ECLI:NL:RBGEL:2020:3030

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
C/05/366975 / KG ZA 20-81
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding koopovereenkomst door intreden ontbindende voorwaarde in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een kort geding tussen twee besloten vennootschappen, GRID Vastgoedontwikkeling B.V. en Fortu Beheer B.V., over de ontbinding van een koopovereenkomst. De eiser, GRID Vastgoedontwikkeling B.V., heeft een perceel grond verkocht aan Fortu Beheer B.V. onder een ontbindende voorwaarde die inhield dat de benodigde bestemmingsplanwijziging uiterlijk in 2019 onherroepelijk moest zijn. Door een beroep van omwonenden bij de Raad van State werd deze wijziging vertraagd, waardoor Fortu zich op de ontbindende voorwaarde beriep en stelde dat de overeenkomst van rechtswege was ontbonden. GRID Vastgoedontwikkeling B.V. betwistte dit en vorderde nakoming van de koopovereenkomst, terwijl Fortu in reconventie de terugbetaling van de waarborgsom en aanbetaling vorderde. De voorzieningenrechter oordeelde dat Fortu terecht een beroep deed op de ontbindende voorwaarde, omdat het voorzienbaar was dat de bestemmingsplanwijziging niet tijdig zou worden verkregen. De vorderingen van GRID Vastgoedontwikkeling B.V. werden afgewezen, en de vorderingen van Fortu in reconventie werden toegewezen, waarbij GRID werd veroordeeld tot medewerking aan de vrijgave van de waarborgsom en aanbetaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/366975 / KG ZA 20-81
Vonnis in kort geding van 26 mei 2020
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser]
statutair gevestigd te Beesd, kantoorhoudende te Culemborg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GRID VASTGOEDONTWIKKELING B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Heerhugowaard,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. W.J.T. Ursem te Alkmaar,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FORTU BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Beesd,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.W.K. Rameau te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en Fortu worden genoemd.

1.De procedure

in conventie en in reconventie

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 18
  • de vanwege de huidige Corona maatregelen vooraf toegezonden pleitnota tevens houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 3 van Fortu
  • de vanwege de huidige Corona maatregelen vooraf toegezonden pleitnota met productie 19 van [eiser]
  • de telefonische mondelinge behandeling van 12 mei 2020.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie

2.1.
[eiser]. en Grid Vastgoedontwikkeling B.V. zijn vastgoedontwikkelaars. Middellijk bestuurders van deze twee vennootschappen zijn respectievelijk de heer [eiser] (hierna: [eiser] ) en de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
2.2.
Fortu Beheer B.V. exploiteert een vennootschap die zich met name richt op verhuur van onroerend goed. Bestuurder van Fortu Beheer B.V. is de heer [naam bestuurder] (hierna: [bestuurder] ).
2.3.
[eiser] zijn eigenaar van een perceel grond gelegen aan de [adres] . Op 21 maart 2019 is tussen [eiser] en de gemeente West Betuwe een anterieure overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de herontwikkeling van dit perceel grond. In deze overeenkomst zijn tussen [eiser] en de gemeente West Betuwe afspraken vastgelegd met betrekking tot onder andere de ontwikkeling en realisatie van een bouwplan en de planning daarvan. De anterieure overeenkomst vermeldt onder meer het volgende:

Artikel 3 Verplichtingen van de Exploitant
De exploitant zal geheel voor eigen rekening en risico, maar in samenwerking van de Gemeente, een bouwplan, een inrichtingsplan vervaardigen aan de hand van het stedenbouwkundig advies “ [adres] datum 14-6-2018” en dat na goedkeuring door de Gemeente, uitwerken tot een bestemmingsplan.
(…)
Artikel 6 Planning
1. Exploitant zal uiterlijk zes (6) maanden na onherroepelijke omgevingsvergunning een aanvang maken met de werkzaamheden en zal het gehele bouwplan binnen 18 (achttien) maanden na aanvang van de werkzaamheden voltooid hebben.
(…)’
2.4.
