Bijlage
Subsidieregeling ESF 2014-2020
Artikel 15. Administratievoorschriften
1. De subsidieontvanger houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot de uitvoering van het project en de in verband daarmee gemaakte kosten en gerealiseerde opbrengsten. Deze administratie bestaat uit een projectadministratie, waaronder voor zover van toepassing een deelnemersadministratie, en een financiële administratie waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabiliteit zijn te verifiëren met bewijsstukken.
2. De volledige administratie is per project voor controle beschikbaar op één voor de subsidieontvanger vrij toegankelijke locatie.
3. De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers dan wel in termen van geleverde producten of diensten.
4. De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de gerealiseerde opbrengsten en de wijze waarop deze kosten en opbrengsten aan het project worden toegerekend.
5. De deelnemersadministratie bevat het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project, geeft inzicht in de subsidiabiliteit van de individuele deelnemer zelf en de verrichte activiteiten en behaalde resultaten per individuele deelnemer.
6. Subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt hij de voornoemde instanties desgevraagd informatie over de projecten die voor monitoring en evaluatiedoeleinden gebruikt kunnen worden.
Artikel 18. Einddeclaratie en subsidievaststelling
1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van de subsidie in bij de minister. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt een verantwoording en een einddeclaratie gevoegd. De subsidieontvanger verstrekt bij de einddeclaratie het burgerservicenummer van de deelnemers aan het project.
1. Een project in het kader van dit hoofdstuk heeft tot doel de bevordering van duurzame inzetbaarheid van werkenden door:
a. het verkrijgen van advies met een implementatieplan; of
b. het verkrijgen van begeleiding bij de implementatie van een advies, waaronder het in dialoog met de werkenden aanpassen van de organisatie van het werk.
2. Een project als bedoeld in het eerste lid is gericht op:
a. het bevorderen van gezond en veilig werken, waaronder een gezondere leefstijl, het terugdringen van werkstress en ongewenst gedrag in de werksfeer;
b. het bevorderen van een leercultuur voor werkenden, waaronder het erkennen van niet-bedrijfsspecifieke kennis en vaardigheden;
c. het stimuleren van interne mobiliteit van werkenden, het anticiperen op individuele ambities en ontwikkelmogelijkheden en het begeleiden van werknemers naar ondernemerschap; of
d. het bevorderen van een flexibele werkcultuur, waaronder het invoeren van flexibel arbeidstijdenmanagement.
Artikel B6. Specifieke eisen
Een project komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:
a. Het project past binnen het in artikel B4 omschreven doel, een toelichting bevat op de relevantie voor de aanvrager en een advies met implementatieplan oplevert of een verslag van de implementatie van een advies gericht op een van de thema’s of activiteiten uit artikel B4;
Artikel B10. Einddeclaratie en subsidievaststelling
1. In afwijking van artikel 18, eerste lid, dient de subsidieontvanger binnen zes weken na beëindiging van het project, een verzoek tot vaststelling in bij de minister.
2. Het maximale subsidiepercentage bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt vastgesteld op 0% indien bij het indienen, dan wel na het controleren van de einddeclaratie respectievelijk na overig onderzoek door daartoe bevoegde instanties, blijkt dat minder dan € 12.000,– aan subsidiabele kosten is gerealiseerd.
3. Bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt opgenomen:
a. een vermelding van het aantal actief betrokken werknemers en zelfstandigen zonder personeel;
b. het door de adviseur investeringsprioriteit B opgestelde advies met implementatieplan of een verslag van de begeleiding van de implementatie van een advies;
c. de bijlage met berekening van de subsidiabele kosten, de factuur of facturen van de adviseur investeringsprioriteit B met urenspecificatie op dagniveau en de bijbehorende algemeen aanvaarde betalingsbewijzen.
4. In het advies of het verslag, bedoeld in het derde lid, onderdeel b, wordt vermeld:
a. het projectnummer, de naam van het bedrijf en het bedrijfslogo;
b. de naam van de adviseur investeringsprioriteit B;
c. de aanleiding voor de subsidieaanvraag;
d. op welk thema of activiteit het project gericht is geweest;
e. welke activiteiten in het kader van het project zijn uitgevoerd en voor welke doelgroep;
f. op welke wijze de activiteiten hebben plaatsgevonden voor welke doelgroep en welke instrumenten zijn ingezet;
g. de inhoudelijke opbrengsten en conclusies van het project en in hoeverre de beoogde doelstellingen zijn bereikt op het gebied van duurzame inzetbaarheid van de betrokken werkenden;
h. op welke wijze werkenden geïnformeerd en betrokken zijn geweest bij de planvorming, implementatie en evaluatie van het project;
i. op welke wijze de organisatie het advies ter bevordering van de duurzame inzetbaarheid van werkenden kan implementeren, dan wel vorm is gegeven aan de begeleiding bij de implementatie, en een toelichting op de relevantie voor de aanvrager;
j. met welke partijen binnen of buiten de organisatie is samengewerkt.
5. De minister kan de subsidieontvanger in het kader van de vaststelling van de subsidie verplichten de contactgegevens te verstrekken van twee werknemers die actief betrokken zijn bij het project en bereid zijn informatie te verstrekken aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen instanties voor controle en evaluatiedoeleinden.
6. In afwijking van artikel 18, eerste lid, is er geen sprake van deelnemers aan het project als bedoeld in Bijlage I van Verordening 1304/2013.
7. De minister beslist, in afwijking van artikel 18, vijfde lid, binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling.