Uitspraak
Gemeente Rheden
1.De procedure
2.De feiten
Sinds enige tijd ben ik eigenaar/bewoner van het pand [adres 1] (…) Aangezien dit pand uit twee geheel gescheiden wooneenhedenverblijfsobjecten bestaat en ik overweeg een van beide delen te verhuren, wil ik u verzoeken aan dit pand een tweede huisnummer toe te voegen: [nummer] .”
Opmerking
Wijzigingen brandcompartimentering is vergunningsplichtg.
Op 15 februari jl. heeft u geïnformeerd naar de mogelijkheid om een 2e huisnummer toe te voegen op het perceel [adres 1] . (…)
Uw brief van 24 april 2018 hebben wij in goede orde ontvangen. Hierin verzoekt u om een wettelijk en formeel besluit, zodat u daartegen bezwaar kunt maken.
Vergunning 28 juni 1988
Toelichting 28-8 brief constateringen verstuurd (informele brief vooraf aan handhavingstraject)
Afgelopen week ben ik bij u geweest ter controle van de brandscheiding die gerealiseerd moest worden tussen beide woningen. Tijdens deze controle had ik wat vragen over de toegepaste materialen bij de uitvoering van dit werk. Hierover heb ik contact gehad met uw aannemer [naam 2]. Uit dit contact is gebleken dat de juiste materialen zijn toegepast. Dit betekend dat ik het dossier mbt de brandscheiding sluit.
Zoals eerder aangegeven ben ik van mening dat uw college ten aanzien van mijn persoon een onrechtmatigde overheidsdaad als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijke Wetboek (BW) heeft begaan, niet door het nemen van een onrechtmatig besluit, maar or feitelijk handelen, te weten het mij herhaaldelijk en langdurig onjuist informeren met betrekking tot de status van mijn onroerend goed gelegen aan de [adres 2] in relatie tot het bestemmingsplan ‘Ellecom 2015’.
3.De vordering en het verweer
een niet rumoerig, liefst wat ouder alleenstaand persoon’) te vinden vanaf het moment dat de brandveiligheid in orde was.
4.De beoordeling
en ik overweeg een van beide delen te verhuren (…). In de email van 15 februari 2019 schreef [eiser] voorts dat
vanwege de dreiging met handhaving en dwangsommenhij niet over durfde te gaan tot verhuur. Die bedoelde dreiging vond volgens [eiser] plaats per email van de Gemeente van 10 april 2018 (zie 2.6.). Overwegen en aarzelen over het overgaan tot verhuur in de periode vanaf eind januari 2018 tot in ieder geval april 2018 is niet gelijk te stellen aan het (vermoedelijk) hebben kunnen verhuren vanaf 1 januari 2018. Een volgend element is dat [eiser] - na verweer door de Gemeente en meerdere schriftelijke rondes - tot op heden niet duidelijk heeft gemaakt of hij nu wel of geen huurovereenkomst is aangegaan met een derde, noch voor welk bedrag. [eiser] stelt dat hij niet durfde over te gaan tot verhuur. Hij legt een niet ondertekende huurovereenkomst over met als ingangsdatum 1 januari 2018, met daarbij een korte verklaring van de huurder, mevrouw Ates, van 1 februari 2019. In die verklaring van Ates staat weer dat de huurovereenkomst
was overeengekomenen dan
per 1 januari 2017. [eiser] stelt vervolgens enerzijds dat de beoogd huurder het niet aan durfde om het contract te tekenen en spreekt verderop van het
annulerenvan de huurovereenkomst. Verder heeft [eiser] niets toegelicht over hoe een en ander met de huurder is verlopen. Dit maakt dat het niet duidelijk is wat nu precies de afspraak was tussen [eiser] en de potentiele huurder, wanneer die afspraak is gemaakt en hoe en wanneer bleek dat deze geen doorgang kon hebben. In de huurovereenkomst zelf staat in artikel 5 bovendien als huursom zowel het bedrag € 700,- als € 900,-. Voorgaande in samenhang beschouwd en in het licht van het verweer van de Gemeente maakt dat niet voldoende overtuigend door [eiser] is aangevoerd, en dat lag wel op zijn weg, dat de vermoedelijke toestand was geweest dat hij de woning vanaf 1 januari 2018 had verhuurd voor € 900,- per maand
een niet rumoerig, liefst wat ouder alleenstaand persoon’, waarbij deze – zelfopgelegde – beperking het vinden van een huurder redelijkerwijs bemoeilijkt heeft en er daarom een causaal verband ontbreekt tussen die gestelde schade en de gestelde onrechtmatige daad. Ook om die reden is de vordering niet toewijsbaar.