[eiser] hebben vervolgens conform artikel 3 van de anterieure overeenkomst een nieuw bestemmingsplan voor het perceel uitgewerkt en bij de gemeente West Betuwe een aanvraag voor de wijziging van het voor het perceel geldende bestemmingsplan ingediend, met als doel op het perceel twee woningen te ontwikkelen bestemd voor verkoop aan derden. De gemeente West Betuwe heeft bij besluit van 10 juli 2019 met de bestemmingsplanwijziging ingestemd. Dit besluit is op 11 juli 2019 gepubliceerd.
2.5.
Op 12 juli 2019 is tussen [eiser] en Fortu een koopovereenkomst tot stand gekomen, waarbij [eiser] het perceel grond met de zich daarop bevindende loods, plaatselijk bekend als Beesd, gemeente Geldermalsen, nabij [adres] , tegen een koopsom van € 384.000,00 aan Fortu hebben verkocht. Deze koopovereenkomst vermeldt onder meer het volgende:
‘(…)
Ontbindende voorwaarde(n)
Artikel 7
De Koop geschiedt onder de ontbindende voorwaarde(n):
1. De koopovereenkomst is van rechtswege ontbonden indien voorzienbaar wordt dat de benodigde bestemmingsplanwijziging vanwege de behandeling van ingediende zienswijzen, bezwaren en/of beroep niet uiterlijk in 2019 kan worden verkregen.
(…)
Waarborg
Artikel 8
Tot meerdere zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen zal Koper te zijner keuze:
- een waarborgsom ten belope van
negentienduizend tweehonderd euro
(€ 19.200,00),te voldoen op de Kwaliteitsrekening;
of
- een schriftelijke bankgarantie doen stellen ten belope? van
negentienduizend tweehonderd euro (€ 19.200,00);
zulks uiterlijk
dertig (30) dagenna ondertekening van deze koopovereenkomst.
Koper dient
voorhet ondertekenen van deze koopovereenkomst een aanbetaling van vijf procent (5%) van de koopsom op de Kwaliteitsrekening van de notaris te storten.
Levering
Artikel 9
De leveringsakte zal worden verleden uiterlijk
zes wekennadat het bestemmingsplan “ [adres] ” onherroepelijk is geworden of zoveel eerder of later als Koper en Verkoper nader zullen overeenkomen, ten overstaan van de Notaris.
De publicatiedatum is 11 juli 2019, zodat het einde van de bezwaartermijn
21 augustus 2019 is. Uitgaande van geen beroep zal de levering zijn op uiterlijk
2 oktober 2019.
(…)’
2.6.
Fortu heeft conform artikel 8 van de koopovereenkomst de waarborgsom van
€ 19.200,00 en de aanbetaling van € 19.200,00, aldus in totaal € 38.400,00, op de Kwaliteitsrekening van de notaris gestort.
2.7.
Vervolgens is gebleken dat twee omwonenden van het perceel in Beesd bij de Raad van State gezamenlijk beroep hebben ingesteld tegen het besluit tot wijziging van het bestemmingsplan. Bij e-mailbericht van 16 oktober 2019 heeft [naam 1] namens [eiser] aan Fortu bericht dat hij verwachtte dat het beroep op korte termijn niet-ontvankelijk zou worden verklaard, waarna de bestemmingsplanwijziging (alsnog) definitief zou worden.
2.8.
Bij e-mailbericht van 12 december 2019 heeft [naam 1] namens [eiser] aan Fortu onder meer het volgende geschreven:
‘(…) Vorige week is duidelijk geworden dat de Raad van State het beroep op zitting gaat behandelen. Volgens indiener van het beroep is de officiële publicatie rondom het bestemmingsplan niet duidelijk geweest en Raad van State vindt het niet evident genoeg dat dit correct is gegaan. Vandaar dat zij dit op zitting willen behandelen. (…)
Inmiddels is ook duidelijk geworden wat het beroepschrift inhoudelijk betreft. Het is beroepschrift is ingediend door twee achterburen aan de huis ter beestlaan, die met hun achtertuin direct aan de locatie grenzen. Het beroepschrift geeft vrij vertaald aan dat de buren liever geen enkel bebouwing meer hadden gehad achter hun woning en dat zij zich met name zorgen maken over privacy in de vorm van ramen vanuit de toekomstige woningen die uitkijken op hun terrein en woning. Wij zijn bereid met deze buren een gesprek aan te gaan om te zien of er mogelijkheden zijn afspraken te maken, waarmee zij voldoende comfort hebben bij de ontwikkeling en een behandeling van het beroep niet langer nodig is. Graag zouden we met jou willen afstemmen of jij dat ook zinvol vindt.
