ECLI:NL:RBGEL:2020:4025

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 augustus 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
05.014309.18
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door rijden onder invloed en te hard rijden

Op 12 augustus 2020 heeft de Rechtbank Gelderland een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 26-jarige man uit Veenendaal, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 13 januari 2018. De verdachte reed onder invloed van alcohol en met een snelheid tussen de 99 en 108 kilometer per uur, terwijl de maximumsnelheid op de betreffende weg 80 kilometer per uur was. Tijdens het ongeval botste hij tegen een andere auto, bestuurd door een vrouw, die als gevolg van de aanrijding zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder verlamming aan de rechterkant van haar lichaam en meerdere breuken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, waarbij zijn onvoorzichtigheid en onoplettendheid leidde tot het ongeval. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 42 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn leeftijd en de aanstaande geboorte van zijn kind.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.014309.18
Datum uitspraak : 12 augustus 2020
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1993 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .
Raadsvrouw: mr. A.Y.M. Jansse, advocaat te Zeist.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juli 2020.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te [straatnaam 1] in de gemeente [plaatsnaam 1] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende vanuit de richting van [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de [straatnaam 2] en
de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 3] ,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of
terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde
verkeerslichten reeds ongeveer 6 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
aldaar heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 99 en 108 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid, dan de
aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur en/of niet, althans in onvoldoende mate, zijn snelheid heeft verminderd en/of
aangepast aan de plaatselijke situatie en/of omstandigheden en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels
en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat
hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de [straatnaam 2]
en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of
niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen weggedeelte van die weg(en) en/of die kruising, de aldaar aanwezige verkeerslichten
en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten, en/of in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen
gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de
aldaar zich op het wegdek van die weg (de [straatnaam 3] voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of
zonder te remmen die kruising is op- en over gereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op de kruisende weg (de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] ) of op die
kruising, uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde bestuurster van een ander motorrijtuig, die (de bestuurster van dat andere motorrijtuig)
doende was vanaf die weg (de [straatnaam 2] (voor haar) naar links gaand, die oprit op te rijden, niet voor heeft laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (de [straatnaam 3] /kruising tegemoet komende en afslaande
ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander/en (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of terwijl hij, verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 januari 2018 te [straatnaam 1] in de gemeente [plaatsnaam 1] , als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende vanuit de
richting van [straatnaam 1] en/of gaande in de richting van de kruising van de wegen de [straatnaam 2] en de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg]
, daarmede heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 99 en 108 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid,
dan de aldaar maximum toegestane snelheid van 80 kilometer per uur over de weg, de [straatnaam 3] en/of
terwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde
verkeerslichten reeds ongeveer 6 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop", en/of niet, althans in onvoldoende mate, zijn snelheid heeft verminderd en/of
aangepast (aan de plaatselijke situatie en/of omstandigheden) en/of in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de [straatnaam 3] en/of die kruising kon overzien en waarover deze vrij was/waren en/of in strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen
gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig(personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de aldaar zich op het wegdek van die weg (de [straatnaam 3] voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en/of zonder te remmen die kruising is op- en over gereden en/of in strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en/of lid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en/of een op de kruisende weg (de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] ) of op die
kruising, uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde bestuurster van een ander motorrijtuig, die (de bestuurster van dat andere motorrijtuig)
doende was vanaf die weg (de [straatnaam 2] (voor haar) naar links gaand, die oprit op te rijden, niet voor heeft laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat over die weg (de [straatnaam 3] /kruising tegemoet komende en afslaande ander motorrijtuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
2.
