In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer en de besloten vennootschap Vion Scherpenzeel BV. De werknemer had een verzoek ingediend na een onterecht gegeven ontslag op staande voet. De kantonrechter oordeelde dat Vion niet in de bewijslast was geslaagd voor de dringende reden die aan het ontslag ten grondslag lag, waardoor het ontslag niet rechtsgeldig was. Vion werd veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding. De hoogte van de maandloon werd vastgesteld op € 3.187,64 bruto inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, en de transitievergoeding werd berekend op € 36.126,59 bruto. De werknemer verzocht om een billijke vergoeding van € 360.000,- bruto, maar de kantonrechter oordeelde dat de billijke vergoeding werd vastgesteld op € 45.000,- bruto, rekening houdend met de mate van verwijtbaarheid van Vion en de inkomens- en pensioenschade van de werknemer. De kantonrechter concludeerde dat de werknemer aan zijn schadebeperkingsplicht had voldaan door snel een andere baan te aanvaarden na het ontslag. Vion werd ook veroordeeld in de proceskosten.