Uit het contact met de Raad van State is gebleken dat de behandeling van het beroep hoogstwaarschijnlijk 4 maart pas plaats kan vinden. Men kijkt bij Raad van State nog naar een mogelijkheid voor een eerdere behandeling, maar konden daar geen toezegging over doen. Duidelijk is dat de behandeling in 2020 zal plaatsvinden. Onze overeenkomst ziet er nu op toe dat de bestemming dit jaar onherroepelijk zou zijn. Wij zijn bereid om deze termijn in de koopovereenkomst te verlengen tot maart 2020, zodat we de originele afspraken met jou kunnen nakomen.
Graag vernemen wij op korte termijn of je het eens bent met verlenging van de overeenkomst tot maart 2020, zodat we dat tijdig kunnen regelen.
(…)’
2.9.
In reactie daarop heeft [eiser] namens Fortu bij e-mailbericht van diezelfde dag het volgende aan [eiser] bericht:
‘Middels deze mail bevestig ik je mailbericht van hedenochtend 8.24 uur waarin jij stelt dat de bestemming dit jaar niet onherroepelijk zal zijn van de locatie [adres]
Gezien het gestelde in onze koopovereenkomst in artikel 7 lid 1, stel ik op verdere verlenging van deze overeenkomst geen prijs.
Ik wens je veel succes met de verdere afwikkeling van de procedure.’
2.10.
Eveneens bij e-mailbericht van 12 december 2019 heeft [eiser] namens Fortu de notaris verzocht de reeds gestorte waarborgsom en aanbetaling te restitueren. De notaris is daartoe niet overgegaan.
2.11.
[eiser] en [naam 1] zijn in de periode daarna in gesprek gegaan met de omwonenden die het beroep bij de Raad van State hebben ingesteld. Dit heeft er uiteindelijk toe geleid dat die omwonenden het beroep op 31 december 2019 hebben ingetrokken. Bij e-mailbericht van deze zelfde datum heeft [naam 1] namens [eiser] het volgende aan Fortu bericht:
‘Op de valreep in 2019 kunnen wij nog een positief bericht delen met betrekking tot het bestemmingsplan Achterstraat 32a, te Beesd. De afgelopen dagen hebben met de buren overleg gevoerd met als resultante dat zij het beroep ten aanzien van het bestemmingsplan hebben ingetrokken. Bijgaand hebben vindt je de bijbehorende brief die is verzonden aan Raad van State. Daarmee zijn nu alle obstakels weggenomen om over te gaan tot levering. Graag zouden we begin januari afstemmen met betrekking tot de definitieve leveringsdatum. (…)’
2.12.
Namens Fortu is niet op dit e-mailbericht gereageerd. De notaris heeft Fortu op
17 januari 2020 uitgenodigd voor de levering van het perceel grond op dinsdag
11 februari 2020. De notaris heeft vervolgens een conceptleveringsakte opgesteld en naar partijen verzonden.
2.13.
Bij brief van 7 februari 2020 heeft de advocaat van Fortu aan de notaris bericht dat de overeenkomst door het intreden van de ontbindende voorwaarde van rechtswege is ontbonden en dat van levering van het perceel aan Fortu daarom geen sprake kan zijn. Fortu is op 11 februari 2020 niet bij de notaris verschenen.
2.14.
Bij deurwaardersexploot van 12 februari 2020 is Fortu namens [eiser] gesommeerd mee te werken aan de overdracht van het betreffende perceel grond in Beesd.
