2.1.Op 13 september 2019 is tussen [verzoeker] en [verweerder] een overeenkomst tot stand gekomen getiteld ‘Arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht voor bepaalde tijd (nul uren)’. In de overeenkomst is opgenomen:
“Artikel 1. Indiensttreding
1. Werkgever neemt werknemer in dienst in de functie van algemeen medewerker, één en ander in de ruimste zin van het woord, welk dienstverband werknemer aanvaardt.
2. Werkgever kan van werknemer verlangen ook andere werkzaamheden te verrichten dan die welke tot een normale uitoefening van haar functie behoren, indien en voor zover deze andere werkzaamheden redelijkerwijs van haar gevergd kunnen worden.
3. De arbeidsovereenkomst wordt in beginsel aangegaan voor nul uur per week. Indien geschikte werkzaamheden voor werknemer voor handen zijn, zal werkgever werknemer echter oproepen voor het verrichten van deze werkzaamheden. Werknemer verplicht zich om na deze oproep de werkzaamheden te verrichten.
(…)
Artikel 2. Contractduur/Proeftijd/Opzegging
1. De arbeidsovereenkomst is ingaande op 13 september 2019 en eindigend op 31 maart 2020.
2. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zal van rechtswege eindigen op voornoemde einddatum, zonder dat over en weer voorafgaande opzegging vereist zal zijn, tenzij werkgever uiterlijk één maand voor afloop van deze arbeidsovereenkomst aan werknemer kenbaar maakt de arbeidsovereenkomst te willen voortzetten. Het voorgaande dient te worden aangemerkt als een aanzegging in de zin van artikel 7:668 BW.
(…)
Artikel 3. Loon/Vakantietoeslag
1. Voor elk door werknemer gewerkt uur zal een vergoeding worden betaald ten bedrage van
€ 10,61 bruto per uur exclusief vakantietoeslag.
2. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 7:628 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek heeft werknemer de eerste zes maanden van de arbeidsovereenkomst slechts recht op loon indien en voor zover zij daadwerkelijk voor werkgever werkzaam is geweest.
Voorgaande ongeacht de vraag voor wiens risico de oorzaak van het niet verrichten van de werkzaamheden komt.
3. Werknemer ontvangt een vakantietoeslag van 8% over de door haar gewerkte uren. Uitbetaling van de vakantietoeslag vindt maandelijks plaats.
4. Ingeval van tussentijdse beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt het op de einddatum opgebouwde recht op vakantietoeslag uitgekeerd bij de eindafrekening.
5. Het salaris als bedoeld in lid 1 zal maandelijks binnen 5 dagen na het aflopen van de maand worden uitbetaald op een door werknemer aan te wijzen bankrekening.(…)”