2.
Volgens Gemeente West Maas en Waal komt [gedaagde] de vaststellingsovereenkomst niet na. Hij betaalt de gebruikersvergoeding vanaf februari 2020 steeds een paar dagen te laat. De gebruikersvergoeding over de maanden april en mei 2020 heeft hij zelfs pas betaald eind mei en in de tweede week van juni 2020. Dit terwijl was afgesproken dat [gedaagde] deze voor 1 mei 2020 zou betalen. Ook heeft hij de gebruiksvergoeding van de maand juli niet betaald. Bovendien veroorzaakt [gedaagde] overlast. Hij is twee keer in de nacht bij de burgemeester geweest. Ook heeft hij objecten geplaatst op de openbare weg en heeft hij spullen in de berm liggen. [gedaagde] weet dat deze VSO een laatste kans voor hem is, maar hij zoekt telkens de grens van het toelaatbare op.
3.3.
[gedaagde] betoogt dat het exploot van oproeping nietig is op grond van art. 3 van de Gerechtsdeurwaarderswet. Baks-van Haaften heeft namelijk het exploot namens haarzelf uitgebracht. [gedaagde] heeft de gebruikersvergoeding voor de maand februari een paar dagen te laat betaald, omdat de bank geen betalingsopdrachten verwerkt in het weekend. De gebruikersvergoeding voor de maand juli heeft hij op 13 juli betaald. Verder heeft [gedaagde] een TOZO uitkering aangevraagd, waarvan hij twee van de drie betalingen van Gemeente West Maas en Waal heeft ontvangen. Doordat Gemeente West Maas en Waal deze uitkeringen onregelmatig heeft betaald, kon [gedaagde] niet voldoen aan zijn verplichting om de gebruikersvergoeding tijdig te betalen. [gedaagde] heeft geen vervolguitkering aangevraagd, nu zijn klanten vanaf 13 augustus a.s. weer aan het werk gaan en hij dan voldoende inkomen kan generen. Tot slot betwist [gedaagde] dat de gestelde overlast door hem is veroorzaakt, althans alleen door hem is veroorzaakt. Het oud ijzer wordt door buurtbewoners in de sloot gegooid. De voertuigen waarmee de weg geblokkeerd wordt zijn van de buurman, de vader van [gedaagde], waarmee hij gebrouilleerd is. Die meldt ook de overlast. [gedaagde] is wel twee keer in de nacht bij de burgemeester geweest, aldus [gedaagde].

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter dient allereerst te beslissen of het exploot van oproeping nietig is zoals door [gedaagde] is betoogd. Dit exploot van oproeping van de partijen door de deurwaarder moet worden gelijkgesteld aan een exploot van dagvaarding in een ‘gewoon’ kort geding. Daarom moet ook in een deurwaarderskortgeding art. 122 lid 1 Rv worden toegepast. Aangezien [gedaagde] is verschenen, moet het beroep op nietigheid worden verworpen indien het gebrek in het exploot hem niet onredelijk in zijn belangen heeft geschaad. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan sprake is. Dit verweer faalt derhalve.
4.2.
Nadat het vonnis is gewezen waarin de huur- en pachtovereenkomsten zijn ontbonden en het Gemeente West Maas en Waal is toegestaan om de woonwagen en de percelen grasland te ontruimen, hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] van het voorheen door hem gehuurde en gepachte gebruik mag blijven maken, onder de voorwaarden dat hij een gebruikersvergoeding zou betalen en zich als goed gebruiker zou gedragen. Als [gedaagde] zich twee jaar aan deze voorwaarden houdt, dan zullen de door de kantonrechter ontbonden overeenkomsten herleven.
4.3.
De Gemeente West Maas en Waal stelt dat [gedaagde] zich niet aan de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst heeft gehouden door herhaaldelijk niet tijdig de gebruikersvergoeding te betalen en voor overlast te zorgen.
4.4.
Uit productie 3 bij het proces-verbaal blijkt dat [gedaagde] vanaf februari 2020 een aantal maal de gebruiksvergoeding te laat heeft betaald. De maanden februari en maart heeft hij enkele dagen te laat betaald. De maanden april en mei heeft hij eind mei en in de tweede week van juni betaald. De maand juli zou volgens Gemeente West Maas en Waal niet betaald zijn. Ter zitting is door Gemeente West Maas en Waal echter onvoldoende weersproken dat [gedaagde] op 13 juli de maand juli heeft betaald. Daardoor staat vast de [gedaagde] geen betalingsachterstand meer heeft, maar dus wel een aantal malen te laat heeft betaald.
4.5.
[gedaagde] is een zelfstandige zonder personeel. Het is aannemelijk dat, zoals ter zitting is verklaard, zijn mogelijkheden om inkomen te verwerven onder druk stonden in de Coronacrisis. Daarom heeft hij ook een TOZO uitkering aangevraagd. Deze is door Gemeente West Maas en Waal deels en op onregelmatige momenten aan hem betaald. Onder deze omstandigheden zijn de te late betalingen te verontschuldigen. Dat een aantal betalingen te laat zijn verricht vormt daarmee onvoldoende reden om de ontruiming toe te staan, ook nu hij meerdere kansen heeft gehad en de vaststellingsovereenkomst een laatste kans is voor [gedaagde].
4.6.
Ter zitting is namens [gedaagde] verklaard dat hij weer zijn werkzaamheden kan gaan uitoefenen, waardoor hij weer inkomen zal verwerven en geen TOZO uitkering meer nodig heeft. Vanaf nu zal daarom (weer) van hem verwacht mogen worden dat hij telkens stipt op tijd de gebruiksvergoeding betaalt. Als hij dat zonder goede reden weer niet doet, moet hij er rekening mee houden dat het echt zijn laatste kans is geweest en Gemeente West Maas en Waal tot ontruiming kan overgaan.
4.7.
Gemeente West Maas en Waal stelt dat [gedaagde] overlast veroorzaakt. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd betwist. Gemeente West Maas en Waal heeft niet aannemelijk gemaakt dat de overlast door [gedaagde] is veroorzaakt. Dit kan in het kader van dit kort geding ook niet worden vastgesteld. De gestelde overlast kan daarmee ook geen reden vormen om de ontruiming toe te staan. Overigens geldt ook hier dat [gedaagde] strikt aan deze voorwaarde kan worden gehouden. Dat [gedaagde] twee maal bij de burgemeester op de stoep heeft gestaan in de nacht geeft geen pas, maar is onvoldoende reden op zichzelf om de ontruiming toe te staan.
4.8.
Bij deze stand van zaken kan alles wat verder aangevoerd is onbesproken blijven.
4.9.
Gemeente West Maas en Waal zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 304,00
- salaris advocaat €
980,00
Totaal € 1.284,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt Gemeente West Maas en Waal om het verstekvonnis van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 24 april 2019 ten uitvoer te leggen op grond van de in dit vonnis geconstateerde feiten,
5.2.
veroordeelt Gemeente West Maas en Waal in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.284,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2020.