2.15.
Namens Fortu is in reactie daarop bij brief van 19 februari 2020 een bevestiging verzocht dat de eerder tussen partijen gesloten koopovereenkomst van rechtswege is ontbonden. Die bevestiging hebben [eiser] niet gegeven.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I Fortu te veroordelen om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de koopovereenkomst na te komen en wel door mee te werken aan de (notariële) levering van de onroerende zaken gelegen te ( [postcode 1] Beesd, gemeente West Betuwe, kadastraal bekend gemeente Beesd, [nummer 1] en sectie [nummer 2] , plaatselijk bekend als Beesd, gemeente West Betuwe, voorheen gemeente Geldermalsen, nabij [adres] conform de bepalingen van de koopovereenkomst en conform de bepalingen van het concept van de akte van levering welke als productie 15 aan de dagvaarding is gehecht, tegen betaling van de koopprijs door Fortu aan [eiser] van € 384.000,00 k.k.;
II Fortu te veroordelen om aan [eiser] een dwangsom te betalen van
€ 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Fortu na betekening van dit vonnis haar medewerking aan de onder I bepaalde verplichting tot nakoming van de overeenkomst en tot het verlenen van medewerking aan de (notariële) levering van de onder I benoemde onroerende zaken, niet verleent, tot een maximum van € 1.000.000,00;
III Fortu te veroordelen om aan [eiser] te betalen de onmiddellijk opeisbare boete van 3 promille over € 384.000,00, te weten een bedrag van € 1.152,00 per dag, vanaf de dag dat Fortu in verzuim is met de afname van de onroerende zaken, zijnde
21 februari 2020, tot de dag van nakoming;
IV Fortu te gebieden om te gehengen en gedogen dat van de onder III bepaalde onmiddellijk opeisbare boete van 3 promille over € 384.000,00, te weten een bedrag van
€ 1.152,00 per dag, vanaf de dag dat Fortu in verzuim is met de afname van de onroerende zaken, zijnde 21 februari 2020, tot de dag van nakoming, vooreerst door de notaris, [naam 3] verbonden aan het kantoor [naam 4], [adres], gemeente West Betuwe, aan [eiser] een bedrag van
€ 38.400,00 wordt uitbetaald van het door Fortu op de Kwaliteitsrekening van de notaris gestorte bedrag van € 38.400,00, welk bedrag in mindering strekt op de onder III bepaalde onmiddellijk opeisbare boete;
V Fortu te veroordelen om ter zake van vergoeding van de buitengerechtelijke kosten aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.695,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag, vanaf 21 februari 2020, althans 26 februari 2020, althans vanaf een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
VI Fortu te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Fortu voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.
in reconventie
3.4.
Fortu vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I [eiser] te gebieden om binnen vijf kalenderdagen na de datum van dit vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan vrijgave van de waarborgsom en de aanbetaling (totaal € 38.400,00), onder meer door het doen van een schriftelijke mededeling aan notaris [naam 4] dat de koopovereenkomst conform de ontbindende voorwaarde van rechtswege is ontbonden en dat de waarborgsom en aanbetaling aan Fortu kunnen worden uitgekeerd;
II aan [eiser] een dwangsom op te leggen van € 250,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat zij in gebreke blijven met het voldoen aan het hiervoor onder I aan hen opgelegde gebod;
III [eiser] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.5.
[eiser] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en in reconventie

4.1.
Vanwege de samenhang tussen de vorderingen in conventie en de vordering in reconventie, zullen deze vorderingen hierna gezamenlijk worden behandeld.
4.2.
Het spoedeisend belang vloeit voldoende uit het gevorderde voort.
4.3.
