ECLI:NL:RBGEL:2020:4014

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
11 augustus 2020
Zaaknummer
C/05/373288 / FZ RK 20-1819
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op grond van de Wet zorg en dwang

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 23 juli 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot rechterlijke machtiging voor opname en verblijf van een cliënt, ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). De advocaat van de cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat er geen diagnose van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking is gesteld, aangezien er enkel sprake is van een verdenking van Korsakov. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verweer geen doel treft, omdat uit de medische verklaring blijkt dat de cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis op basis van overmatig alcoholgebruik, wat als een psychogeriatrische aandoening kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat de wetgever heeft erkend dat het stellen van een diagnose tijd kan vergen en dat het ontbreken van een definitieve diagnose in dit geval niet in de weg staat aan het verlenen van de machtiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gedrag van de cliënt leidt tot ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en psychische schade, en dat opname noodzakelijk is om dit te voorkomen. De machtiging is verleend voor de duur van zes maanden, tot en met 22 januari 2021.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Zutphen
Zaakgegevens: C/05/373288 / FZ RK 20-1819
Datum uitspraak: 23 juli 2020
Beschikking rechterlijke machtiging tot opname en verblijf Wzd
inzake
het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een machtiging voor de duur van zes maanden als bedoeld in artikel 24 e.v. van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [accomodatie] , afdeling [naam] te [plaats] ,
op grond van een voortgezette inbewaringstelling geldend tot en met 9 juli 2020,
hierna te noemen: cliënt,
advocaat: mr. W.A.J.M. Staal te Zutphen.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
9 juli 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft vanwege de situatie rondom het virus COVID-19 telefonisch plaatsgevonden op 16 juli 2020.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn telefonisch gehoord:
  • cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
  • dhr. [naam] , als specialist ouderengeneeskunde verbonden aan voornoemde accommodatie;
  • mw. [naam] , als afdelingsarts verbonden aan voornoemde accommodatie;
  • mw. [naam] , als maatschappelijk werker verbonden aan voornoemde accommodatie;
  • mw. [naam] , zus van cliënt.