hij, op of omstreeks 13 januari 2018 te [straatnaam 1] in de gemeente [plaatsnaam 1] ,
als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,
derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730
microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren
verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een
rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18
jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt en waarop aan hem voor het eerst een rijbewijs
van categorie B is afgegeven.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feiten 1 en 2
De feiten
Op zaterdag 13 januari 2018 heeft er omstreeks 20:30 uur in [straatnaam 1] , gemeente [plaatsnaam 1] , op het kruispunt gevormd door de [straatnaam 2] en de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] een aanrijding plaatsgevonden, waarbij het voertuig van verdachte is gebotst tegen het voertuig van het slachtoffer (hierna: [slachtoffer] ). Verdachte reed als bestuurder van een personenauto op de [straatnaam 1] / [straatnaam 2] komende uit de richting van [straatnaam 1] en gaande in de richting van [plaatsnaam 2] . [slachtoffer] reed als bestuurster van een personenauto vanuit de tegenovergestelde richting op de [straatnaam 2] en sloeg op het kruispunt linksaf om de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] op te rijden. [slachtoffer] is de stopstreep gepasseerd nadat de voor haar geldende verkeerslichten minimaal 2 seconden groen licht uitstraalden. Verdachte heeft over de linker strook gereden en is de voor hem geldende stopstreep gepasseerd, nadat de voor hem geldende verkeerslichten minimaal zes seconden rood licht uitstraalden. Verdachte reed met een gemiddelde snelheid tussen de 99 en 108 kilometer per uur, terwijl de ter plaatse toegestane snelheid 80 kilometer per uur was. [2]
Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen dat bestond uit verlamming aan de rechterkant van haar lichaam, een hersenkneuzing (met bloedingen tussen de hersenen en de schedel), een longkneuzing, meerdere breuken in de wervelkolom en het bekken en een breuk in de onderkaak. Aan de kaakbreuk is [slachtoffer] geopereerd. [3]
Bij verdachte is een ademanalyse uitgevoerd en daarbij is vastgesteld dat hij 730 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht blies. [4] Verdachte was beginnend bestuurder. [5] Verdachte erkent dat hij heeft gereden onder invloed van alcohol en dat hij niet op het verkeer en de verkeerslichten heeft gelet, omdat hij bezig was met zijn autoradio. Daarnaast reed hij te hard, heeft hij de auto’s die op voor de kruising stilstonden ingehaald via de linker rijstrook en heeft hij niet geremd voor de aanrijding. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
Met betrekking tot feit 1 primair gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte in een ernstige mate onachtzaam is geweest en is het daarom aan zijn schuld te wijten dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot feit 1 primair op het standpunt gesteld dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Beoordeling door de rechtbank
Vast staat dat verdachte met zijn auto [slachtoffer] heeft aangereden. De vragen waarvoor de rechtbank zich ziet gesteld is of dit ongeval in juridische zin aan de schuld van verdachte is te wijten en hoe het letsel van [slachtoffer] moet worden geduid.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Van schuld in de zin van artikel 6 WVW (Wegenverkeerswet 1994) is sprake in geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Ook kan niet alleen uit de ernst van de gevolgen worden afgeleid dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW (HR 1 juni 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5822).
Verdachte is als beginnend bestuurder gaan rijden terwijl hij onder invloed was van meer dan acht keer de toegestane hoeveelheid alcohol (730 µg/l). Daar komt bij dat verdachte te hard heeft gereden (99-108 km/u waar 80 km/u was toegestaan), zijn snelheid niet heeft aangepast aan de verkeerssituatie ter plaatse en zonder te stoppen de kruising is op- en overgereden. Dit alles terwijl het voor hem geldende verkeerslicht op dat moment al ten minste 6 seconden op rood stond. Verdachte heeft daarbij niet gelet op de verkeerslichten en het verkeer (voor hem) op de weg, maar heeft zich beziggehouden met zijn autoradio. Door zijn onverantwoorde rijgedrag heeft verdachte geen enkele rekening gehouden met de levensgevaarlijke risico’s die hij ten koste van andere weggebruikers nam. De rechtbank komt vanwege het samenstel van gedragingen van verdachte dan ook tot de conclusie dat er sprake is van een zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam rijden als gevolg waarvan het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 WVW.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het letsel dat [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding heeft opgelopen naar gewoon spraakgebruik als zwaar lichamelijk letsel is te beschouwen. In dat verband acht de rechtbank ook van belang dat zij 18 dagen opgenomen is geweest in het ziekenhuis op de afdeling Traumatologie, operatief ingrijpen noodzakelijk was om de kaakbreuk te herstellen, zij hierna nog een revalidatietraject heeft gevolgd en de omstandigheid dat zij in elk geval in april 2020 - ruim twee jaar later - nog gevolgen hiervan ondervond.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1 primair en 2 ten laste gelegdeheeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks13 januari 2018 te [straatnaam 1] in de gemeente [plaatsnaam 1] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende vanuit de richting van [straatnaam 1] en
/ofgaande in de richting van de kruising van de wegen de [straatnaam 2] en
de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] , daarmede rijdende over de weg, de [straatnaam 2] ,
zeer
, althans aanmerkelijk,onvoorzichtig, onoplettend en
/ofonachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol
, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende dranken
/ofterwijl ter hoogte van voormelde kruising, de aldaar geplaatste, voor hem, verdachte van toepassing zijnde en in zijn richting gekeerde
verkeerslichten reeds ongeveer 6 seconden rood licht uitstraalden, inhoudende: "Stop",
aldaar heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 99 en 108 kilometer per uur,
in elk geval met een grotere snelheid,terwijlde
aldaar
maximaaltoegestane snelheid
van80 kilometer per uur
bedroegen
/ofniet
, althans in onvoldoende mate,zijn snelheid heeft verminderd en
/ofaangepast aan de plaatselijke situatie en
/ofomstandigheden en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels
en verkeersteken 1990 de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet zodanig heeft geregeld dat
hij, verdachte in staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg (de [straatnaam 2]
en
/ofdie kruising kon overzien en waarover deze vrij
was/waren en
/ofniet
, althans in onvoldoende mateop het voor hem gelegen weggedeelte van die weg
(en)en
/ofdie kruising, de aldaar aanwezige verkeerslichten
en
/ofhet overige verkeer heeft gelet
en/of is blijven letten, en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 62 van voormeld reglement geen
gevolg heeft gegeven aan het in 68 lid 1 onder c van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 gestelde gebod of verbod, door
met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) niet ingevolge het gestelde in artikel 79 van voormeld reglement voor de
aldaar zich op het wegdek van die weg (de [straatnaam 3] voor die kruising aangebrachte stopstreep te stoppen en
/ofzonder te remmen die kruising is op- en over gereden en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 68 lid 1 onder c en
/oflid 6 van
voormeld reglement, zonder te stoppen, door rood is gereden en
/ofeen
op de kruisende weg (de oprit ( [nummer 3] ) van de [rijksweg] ) ofop die
kruising, uit tegenovergestelde richting genaderd zijnde bestuurster van een ander motorrijtuig, die
(de bestuurster van dat andere motorrijtuig)doende was vanaf die weg (de [straatnaam 2] (voor haar) naar links gaand, die oprit op te rijden, niet voor heeft laten gaan en
/ofis gebotst tegen,
althans in aanrijding is gekomen metdat over die weg (de [straatnaam 3] kruising tegemoet komende en afslaande
ander motorrijtuig (personenauto), en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander
/en(genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel
of zodanig lichamelijk letselwerd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaanen
/ofterwijl hij, verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
2.
hij, op
of omstreeks13 januari 2018 te [straatnaam 1] in de gemeente [plaatsnaam 1] ,
als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,
derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 730
microgram,
in elk geval hoger dan 88 microgramalcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren
verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een
rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18
jaar had bereikt
, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18jaar nog niet had bereikt en waarop aan hem voor het eerst een rijbewijsvan categorie B is afgegeven.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 weken, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen (hierna: OBM) te besturen gevorderd voor de duur van 3 jaar en 6 maanden, met aftrek van de periode dat het rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Tot slot kunnen de in beslag genomen airbags (4) worden gegeven aan verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om in de strafmaat rekening te houden met de leeftijd van verdachte, de omstandigheid dat zijn vriendin in verwachting is van hun eerste kind en de overschrijding van de redelijke termijn. Ook heeft de raadsvrouw gevraagd aansluiting te zoeken bij de LOVS-oriëntatiepunten voor ernstige schuld aan het veroorzaken van een verkeersongeval onder invloed van alcohol en waarbij sprake is van lichamelijk letsel. De raadsvrouw heeft voor beide feiten een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren voorgesteld.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 9 juli 2020.
Verdachte heeft op 13 januari 2018 de snelheidsregels aan zijn laars gelapt, niet op de weg en het overige verkeer gelet en daarbij ook nog eens een rood stoplicht genegeerd. Dit terwijl hij onder invloed was van een ruime hoeveelheid alcohol (acht keer de toegestane hoeveelheid). Ook had verdachte op dat moment slechts anderhalf jaar zijn rijbewijs in zijn bezit en was daarom nog een beginnend bestuurder. Door zijn toedoen is vervolgens een ernstig verkeersongeluk veroorzaakt. Hierbij is de bestuurster van de andere auto ernstig gewond geraakt. Op verkeersdeelnemers rust een zorgplicht en verdachte is hier in zeer ernstige mate in tekort geschoten. Verdachte heeft daarmee zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de veiligheid van zijn medeweggebruikers niet in acht genomen. Verdachte kunnen meerdere verwijten worden gemaakt, en deze tezamen rechtvaardigen een zware straf.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De verwijten aan verdachte komen er op neer dat hij met een ernstige overschrijding van de maximumsnelheid een rood stoplicht heeft genegeerd en daarbij geen voorrang heeft verleend aan [slachtoffer] , die door het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De oriëntatiepunten maken een onderscheid in ‘aanmerkelijke schuld‘, ‘ernstige schuld’ en een ‘zeer hoge mate van schuld’. De rechtbank is, kijkend naar het verkeersgedrag van verdachte, van oordeel dat sprake is van een zeer hoge mate van schuld. Bovenop de ten laste gelegde gedragingen is ook nog sprake van een strafverzwarende omstandigheid, namelijk het feit dat verdachte heeft gereden onder invloed van een grote hoeveelheid alcohol.
De rechtbank stelt na bestudering van verdachtes strafblad vast dat hij op 2 juni jl. door de politierechter is veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol (930 microgram) gepleegd op 7 december 2019. Dit bekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, maar laat ook zien dat verdachte na de huidige feiten wederom en dit keer met een nog grotere hoeveelheid alcohol op een auto heeft bestuurd. Dit laatste acht de rechtbank bijzonder kwalijk en zij zal hiermee in strafverzwarende rekening houden.
Ten slotte houdt de rechtbank, in strafverlagende zin, rekening met de volgende omstandigheden: het feit dat verdachte direct na de aanrijding het slachtoffer heeft geholpen en later contact met haar heeft opgenomen, hij openheid van zaken heeft gegeven en zijn verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen.
Gelet op de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk opleggen. Ook acht de rechtbank het gezien verdachtes leeftijd en het rijgedrag dat hij heeft laten zien noodzakelijk om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 3 jaren, als stok achter de deur.
Al met al zal de rechtbank aan verdachte voor beide feiten samen een gevangenisstraf opleggen voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in verzekering en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 42 maanden (drie jaar en zes maanden) met aftrek van de tijd dat verdachtes rijbewijs reeds ingevorderd is geweest. Deze straf acht de rechtbank passend en geboden.
Verder zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen airbags (4 stuks), nu zich geen strafvorderlijk belang daartegen verzet.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
6 (zes) maanden,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op
drie jarenwordt bepaald;
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezenverklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
42 (tweeënveertig) maanden;
 bepaalt, dat de
tijd, gedurende welke het rijbewijsvan de veroordeelde ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden,
ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf
geheel in minderingzal worden gebracht en
 gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten: 4 STK airbags ( [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 4] en [nummer 5] .
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Erades (voorzitter), mr. H.P.M. Kester-Bik en mr. E.S.M. van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 augustus 2020.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Midden-Nederland, dienst regionale operationele samenwerking (afdeling infrastructuur), opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 13 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse (VOA), p. 101-102, het proces-verbaal aanrijding, p. 13-14 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 juli 2020.
3.Een tweetal schriftelijk bescheiden, te weten een aanmeldingsbrief ziekenhuis (UMC) d.d. 21 januari 2018 en een overdrachtsbrief ziekenhuis (UMC) d.d. 30 januari 2018 (beide nagekomen).
4.Het proces-verbaal rijden onder invloed, p. 61-64.
5.en het proces-verbaal invordering rijbewijs, p. 65-67.
6.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 40, 45, 49 en 51 en zijn verklaring afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 juli 2020.