De partijen verschillen in hoofdzaak van mening over de vraag of Fortu een terecht beroep heeft gedaan op de ontbindende voorwaarde van artikel 7.1 van de koopovereenkomst. Fortu beroept zich erop dat toen op 12 december 2019 duidelijk werd dat het tegen de bestemmingsplanwijziging ingestelde beroep door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) pas in 2020 (vermoedelijk op
4 maart 2020) zou worden behandeld, voorzienbaar was geworden dat de benodigde bestemmingsplanwijziging niet uiterlijk in 2019 kon worden verkregen en de koopovereenkomst toen van rechtswege was ontbonden. Volgens [eiser] is door intrekking van het beroep tegen de bestemmingsplanwijziging, de wijziging van het bestemmingsplan op 31 december 2019 alsnog (onherroepelijk) in 2019 tot stand gekomen en kan er van vervulling van de ontbindende voorwaarde daarom geen sprake zijn.
4.4.
Deze standpunten van de partijen doen vragen van uitleg van artikel 7.1 van de koopovereenkomst rijzen, die moeten worden beantwoord aan de hand van de daarvoor geldende maatstaven. In de visie van [eiser] houdt artikel 7.1 in wezen in dat de ontbindende voorwaarde (eerst) in vervulling gaat indien de wijziging van het bestemmingsplan niet uiterlijk op 31 december 2019 onherroepelijk tot stand komt. Dat zou op zichzelf een zinnige en niet ongebruikelijke ontbindende voorwaarde kunnen zijn in een overeenkomst als deze. Dit is echter niet wat er in artikel 7.1 staat. In artikel 7.1 staat dat de ontbindende voorwaarde intreedt indien
voorzienbaarwordt dat de benodigde bestemminsplanwijziging vanwege de behandeling van ingediende zienswijzen, bezwaren en/of beroep niet uiterlijk in 2019 kan worden verkregen. Volgens deze bewoordingen, die op zichzelf duidelijk en niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, is het intreden van de ontbindende voorwaarde gekoppeld aan het voorzienbaar worden hiervan. Als [eiser] hiermee iets anders beoogden dan er staat, hadden zij dat voor of bij het sluiten van de overeenkomst aan Fortu duidelijk moeten maken. Dat hebben zij niet gedaan. De heren [eiser] en [naam 1] hebben bij de zitting verklaard dat het contract door een jurist van hen is opgesteld en dat over de formulering of de bedoeling van artikel 7.1 niet met Fortu is gesproken. Dat laatste heeft [eiser] namens Fortu ter zitting ook bevestigd. Bij gebreke daarvan hoefde Fortu het bepaalde in artikel 7.1 niet anders op te vatten dan volgens de duidelijke bewoordingen, die aan de ontbindende voorwaarde ook een heel zinnige betekenis geven. Als op enig moment in de loop van 2019 voorzienbaar wordt dat de wijziging van het bestemmingsplan in 2019 niet rond komt, dan is de overeenkomst van rechtswege ontbonden. De koper, Fortu, kan er zeer wel belang bij hebben dat de overeenkomst reeds dan ontbonden is zonder dat behoeft te worden gewacht tot eind 2019.
4.5.
De gang van zaken in het najaar van 2019 hoefde Fortu ook niet op de gedachte te brengen dat [eiser] iets anders voor ogen stond bij artikel 7.1. Uit de e-mail van [eiser] van 12 december 2019 moet worden afgeleid dat de ingetreden situatie in hun visie ‘een verlenging van de overeenkomst tot maart 2020’ nodig maakte. Ter zitting hebben [eiser] en [naam 1] toegelicht dat zij daarbij een verlenging van de termijn van de ontbindende voorwaarde van artikel 7.1 op het oog hadden. Uit die e-mail hoefde Fortu niet af te leiden dat [eiser] van mening waren dat de ontbindende voorwaarde pas op
31 december 2019 zou kunnen intreden indien het bestemmingsplan dan niet onherroepelijk zou zijn gewijzigd. Er deed zich op dat moment ook de situatie voor die in artikel 7.1 is voorzien, te weten dat voorzienbaar was dat de wijziging van het bestemmingsplan in 2019 niet meer tot stand zou komen vanwege een daartegen ingesteld beroep. Met de mededeling van [eiser] in de e-mail van 12 december 2019 dat het beroep pas in 2020 zou worden behandeld, en vermoedelijk pas op 4 maart 2020, werd dat voor beide partijen objectief voorzienbaar. Daarmee was aan artikel 7.1 voldaan. De e-mail van 12 december 2019 van Fortu aan [eiser] kan redelijkerwijze niet anders worden opgevat dan dat Fortu toen een beroep heeft gedaan op het intreden van de ontbindende voorwaarde. [eiser] moesten dat ook zo begrijpen. Dat de bestemmingsplanwijziging later alsnog op 31 december 2019 tot stand is gekomen doordat het beroep alsnog werd ingetrokken, kon hieraan niet meer afdoen.
