Uitspraak
[gedaagde]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 2 september 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een besloten vennootschap (gedaagde) over de terugbetaling van studiekosten na beëindiging van het dienstverband. De eiser had een vordering ingesteld voor een bedrag van € 1.888,59 netto, dat hij meende te vorderen als restant van de eindafrekening. De gedaagde verweerde zich met een beroep op een studiekostenbeding, waarin was vastgelegd dat de eiser verplicht was om studiekosten terug te betalen indien het dienstverband binnen een bepaalde periode na het volgen van opleidingen eindigde.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het studiekostenbeding rechtsgeldig was en dat de eiser gehouden was om een deel van de studiekosten terug te betalen. De rechter oordeelde dat de gedaagde het recht had om de studiekosten te verrekenen met het bedrag dat de eiser nog te goed had. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot betaling van het restant van de eindafrekening afgewezen, evenals de nevenvorderingen die daarmee samenhingen. Tevens is de eiser veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde zijn begroot op € 420,00, te vermeerderen met wettelijke rente.
De uitspraak benadrukt de rechtsgeldigheid van studiekostenbedingen en de voorwaarden waaronder een werkgever aanspraak kan maken op terugbetaling van studiekosten door een werknemer na beëindiging van het dienstverband. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat het verrekeningsverweer van de gedaagde slaagde, en dat er geen grond was voor verrekening van een studiekostensubsidie die aan de gedaagde was toegekend.