2.Beoordeling

2.1.
Ten aanzien van de wijze waarop de procedure mondeling is behandeld, overweegt de rechtbank als volgt. Vanwege de maatregelen van de overheid ter bestrijding van het coronavirus (COVID-19) is het landelijk beleid van de Rechtspraak dat het niet is toegestaan de accommodatie waar cliënt verblijft te bezoeken. Dit levert voor cliënt, de medebewoners en de verzorgers een onaanvaardbaar besmettingsgevaar op. Datzelfde geldt voor de medewerkers van de rechtbank, alsook voor bewoners en verzorgers van overige accommodaties indien van dit beleid zou worden afgeweken. Om die reden is besloten cliënt via beeldbellen te horen.
2.2.
De advocaat van cliënt heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en heeft verzocht tot afwijzing van het verzoek. Ten aanzien van de medische verklaring voert de advocaat aan dat deze niet is opgesteld door een arts die niet verbonden is aan de desbetreffende zorgaanbieder (artikel 26 lid 7 Wzd). De advocaat voert aan dat er momenteel een procedure aanhangig is bij de Hoge Raad. De zorgaanbieder waarbinnen cliënt verblijft, is niet een dusdanig grote zorgaanbieder waardoor het niet mogelijk zou zijn de medische verklaring te laten opstellen door een onafhankelijke, niet aan de accommodatie verbonden, arts.
2.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is op 18 februari 2020 een voorgenomen wetswijziging bekend gemaakt over de eis genoemd in artikel 26 lid 7 Wzd. De eis dat de arts die de medische verklaring opstelt in het geval een cliënt al in een accommodatie verblijft, niet verbonden is aan de desbetreffende zorgaanbieder, komt te vervallen en wordt zo snel mogelijk in de regelgeving aangepast. Wel blijft staan dat de medische verklaring opgesteld moet zijn door een ter zake kundige arts die niet bij de zorg betrokken is en onafhankelijk van de aanbieder kan besluiten. Niet is gebleken dat de arts die de medische verklaring heeft opgesteld, [naam] , in een behandelrelatie tot cliënt staat of heeft gestaan. Verder is evenmin gebleken dat [naam] niet onafhankelijk tot een verklaring is gekomen. De rechtbank zal anticiperen op de voorgenomen wetswijziging, aangezien de expertise van de betreffende arts (ook) niet ter discussie staat. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de medische verklaring op de juiste wijze is opgesteld.
2.4.
Tijdens de zitting heeft de advocaat voorts bepleit dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat uit de stukken niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking, omdat er nog geen diagnose Korsakov is gesteld. Er is slecht sprake van een verdenking van Korsakov. Als er slechts sprake is van een vermoeden, kan er onvoldoende worden gesproken van een van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke beperking in de zin van artikel 21 lid 2 sub b Wzd. Het CIZ en de accommodatie hadden er voor moeten kiezen om een nieuwe inbewaringstelling aan te vragen, in plaats van een rechterlijke machtiging. De rechterlijke machtiging op grond van de Wzd is er niet voor het vaststellen van een diagnose.
2.5.
Naar het oordeel van de rechtbank treft dit verweer geen doel. In de medische verklaring is weergegeven dat cliënt lijdt aan een neurocognitieve stoornis op basis van overmatig alcoholgebruik. Mede in het licht van de DSM-5 is een dergelijke stoornis als een psychogeriatrische aandoening aan te merken. De omstandigheid dat in het behandelplan onder het kopje Gestelde Diagnoses staat: “Acute Wernicke encofalopathie, verdenking M. Korsakov” doet hier niet aan af.
2.6.
Ten overvloede overweegt de rechtbank als volgt. De wetgever is uitgegaan van de aanname dat de periode van zes weken van de voorzetting van de inbewaringstelling voldoende is om een reguliere machtiging tot opname en verblijf aan te vragen, waaronder een medische verklaring waarin niet slechts een ernstig vermoeden, maar een daadwerkelijke diagnose van een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke beperking wordt gegeven en het daaraan gekoppelde ernstig nadeel (zie Kamerstukken II, 2008-2009, 31996, nr. 3, p. 30). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de specialist ouderengeneeskundige echter toegelicht voor het daadwerkelijk stellen van de diagnose Korsakov ongeveer drie maanden nodig zijn. Deze specialist ouderengeneeskunde heeft daarbij opgemerkt dat het inmiddels gaat om een ernstige verdenking van Korsakov. In het verzoekschrift heeft het CIZ onweersproken gesteld dat nader onderzoek naar Korsakov pas kan worden verricht wanneer de cliënt zes weken abstinent is van alcohol. In het geval van de betreffende cliënt is zes weken dus onvoldoende om tot een diagnose te komen, terwijl er wel degelijk sterke aanwijzingen zijn dat het om Korsakov gaat. In het kader van de Wzd kan de cliënt de zorg krijgen die het past bij zijn zorgbehoefte. Tegen de achtergrond van de notie dat de actuele zorgbehoefte centraal staat, is de rechtbank van oordeel dat in dit specifieke geval het ontbreken van een diagnose Korsakov niet in de weg staat aan het verlenen van een rechterlijke machtiging op grond van de Wzd. Vergelijk HR 10 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1271).
2.7.
Het gedrag dat voortvloeit uit deze psychogeriatrische aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
  • ernstig lichamelijk letsel;
  • ernstige psychische schade;
  • ernstige verwaarlozing;
  • acute maatschappelijke teloorgang.
2.8.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
2.9.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Cliënt weet zelf niet meer waarom hij is opgenomen, is gedesoriënteerd in tijd en plaats en bagatelliseert het gebruikt van alcohol. Bij terugkeer in de oude situatie zal cliënt weer alcohol gaan drinken met het ernstig nadeel zoals hierboven beschreven tot gevolg. Cliënt heeft 24 uurs toezicht, structuur en begeleiding nodig en daarnaast is nader onderzoek naar de ernst en de aard van cognitieve stoornissen gewenst voor bepaling van het verdere beleid.
2.10.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de opname en het verblijf. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat cliënt bereid is om op vrijwillige basis mee te werken aan verdere diagnostiek en behandeling.
2.11.
Hetgeen namens en door cliënt als verweer is aangevoerd doet aan het voorgaande niet af. Door de advocaat van cliënt is bepleit dat mocht het tot een toewijzen van het verzoek komen, de rechterlijke machtiging slechts moet worden toegewezen voor twee maanden. Gelet op de verklaring van de specialist ouderengeneeskunde en de afdelingsarts tijdens de mondelinge behandeling, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om het verzoek slechts voor twee maanden toe te wijzen. Het duurt zeker drie maanden alvorens de diagnose Korsakov definitief gesteld kan worden en als diagnose Korsakov wordt vastgesteld, dan is er sprake van een blijvend toestandsbeeld waarin geen verbetering valt te verwachten. Er moet dan gezocht worden naar een passende vervolgplek voor cliënt en daar is tijd voor nodig.
2.12.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, en geldt dus tot en met
22 januari 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 22 januari 2021.
3.3.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S.W. Lucassen, rechter, in tegenwoordigheid van
L. Stoevenbelt, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.