4.6.
Het valt niet in te zien waarom het beroep op het intreden van de ontbindende voorwaarde in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet aanvaardbaar zou zijn of misbruik van bevoegdheid zou opleveren. Ter zitting is namens Fortu uitgelegd dat Fortu een financieringsvoorstel van de ING-bank had dat uiterlijk 15 december 2019 moest worden geaccepteerd en dat niet verder verlengd zou kunnen worden. Namens [eiser] is wel verklaard dat haar daarvan niets bekend was, maar het is overigens niet gemotiveerd betwist. In aanmerking genomen dat Fortu de ontbindende voorwaarde op goede gronden mocht begrijpen zoals zij heeft gedaan, had zij er om deze reden ook een redelijk belang bij om bij de ingetreden ontbinding te blijven en was geen sprake van onevenredigheid met het belang van [eiser] bij uitvoering van de overeenkomst dat daardoor werd geschaad.
4.7.
In het kader van een belangenafweging verdient nog vermelding dat ter zitting is verklaard dat [eiser] , die bij afwijzing van de vorderingen blijven zitten met het bouwperceel en de verplichtingen jegens de gemeente uit hoofde van de anterieure overeenkomst, door de gemeente vooralsnog niet met dreiging van (rechts)maatregelen zijn aangeschreven tot nakoming daarvan. Ook overigens is niet gesteld of gebleken dat [eiser] op korte termijn ernstig nadeel zullen ondervinden indien de kavel niet door Fortu wordt afgenomen. Daar staat tegenover dat Fortu thans kennelijk niet meer over de financiering beschikt om de grond af te nemen en verder te ontwikkelen. Het is om deze redenen dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de kosten. Deze kosten worden tot op heden begroot op:
  • griffierecht € 2.042,00
  • salaris advocaat
Totaal € 3.022,00
4.8.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden.
4.9.
Uit de afwijzing van de vorderingen in conventie volgt dat Fortu aanspraak heeft op terugbetaling van de waarborgsom en de aanbetaling. Dit betreft een geldvordering waarvan het bestaan ruimschoots aannemelijk is en ten aanzien waarvan niet is gesteld dat er een restitutierisico is bij toewijzing. Onder die omstandigheden heeft Fortu er een voldoende spoedeisend belang bij weer over de gelden te kunnen beschikken. De vordering in reconventie is daarmee toewijsbaar. Aangezien die inhoudt dat opdracht aan een derde gegeven moet worden tot uitbetaling, kan de veroordeling ook versterkt worden met een dwangsom.
4.10.
[eiser] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de reconventie. Deze kosten worden aan de zijde van Fortu tot op heden begroot op (0,5 punt x tarief € 980,00 =) € 490,00 aan salaris advocaat. De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Fortu tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 3.022,00, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [eiser] binnen vijf werkdagen na de datum van dit vonnis alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan vrijgave van de waarborgsom en de aanbetaling (totaal € 38.400,00), onder meer door het doen van een schriftelijke mededeling aan notaris [naam 4] dat de koopovereenkomst conform de ontbindende voorwaarde van rechtswege is ontbonden en dat de waarborgsom en aanbetaling aan Fortu kunnen worden uitgekeerd,
5.5.
veroordeelt [eiser] tot betaling van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of ieder dagdeel dat [eiser] in gebreke blijven met het voldoen aan het onder 5.4. bedoelde gebod, tot een maximum van € 40.000,00 is bereikt,
5.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Fortu tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 490,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van algehele betaling,
5.7.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.H.J. Krijnen op 26 mei 2020.